De clown doorloopt alle rollen. Gemoedsrust wordt zijn metgezel: een kleine, serene ruimte in zijn hart waar hij zich kan terugtrekken te midden van de drukte van elke rol.
Sereen is de vroege ochtend, net voor de actie begint. Sereen is een zonovergoten grasplek in het bos. Een gotische kathedraal vol kleurvlekken van de zon door de sierlijk hoge ramen tussen de spitse bogen metselwerk. Sereniteit is een heel beeldend woord.
Een van de synoniemen voor het woord in het Nederlands is: gemoedsrust. Dat verplaatst de notie sereniteit van de begeleidende omgeving naar de innerlijke toestand van de mens in die omgeving. Het gemoed is in rust. Betekent dat dat die mens in meditatie verzonken moet zijn om die rust te bereiken, volkomen lichamelijk inactief? Of kan ik zo handelen dat mijn gemoedsrust daarbij niet wordt verstoord? Of kan ik actief leven waarbij mijn gemoed tot rust komt ?
Keren we terug naar de beelden. Niet van de omgeving nu. Wel van de toestand van de mensenziel, zoals zij afgebeeld wordt in de Tarot de Marseille. Als de reeks van 22 grote arcana’s een afbeelding zijn van het zielepad van de mens, zouden we daarin ook de idee van gemoedsrust moeten kunnen ontdekken. De lezer kan speels de oefening zelf doen: waar zie ik gemoedsrust afgebeeld? Zijn selectie van afbeeldingen vertelt hem dan iets over zijn gemoedstoestand van het moment. Of, als hij niet helemaal coherent is, over zijn denkbeeldige gemoedstoestand van het moment. Naar het schrijven van dit stukje toe kwam de suggestie van de clown – in de Tarot de Marseille: le Mat – als afbeelding van sereniteit. In het overdenken van dit stuk sprak heel sterk de Gehangene – le Pendu.
Als ik de 22 opeenvolgende arcana’s doorneem vanuit de idee van gemoedsrust, vallen de Heremiet (VIIII) en de Ster (XVII) op. De Heremiet of Kluizenaar is de wijze oude man met zijn rode pelgrimsstaf die met zijn rechterhand hoog een lamp optilt om na hem komende reizigers de weg te wijzen. Op de Ster is een naakte vrouw met gouden haren afgebeeld die onder de sterrenhemel water laat stromen uit de kruiken in haar beide handen. Ook zij kijkt naar links, naar hen die na haar komen. De oude man en de vrouw zijn geconcentreerd actief in het zorg dragen voor andere reizigers op het pad. Of zij dit doen uit een rustig gemoed is niet echt afgebeeld. Wel spreekt er een zekere rust in hun actie. De oude man zou de wijsheid kunnen doorgeven die hij reeds op zijn levensweg mocht ontdekken of ontvangen. Hij laat zijn licht schijnen in het duister. De kwaliteit van zijn ziel wijst de weg. De vrouw, naakt in vol vertrouwen, giet wat zij van de kosmos mag ontvangen uit voor wie ernaar dorsten zou. Zij is de Watervrouw, de ziel in werkelijke zieleactie. Bevrijdend werk in de verbinding tussen hemel en aarde.
Bij het gaan van de zieleweg maakt de ziel een volkomen transformatie door. Enkel door die transformatie, die fundamentele omkering, zal zij haar rol kunnen spelen in het bevrijden van mensenzielen uit deze wereld. Ook vóór dat punt van omkering verwerft zij op haar weg zielekwaliteiten die zij in zal zetten in haar werk. Levenservaring en doorleefde wijsheidsleer kunnen met andere mensen onderweg gedeeld worden. De Kluizenaar met nummer 9 is daarvan een afbeelding. Na de omkering is de ziel essentieel veranderd. De Ster met nummer 17 beeldt het werken af zoals het daarna gebeurt. De Ziel is vertrouwen geworden in de hemel en op aarde. Zij heeft geen dure mantels, geen gouden symbolen van macht meer nodig. Zij transformeert wat zij ontvangt en schenkt het weg.
De Ziel zal verder in de reeks nogmaals afgebeeld worden als een naakte vrouw in de arcana die de Wereld heet. Daar danst zij omgeven door een lauwerkrans. Zij verenigt in zichzelf het meesterschap over de mannelijke staf en het vrouwelijke kruikje in haar beide handen. Zij is meester over de vier ethers die worden verbeeld door wat wij ook kennen als de symbolen van de vier evangelisten: de os, de leeuw, de adelaar en de engel. Zij is ziel in meesterschap.
Sereniteit. Gemoedsrust. Een keerpunt in het gaan van de ziel.
Wie is de clown, le Mat? Zijn arcana heeft geen nummer. Zoals de joker in het gewone kaartspel. Omdat hij geen nummer heeft, kan hij op elke positie in de reeks van 22 worden ingepast. Hij is overal op zijn plaats. Ook hij heeft een rode pelgrimsstaf in zijn rechterhand. Zijn linker balanceert een andere stok waaraan een plunjezak over zijn schouder wordt gedragen. De Mat kijkt naar rechts en omhoog. Hij kijkt naar de weg die komt, de eerstvolgende stap die hij zal nemen. Op zijn hoofd een gouden hoed, de suggestie van een narrenmuts, de gouden punten opwaarts naar de hemel gericht. Gekleurde belletjes aan zijn kraag. Een hond springt op en graait met zijn voorpoten naar de broek van de reiziger. Zijn schoeisel is rood, zoals in het sprookje van de rode schoentjes. Hij zet er stevig de stap in! Zo is hij ooit vertrokken in positie 0. Zo stapt hij door alle volgende posities. De Magiër in 1, de Hogepriesteres die inwijdt in 2… Zo zal hij na de voltooiing in de Wereld aankomen in positie 22, die ligt voorbij de zieleweg in dit ondermaanse. Op zijn weg neemt hij de achtereenvolgende rollen op. Als magiër, als tovenaarsleerling aan het begin van zijn pad, zal hij moeten kiezen uit de vele talenten en waarden die op tafel liggen. Met die talenten zal hij de moed verzamelen om aan de Inwijdster voorbij te gaan en werkelijk zijn weg in de wereld te gaan als Keizerin, als Keizer, als Paus… Enkel als hij de essentie uit elk van die rollen verworven heeft, verzameld in zijn plunjezak, zal hij de kleren van die rol weer kunnen afleggen. Zal hij zijn vrijheid opnieuw kunnen verwerven en verder gaan. Steeds verder. Naar een volgende opdracht. Op 22 zal zijn vrijheid volkomen zijn.
Gemoedsrust is iets dat hij in deze microkosmische roller-coaster meeneemt. Een kleine, serene ruimte in zijn hart waar hij naartoe kan bewegen uit de drukte van het spelen van de actuele rol. Een kleine, serene ruimte waaruit de stilte voortdurend in alles als een frequentie aanwezig is. Wat er ook gebeurt. Hoe onvrij de scene waarin hij zich dan bevindt ook mag zijn. Ergens onderweg is die stilte hem opnieuw bewust gemaakt, nadat hij ze in de eerste etappes van zijn reis vergeten was. In slaap gewiegd door het voedsel van Egypte.
Daarmee komen we aan bij nummer 12, le Pendu. Met wijd open ogen, als een kind, de handen achter de rug, is een man met een gouden koord rond een van zijn enkels opgangen aan een stellage van twee stammetjes met daarop dwars een dikke stok. Zijn hoofd hangt dus naar de aarde. Zijn schoenen zijn rood, zijn strakke broek diepblauw. Zijn jasje samengesteld uit veelkleurige kleurvlakken. Hij kijkt je recht aan boven zijn afhangende haren. Hij kijkt. Het feit dat hij gehangen is betekent dat er een omkering heeft plaatsgevonden, plaatsvindt. Hij kijkt nu uit die omgekeerde positie. Wat ziet hij? Waarom die omkering?
Misschien vinden we antwoorden bij die andere gehangene, Odin, in de noordse mythologie.
Gaan we hier wat dieper op in aan de hand van enkele fragmenten uit de Edda, het noordse epos.
De bron bevond zich op het gebied van Mímir, die er alle dagen van dronk en steeds tegen zichzelf schaak speelde. Odin mocht van de bron drinken, op voorwaarde dat hij er een prijs zou voor betalen. Odin zei dat hij er wel een oog wilde voor afstaan, waarop Mímir hem zei dat dit dan ook de prijs was die hij vroeg. Mímir was echter niet kwaadwillend, hij wilde enkel aantonen dat wijsheid zijn prijs heeft. Hij verzorgde Odin dan ook zo goed mogelijk. Later, wanneer de oppergod terugkeerde naar de Asgard, werd hij vergezeld van Mímir, die voortaan de raadsheer van de goden zou zijn en regelmatig met Odin een spelletje schaak speelde. Aan dit avontuur hield Odin de naam ‘de Eenogige’ over.
Negen nachten hing ik aan de boom, gewond door de speer, die aan Odin gewijd is.
Ik werd gewond met een speer en geofferd aan Odin. Mijzelf geofferd aan mijzelf.Hangend aan die boom, weet niemand waar de wortels zijn.
Niemand gaf mij brood, niemand gaf mij water.
In de afgrond tuurde ik om de runen te grijpen, met een luide kreet greep ik ze… en ik viel terug van daar.Welbevinden was mijn beloning en ook wijsheid.
Ik groeide en ik had vreugde van mijn groei, van woord werd ik geleid naar woord, van een daad naar de andere.
Odin leerde de runen kennen nadat hij in een andere wereld was geweest. Bij de Laplanders werd het verblijf in de boom als een hemelreis beschouwd en ook de extatische toestand, het onttrokken zijn aan de materiële wereld, kunnen we op deze manier omschrijven. Het vallen van de boom is dan een terugkeer in het materiële leven. Het ‘niet meer van deze wereld zijn’ betekende voor onze voorvaderen ook het met de dodenwereld, de onderwereld in aanraking komen. Dat is tenminste de gebruikelijke uitleg van moderne historici.
De ingewijde heeft door het hangen aan de levensboom diens wortels leren kennen en dus ook de wortels van het leven.
De Gehangene is in zijn omgekeerde toestand met een gouden koord verbonden met de hemelwereld. De toestand van volkomen overgave, in vol vertrouwen, betekent een transformatie van de ziel die de wijsheid verwerft. Hij is een tijdlang – negen dagen, negen nachten – omgekeerd maar sereen, in rust. Welbevinden is zijn beloning en ook wijsheid. Daarna groeit hij en heeft vreugde aan zijn groei. Van woord tot woord, van een daad naar een andere, wordt hij vanaf nu geleid. In de tijdelijke serene toestand van niet-handelen heeft een omzetting van de ziel plaatsgevonden. Zij is een nieuwe ziel geworden. Vanaf nu gaat de ziel echt haar pad. Zij zal in de volgende arcana de XIII ontmoeten na de volheid van de eerste twaalf. De XIII, de arcana zonder naam, een afbeelding van de man met de zeis, doet denken aan het onthoofden van de oude koningen in het verhaal van de Alchemische Bruiloft.
Keren we terug naar de Mat, de clown, de nar, de lerende mens op het pad. In de arcana van de Gehangene, in de rol van de gehangene is zijn ziel getransformeerd. Zij heeft het welbevinden in en met zichzelf, zij heeft de gemoedsrust verworven. De oude waarden hebben hun macht verloren, de koningen zijn onthoofd. In de derde reeks van zeven arcana’s zal de Mat nu zijn gemoedsrust bewaren terwijl het openen en sluiten van de deuren voortgaat. Actie volgt op actie met het behoud van sereniteit. De Pelgrim stapt voort. Tot de voltooiing van zijn pad in de vereniging van het mannelijke en het vrouwelijke, van ziel en geest, in de Wereld.
Dan zien we de Mat opnieuw verschijnen op nummer 22, dat ook nummer nul is. Hij is vrijgekocht van de aarde en kan elders zijn weg voortzetten. Vrij, onbewogen, met een gerust gemoed.
De Mens.