Wederkerigheid – Filosofie bij Rampspoed

Wederkerigheid – Filosofie bij Rampspoed

Al tientallen eeuwen wordt de mensheid begeleid door de bekende ‘gulden regel’ die deel uitmaakt van de natuurwet of Logos:

Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.

De regel wordt ook wel het wederkerigheidsprincipe genoemd. Toen Confucius door een leerling eens gevraagd werd: ‘Meester, is er één woord dat ons het hele leven steun kan geven?’ antwoordde hij onmiddellijk: Shu. Vrij vertaald betekent dat: wederkerigheid! De Romeinse auteur Seneca vertaalde deze wederkerigheid naar de liefde:

Wilt gij worden bemind? Bemin dan!

Als je kijkt naar de ecologische rampspoed die de mensheid de laatste decennia over zich heeft afgeroepen, kan deze universele gulden regel volgens de Noorse auteur Jostein Gaarder (1952) echter niet langer alleen maar een horizontale dimensie hebben; dus over een ‘wij’ en een ‘zij’ gaan. Hij bepleit in het boek Wij zijn de wereld dat het wederkerigheidsprincipe noodzakelijkerwijs een verticale dimensie dient te krijgen: behandel de volgende generatie zoals je door de vorige generatie behandeld had willen worden.

Zo eenvoudig is het. Heb je naaste lief als jezelf. En natuurlijk moet dat ook de komende generatie omvatten. Het moet absoluut iedereen omvatten die na ons op deze planeet zal leven.

We hebben niet het recht om de aarde door te geven in een slechtere staat dan toen we er zelf kwamen leven, betoogt Gaarder gloedvol. Minder vis in de zee. Minder drinkwater. Minder voedsel. Minder regenwoud. Minder schone lucht. Minder koraalriffen. Minder planten- en diersoorten.  Minder schoonheid! Minder glorie en vreugde! Veel meer mensen! Daarom stelt hij voor om een mondiaal handvest te maken over de plichten van de mens ten opzichte van toekomstige generaties. Dit  naar analogie van de Verklaring van de rechten van de mens (1948). Ongetwijfeld een zinvol idee, maar zo’n mondiaal geformuleerde moraal doet pas echt kracht als de mens beseft dat hij op aarde leeft om een door de geest bezielde persoon te worden. Zo kan hij ook bijdragen aan algehele geestelijke bewustwording en vernieuwing.
Dat gaat niet zonder slag of stoot. De mens dient zichzelf weer uit het middelpunt van de kosmos te halen en zich dienstbaar te maken aan de planeet aarde. In de woorden van het boekje De stem van de stilte:

Help de natuur en werk met haar mee en de natuur zal u beschouwen als een van haar scheppers en voor u buigen. (…) Begeer niets. Verzet u niet tegen karma, noch tegen de onveranderlijke wetten van de natuur. Maar worstel slechts met het persoonlijke, het voorbijgaande, het vluchtige en het vergankelijke.

Deze innerlijke ‘klimaatverandering’ kan leiden tot een nieuw bewustzijnsniveau dat bereikt kan worden dankzij energie van onaardse oorsprong. Die energie stelt zo’n mens in staat om zich opnieuw en liefdevol te verzoenen met de aarde, zo viel onlangs te beluisteren tijdens een symposium in Bergen op Zoom. Op deze herstelde harmonie doelt Lao Zi als hij liefde als voorwaarde stelt en als een soort paspoort ziet voor deelname aan deze wereld:

De wereld mag alleen worden toevertrouwd aan wie zijn eigen lichaam liefheeft alsof het de hele wereld is.

Karl von Eckartshausen (in: De mysterieuze krachten van de natuur) gaat daarop verder. Zijn hoopgevende, weidse perspectieven zijn ver boven alle rampspoed verheven:

De mens kan het innerlijkste wezen van de natuur binnendringen; hij kan haar geheime werkplaats diepgaand onderzoeken; hij kan gebruikmaken van haar principes om nieuwe scheppingen te doen ontstaan.

 

Hermes (geciteerd uit: Asclepius X):

Als de mens de zorg voor de schepping volledig op zich neemt, dan is hij een sieraad voor de kosmos en beschouwt hij de kosmos ook als een sieraad: dan is hij op grond van de harmonie der samenstellende delen een wereld op zichzelf, een microkosmos. Hij kent zichzelf, kent ook de kosmos, met dien verstande dat hij beseft wat past bij de rol die hij speelt, wat hij kan gebruiken en waaraan hij zich heeft te onderwerpen.

Karl von Eckartshausen: Het louterende vuur van de goddelijke alchemie

De eerste mens Adam had een prachtig lichtkleed ontvangen, van geconcentreerde licht- en elementenkrachten, ten tijde dat de elementen nog niet door de paradijsvloek uiteengereten waren tot afzonderlijke delen, maar één krachtelement vormden. Door de val heeft de mens dit lichtkleed verloren. Het grove, tastbare is naar voren gekomen. Het lichtwezen echter heeft zich in ons binnenste teruggetrokken als een kleine lichtvonk, een zaadkorrel, en deze kleine lichtvonk hoopt eenmaal weer het volledige lichtkleed te bezitten, wanneer door het louterende vuur van de goddelijke alchemie de omkering tot stand is gekomen.

Print Friendly, PDF & Email

Deel dit artikel

Artikel informatie

Datum: januari 29, 2024
Auteur: Dick van Niekerk (Netherlands)
Foto: Marek Piwnicki on Unsplash CCO

Featured image: