Er zijn heel wat indicaties dat er een tweede wereldlaag is achter de ons bekende en vertrouwde fysiek-zintuiglijke wereld. In die tweede bestaanslaag zie ik de eigenlijke werkelijkheid. Dat betekent niet dat de zintuiglijke wereld alleen maar een fantasmagorie (begoocheling) zou zijn, maar ze is op een bepaalde manier, zoals de filosoof Schelling het heeft geformuleerd, maar ‘half reëel’.
Gevoelige mensen ervaren dat keer op keer. De fysiek-zintuiglijke wereld is op zichzelf niet begrijpelijk. Je kunt die wereld alleen begrijpen als je mede in aanmerking neemt dat er een meer omvattende werkelijkheid moet bestaan. Ook de fysiek-zintuiglijke wereld is werkelijk, is grijpbaar, kan vreugde of verdriet veroorzaken. Maar telkens weer komt het gevoel op dat er nog iets anders is. Ik noem dat Anderswelt. Mijn boek heeft als ondertitel: ‘Ruimte, tijd en zelf in veranderde bewustzijnstoestanden’.
Er is een passage in Goethes Faust:
Nun aber bricht aus jenen ewigen Gründen
Ein Flammenübermass, wir stehn betroffen:
Des Lebens Fackel wollten wir entzünden,
Ein Feuermeer umschlingt uns, welch ein Feuer!
(Maar nu breekt uit die eeuwige gronden een overmaat aan vlammen uit, wij staan daar als getroffen. De fakkel van het leven wilden we ontsteken, een vuurzee omringt ons, wat een vuur!)
Dat is de beroemde passage waar Faust zich afwendt omdat het licht te sterk is.
Hij beleeft de zonsopgang in de bergen. Dan wordt het licht steeds sterker en ten slotte, als zijn ogen het niet meer kunnen verdragen, keert hij zich af en spreekt de woorden:
Laat de zon achter mij blijven!
Faust erkent dat wij de andere, de hogere wereld niet direct kunnen ervaren. Even later ziet hij in een omlaag stromende bergbeek de regenboog en komt tot de erkenning:
In de kleurrijke afglans speelt ons leven zich af.
Aan het einde van de Faust staat:
Al het vergankelijke is slechts een gelijkenis.
Dat wijst erop dat er een tweede werkelijkheidslaag bestaat en dat deze ervaarbaar is. Het is duidelijk dat wij ons als mensheid door de eeuwen heen, al duizenden jaren, van haar afgewend hebben. Er zijn veel bewijzen, veel ervaringen met betrekking tot die hogere werkelijkheid. Zelf heb ik ook veel beleefd op dit gebied. Het is geen fantasie, het is sinds mijn negentiende jaar een basiservaring dat men in contact kan komen met de hogere werkelijkheid.
We kunnen in onszelf schouwen, meditatief of in een gedachtemeditatie, en bij bepaalde lagen van ons wezen terechtkomen waar wij het gevoel hebben: dat ken ik, dat herinner ik mij, ja, dat ben ik in wezen. Deze andere werkelijkheid is niet eenvoudigweg een spiegelbeeld van onze fysiek-zintuiglijke wereld. Zij gaat voorbij aan de normale ruimte-tijdcoördinaten die wij kennen. Ik heb weliswaar het begrip Anderswelt gekozen, dat uit de Keltische mythologie stamt (in het Engels: Otherworld).
Maar de Kelten hadden het begrip een andere betekenis gegeven. Voor hen was de Anderswelt min of meer een fijnstoffelijk duplicaat van onze wereld.
De laag waarover ik het heb, is dieper verankerd. Om dat uit te drukken, kom je bij de grens van de taal. Voor de enkeling is de Anderswelt méér hij- of zijzelf dan de wereld hier. Ruimte is méér ruimte, tijd is méér tijd. Het zelf, de ruimte, de tijd, zijn dieper geworteld in de oergrond van de tijd, de ruimte, het zelf, in een sfeer van oorspronkelijkheid.
En deze sfeer van oorspronkelijkheid wordt beschermd. Je kunt er niet eenvoudigweg binnengaan, alsof je een reis onderneemt. Er zijn bepaalde voorwaarden voor nodig. Er is altijd een geheime deur naar Anderswelt, maar je moet aan bepaalde voorwaarden voldoen om haar te openen en de daar geldige kennis op te doen. Het heeft te maken met meditatie, met een bepaalde manier van denken en met authenticiteit.
Bewustzijn is een basiskwaliteit in de wereld. Alles is uiteindelijk bewustzijn. Naar mijn overtuiging leven we in een bewustzijnswereld. Het aanwezig zijn van bewustzijn is dat, waar je niet de hand op kunt leggen als we spreken, denken, voelen, als we zijn. Je kunt zeggen: we zijn een werkend principe van de wereldziel, in haar liggen onze gemeenschappelijke wortels. Daaruit wordt het bewustzijn afgeleid en daarom kunnen we elkaar ook begrijpen.
Op een bepaalde manier is Anderswelt albewustzijn, op een bepaalde manier ook de wereldziel, ruimte, levende ruimte waarbinnen de scheiding door afstanden en onbereikbaarheid is opgeheven, dat wil zeggen: hier is ook daar, en daar is ook hier. Het is een andere soort ruimtelijkheid, die voorbijgaat aan het fysiek-zintuiglijke, het perspectivische waarnemen. De verte kan daar de nabijheid zijn. Het begrip ruimte betekent in Anderswelt een verbondenheid door bewustzijn. In de hogere werkelijkheid zijn we als individuen in bepaald opzicht van elkaar gescheiden.
We zwemmen niet alleen maar in de zee van het albewustzijn, maar zijn als individuen specifieke existenties. Door het ik – en dat benadruk ik steeds weer – door het ik als zodanig hebben we ook een toegang tot Anderswelt. Het ik is een groot goed.
Ik maak onderscheid tussen het kleine ik en het ‘grote Ik’. Er is het normale ik, het ego. Twee ikken staan tegenover elkaar en komen in conflict. Maar het ik in diepste zin, begrepen als het ‘grote Ik’, is de eigenlijke essentie van de enkeling. Het is dat wat de reïncarnatie mogelijk maakt. Reïncarnatie betekent niet dat de mens, zoals hij zich hier als ik presenteert, gewoon verder gaat, door de dood heen. Nee, het bewustzijn dat we hier kennen, wordt opgelost. Wat verder gaat, is iets anders, iets groters, sterkers, iets dat meer doorstroomd wordt door de wereldziel, en dat is het ‘grote Ik’. En dit Ik is het ook dat zich herinnert.
Je kunt het ook het ware Zelf van de mens noemen, maar in mijn boek Die Anderswelt heb ik getracht een taal te gebruiken die niet de gebruikelijke spirituele of esoterische taal is. Ik heb heel bewust voor veel dingen andere begrippen gebruikt. Daarom heb ik het woord hoger zelf of ware zelf niet gebruikt. In plaats daarvan spreek ik over de kosmische anthropos. Met kosmisch bedoel ik geestelijk-kosmisch. Dat is een begrip dat uiteindelijk ook het hogere zelf bedoelt. Ik wilde de ingesleten begrippen vermijden. Het kleine ik heeft geen toegang tot Anderswelt. De individualiteit van de mens heeft om zo te zeggen een vergankelijk en een onvergankelijk deel. Het onvergankelijke deel heeft toegang tot het goddelijke.
Van ik tot ‘Ik’ is een bewustzijnsweg. Wij zijn bewustzijnswezens, wij doorlopen verschillende incarnaties rijpen wij. Wel is er een oorsprong-impuls, waarin alles al op de een of andere manier aanwezig is. In mijn boeken heb ik het woord archeteleologisch gebruikt. Arche betekent oorsprong en telos doel. Het woord moet uitdrukken dat oorsprong en doel van de onsterfelijke mens van het begin af aan met elkaar verbonden zijn. Daardoor wordt het ook mogelijk dat wij ons onze oorsprong herinneren. Die is in zeker opzicht altijd mede aanwezig. Dat wil niet zeggen dat ons leven op een van tevoren vastgelegde manier verloopt, maar het ware zelf of de kosmische anthropos is onze oeressentie, dat zijn wij in wezen, daarin wortelen wij, dat bepaalt uiteindelijk onze waarde. Men kan deze kosmische anthropos ook verraden. Men kan hem door krankzinnige daden en uitgangspunten miskennen.
Dat veroorzaakt dan een karmische boemerangwerking.
Dus: hoe is de toegang? Wij bevinden ons op een lange weg, over vele incarnaties heen, een weg die niet eenvoudig is. De toegang is dan een zich herinneren van de eigen essentie. Men herinnert zich zichzelf. Plato noemde dat anamnesis.
Over het algemeen hebben wij onze oorsprong vergeten, zij is vermorst. Veel mensen hebben er geen toegang toe. En ze hebben misschien ook niemand die hen helpt of hun aanwijzingen geeft.
Het is dus moeilijk. Het is een weg die niet eenvoudig uit de hemel valt. Je kunt een enkele ervaring doormaken, er kunnen zich plotselinge openingen voordoen, een deur kan zich voor momenten openen, maar dat is niet genoeg. Er is een weg nodig en hulpposten.
(Wordt vervolgd in deel 2)