Organisch gegroeid, oververhit

Van Italië weet je dat de natuur er altijd al kurkdroog bij ligt onder het witte licht van de felle zomerzon. In Oostenrijk zien de bergweiden nog steeds fris groen.

Organisch gegroeid, oververhit

Maar in Duitsland, op de rechteroever van de Rijn, zien de bossen er over tientallen kilometers uit alsof het herfst is in augustus, het groen weggeveegd door dorre bruine en gele vuurtinten. In onze gematigde contreien is de aarde oververhit en uitgedroogd. De gemiddelde gedachtegang van wetenschappers en van brede lagen van de bevolking is dat wij het hebben gedaan. Wij, mensen, hebben door onze manier van leven de hele levende aarde in een toestand van oververhitting gebracht.

 

Oververhitting ontstaat bij een teveel. Te veel wrijving in een kogellager. Te veel elektrische stroom door een koperdraad. Te veel straling in een kernreactor. Het gaat altijd om energie. Te veel … wat doen wij mensen te veel? En wat zou dus de juiste maat zijn?

Misschien kijken we het best eerst nog eens naar de aarde. In het niet-verbonden denken – ik als subject neem de aarde waar als een object buiten mij – is de aarde een gekristalliseerde materiebol met een dikke kristallijnen laag rond een vloeibare bol met een vurige kern. Wij mensen zijn een levensvorm die over het aardoppervlak beweegt, er af en toe in krast of er minerale delen aan onttrekt. Zoals steenkool, aardolie, aardgas, de in gekristalliseerde vorm opgeslagen energie van de zon. Het is het gebruik van die energievoorraden die voor de mensheid de grote sprong naar ‘te veel’ mogelijk heeft gemaakt.

In het verbonden denken ziet de aarde er allicht anders uit. De vuurbol met zijn gekristalliseerde buitenkant is een onderdeel van het zonnestelsel. Het zonnelicht maakt leven mogelijk op deze bol en leidt dat leven in zijn ontwikkeling. Op de aarde is er een gevoelig evenwicht tussen land en water, continenten en oceanen. Het leven is ontstaan in het water, in steeds complexere vormen. Hogere levensvormen zullen op een bepaald moment het water verlaten en zich verder ontwikkelen op het land. Sommige zullen later weerkeren naar de oceaan, mét hun inmiddels verfijnde bewustzijn. Uit die hele evolutie groeit uiteindelijk de mens, als een levensvorm van de aarde die de menselijke ziel kan dragen, die van elders komt.

Het mens-dier maakt in kleine aantallen deel uit van het levend organisme van de aardbol met zijn myriaden levensvormen. Hij maakt deel van uit, hij is verbonden met. Hij is één met dat grote leven. Hij is twee omdat zijn ziel van elders komt.

De heilige aarde… Welke beelden komen je voor de ogen als je deze uitdrukking hoort? Een rijkelijk vruchtdragende natuur waarin kleine gemeenschappen van mensen hun levens leiden in harmonie met de tamme en de wilde dieren. De schoonheid van bloemen en bloesems, van varens en bomen op een schitterend gebeeldhouwde aardbodem. Alles doorstroomd van sprankelend, wervelend, helder water in beekjes en rivieren, dat in samenklank met het warme zonnelicht het leven draagt. De mens leunend, op minimale technologie.

Je vindt die heilige aarde heel mooi beschreven in de sci-fi roman van Doris Lessing, Shikasta. Rohanda is de heilige planeet waarop de mensen, geleid door hoger ontwikkelde zielen, hun levens en steden vormgeven in harmonische samenklank met de muziek der sferen. De mensen trillen bewust mee in het organische leven van het heelal. In de roman zal de aarde vervallen tot Shikasta, een naam met de sisklanken van het serpent. De val gebeurt heel geleidelijk onder invloed van een kleine verschuiving in de planeetstanden en van een stoorzender van weer andere bovenmenselijke wezens. En de mensen herinneren zich Rohanda. En de mensen zijn gelukkig als ze aan Rohanda herinnerd worden in de grote verhalen. En de mensen vergeten Rohanda. Zij kennen enkel nog de kille, afgescheiden strijd om te overleven in een wereld waarin dan ook de grote verhalen vóór de volgende bocht in de tijd scheefgetrokken worden en als nietszeggend vergeten. Tot hier de vertelling van Doris Lessing.

De mensen trillen bewust mee in het heelal. Bewustzijn is de vrucht van de aarde. Wij, mensen, zijn geroepen die vrucht voort te brengen, geboorte te geven aan een menselijk bewustzijn dat trilt in de vibraties van het al. Zoals in de getrokken lijn van het cijfer zes de menselijke zielen indalen in de bol van de aarde zal zich in het cijfer negen het licht van een hoger eenheidsbewustzijn weer los maken van de aarde. Deze ontwikkelingscyclus is dan volbracht.

J. van Rijckenborgh schrijft in zijn boek Christianopolis (p.84 e.v.):

En God zeide: Laat ons mensen maken naar ons beeld, naar onze gelijkenis, en dat zij heerschappij hebben over alle natuurrijken. En God schiep de mens naar zijn beeld, naar het beeld van God schiep hij hem; man en vrouw schiep hij ze. En God zegende hen en zeide: Wees vruchtbaar, breng voort als een vuurgeest, en vervul de aarde en onderwerp haar. En God zag al wat hij gemaakt had en zie, het was zeer goed.

Toen kwamen de mensen en zij verscheurden elkander levend met de handklauwen.
Toen kwamen de mensen en zij regen elkander aan het mes.
Toen kwamen de mensen en zij schoten elkander aan flarden.
Toen kwamen de mensen en met behulp der zwarte religie, die vanuit haar riolen en met behulp van de kunst die het al in begoocheling gevangen houdt en met behulp van de wetenschap die alles bedenkt wat tot vernietiging dient, moordden zij op grote schaal.
Toen kwamen de mensen en hun priesters zegenden de moordenaars en hun kunstenaars bepleisterden de graven met blanke marmeren standbeelden en de krankzinnige intellectuelen werden gedecoreerd.
En van de aarde ontsnapt een gil die de hemelen scheurt, een gil van angst en intens lijden van mensen, veroorzaakt door mensen. Zo hervinden wij onszelf ziende onze gebroken realiteit. Wij zien onszelf als kinderen Gods, van wie eenmaal gezegd is: En God zag al wat hij gemaakt had en zie, het was zeer goed.
Als u dat begrijpt, dat het in den beginne zeer, zeer goed was, dan ontdekt u dat we naar ons diepste wezen toegerust zijn met onmetelijke krachten. Dan ontdekt u dat we afscheid moeten nemen van alle begoochelingen, van alle zwarte omstrengelingen, van deze gehele wereld van onzuiverheden. Dat we vreemdelingen moeten worden ten opzichte van deze verzondigde natuur in al haar gebroken uitingen van kunst, wetenschap en religie. En dat we opnieuw geboren moeten worden om God, onze schepper te vinden, en het Godsplan met wereld en mensheid te leren kennen.

Genesis is een van de oude verhalen die pogen ons te herinneren aan onze oorsprong en taak. De auteur schetst heel scherp de toestand waarin wij mensen zijn aangeland door de verbreking van ons kleine bewustzijn van het grote plan. Door het prioriteit geven aan het kleine bewustzijn en zijn drang om te blijven bestaan, zijn drang naar de eeuwigheid. Die prioriteit heet ego of ik. Die prioriteit leidt tot teveel. Die prioriteit leidt tot oververhitting.

De Amerikaanse botanicus L.H. Bailey publiceerde in 1915 een boekje onder de titel De Heilige Aarde. Het boekje bevat enkele interessante uitspraken over de mens en de heilige aarde.

Onze relatie met de planeet moet in de sfeer van de geest worden getild. Op geen enkele andere manier kunnen wij werkelijk nuttig zijn. De tendens is om verder en verder verwijderd te geraken van de eeuwigdurende achtergronden. Onze religie is losgekoppeld geraakt. De grote ontdekkingen en uitvindingen van deze tijd hebben een belangrijke sociale betekenis. Toch hebben wij andere relaties dan met het fysieke en statische. We zijn delen van een gevoelig levende schepping. Het thema evolutie heeft onze verhouding tot die schepping op zijn kop gezet. De levende schepping is niet uitsluitend mens-georiënteerd. Zij is biocentrisch.

We kunnen de essentiële continuïteit waarnemen in de natuur, die eerder van binnenuit voortkomt dan van buitenaf. De levensvormen ontwikkelen zich immers opwaarts en voorwaarts in zoiets als een machtig plan. De mens is slechts één onderdeel van dat proces. Wij hebben een genetische relatie met al wat leeft en onze adel is de adel van de natuur. De schepping, en niet de mens is de norm.

Het ultieme doel van het gebruik van het land is de ontwikkeling van het volk. Het is onze opdracht bij het omgaan met de hulpbronnen van de aarde om in het collectief de hoogste uitdrukking te ontwikkelen van het plichtsbesef dat in een individu kan gevonden worden.

Een nuttig contact met de aarde plaatst de mens niet als superieur ten opzichte van de natuur maar als een superieure intelligentie die bewust, en dus verantwoordelijk op de natuur inwerkt als een deel van het plan, dat een voortdurende schepping dient te zijn. De remedie tegen sommige vormen van gestoord futurisme en illusie ligt erin de mens te confronteren met de feiten: hij zou kevers of bodemkwaliteiten kunnen bestuderen of voortstappen aan de handgreep van de ploeg tot de voorwerpen van zijn ijver hun natuurlijke vorm en betekenis aannemen in zijn bewustzijn.

De laatste zinnen lezen als de taakstelling van alchemie. Uit het om den brode omgaan met de materie vindt in de magisch levende mens een bewustzijnstransformatie plaats. In die transformatie hervinden zowel de mens als de materie hun plaats in het grote plan. Op die manier worden zij beide geheeld en dus heilig. De relatie tussen mens en materie berust dan op de juiste maat. De oververhitting vermindert, de temperatuur daalt. Hij bereikt opnieuw de 37 graden Celsius die staan voor menselijk leven.

Ook de minerale aarde is levend. De verdeling van elementen in de aardkorst is intelligent en evoluerend. Die verdeling gaat in interactie met het bewustzijn van de waarnemende mens. Er komen nieuwe kristallen aan het aardoppervlak. Zij worden zichtbaar en hun invloed op de mens bewust. Heel oude kristallen zijn de diamanten. Ooit viel een sterrenregen in de dan nog niet zo verdichte aarde. De stromingen in de dik vloeibare aardkorst brachten al die zaaikristallen die van elders kwamen diep in de aarde. Onder hoge druk en temperatuur en over heel lange tijden groeien die heel kleine kristallen tot diamant. Dat is koolstof geschikt in een bijzondere kristalstructuur. Transparant en met een bijzondere interactie met invallend licht. Soms brengt de aarde die diamanten aan het oppervlak. Ook dat heeft tijd nodig, veel tijd. Stromend water spoelt daarna traag maar zeker die opgestuwde kegel van materie uit. De diamanten zullen terug te vinden zijn als een wolk van lichtkristallen stroomafwaarts, voor het uitzeven en oprapen. Voor het spreiden van het licht van de zon tot sprankelende minuscule regenboogjes. Diamant vertelt het verhaal van de mens. Die als het cijfer zes diep in de aarde dringt. Die onder invloed van druk, temperatuur en veel tijd kan worden omgezet van de zwarte steenkool tot de transparante diamant. Die door de aarde naar het oppervlak gestuwd wordt, uitgewassen, tot rust komt in de bedding van de stroom. Waar hij door het licht gevonden wordt om het in de zeven kleuren te spreiden. Dan wordt hij als de negen. Er is slechts één voorwaarde: laat het teveel achter. Je ziel komt van elders.

 

Literatuuropgave:

Lessing, Doris, Canopus in Argos: archives. Re: colonised planet 5 Shikasta, Grafton Books 1981

Rijckenborgh, J. van, Christianopolis, Rozekruis Pers, Haarlem 2019, p84 e.v.

Bailey, L.H., The holy earth, Charles Scribner’s sons, New York 1915

Print Friendly, PDF & Email

Deel dit artikel

Artikel informatie

Datum: januari 30, 2023
Auteur: Eric Op 't Eynde (Belgium)
Foto: Peter Schmidt on Pixabay CCO

Featured image: