Kunst is doen wat je niet kunt. Dus komt kunst niet voort uit bekwaamheid, in tegenstelling tot de bekende waarheid?
Nog enkele sporen op het pad van kunst en (niet-)vaardigheid: De schilder Cy Twombly bindt zijn penseel aan een lange stok om de invloed van het ego op het schilderproces te verminderen. Wat het ego heeft geleerd en kan, beschouwt hij als een verstorende factor in zijn kunst. Hij schildert zelfs in het donker tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen hij een decoder van het Amerikaanse leger was. Zijn de ogen bedrieglijk, of is het hun greep op de dingen? Waar gaat kunst heen als kunstenaarschap een obstakel wordt?
De schrijver Uwe Johnson benadert de werkelijkheid die hij aan het licht wil brengen door herhaaldelijk te mikken met woorden, en ook door talloze parafrases die hun onderwerp nauwkeuriger weergeven dan bekende of zogenaamd exacte begrippen zouden kunnen, ondanks of vanwege de afstand die ze ervan houden. Johnson’s kunst onthult een realiteit die de alledaagse realiteit – en ons alledaagse bewustzijn – meestal verduistert. Wetende dat hij de werkelijkheid niet ‘zomaar kan laten zien’, creëert Johnson een literatuur die qua complexiteit overeenkomt met de werkelijkheid. Als de lezer de diepte in gaat, volgt hij de zoektocht van de auteur.
[…] Ik zag hem [Jakob] voor het eerst, hij greep me meteen vast en tilde me op en zette me weer neer. Ik merkte dat ik volledig in beslag werd genomen zoals nog maar één keer eerder in mijn leven. Als ik het me goed herinner, ben ik meteen naar woorden gaan zoeken. Vervolgens gooide ik woord na woord eruit, ze betekenden allemaal attributen, deze leek er geen te hebben. Het was zo dat zijn uiterlijk onmiddellijk onuitwisbaar in mij werd weerspiegeld, en als ik vandaag denk “hij was lang en breed en sterk, in die tijd zag hij er een beetje melancholisch (niet bedroefd) uit voor de kijker”, dan kan hij verwisseld worden met iedereen die alleen op hem lijkt . [1]
De genoemde kunstenaars zoeken naar een werkelijkheid die achter de werkelijkheid van alledag schuilgaat en die niet te vatten is in louter uitbeelding. Het zou mogelijk zijn om de dimensie van de werkelijkheid waarin het geheim, het echte leeft, te raken en te ontsluiten voor de lezer/kijker. Kunst: Dit is dan meer dan een ambacht dat beelden of teksten maakt. Je hebt de moed om te zoeken naar het echte; het gaat ook over de pijn van de alledaagse realiteit, die, zoals Rainer Maria Rilke schrijft, iets aan het verdwijnen is, omdat onze omgang ermee – verrassend genoeg – lijkt op een vlucht uit de wereld.
Is het mogelijk dat er nog niets echts en belangrijks is gezien, herkend en gezegd? Is het mogelijk dat men millennia de tijd heeft gehad om te kijken, na te denken en vast te leggen, en dat men de millennia voorbij heeft laten gaan als een pauze van school met een broodje en een appel?
Ja het is mogelijk. Is het mogelijk dat men ondanks uitvindingen en vorderingen, ondanks cultuur, religie en wijsheid, aan de oppervlakte van het leven is gebleven? Is het mogelijk dat zelfs dit oppervlak, dat toch iets zou zijn geweest, was bekleed met een ongelooflijk saaie stof zodat het lijkt op het salonmeubilair in de zomervakantie? [2]
Deze tekst dateert uit 1910 en kan niet actueler zijn. Aan de oppervlakte van de dingen liggen niet alleen onze meningen, concepten en gevoelens, maar ook het gebruik dat we ervan maken; tegenwoordig worden ze ook bedekt door ongenummerde afbeeldingen en in de virtuele wereld getrokken.
Zo kan kunst een manier zijn om in contact te komen met de ongrijpbare werkelijkheid. In de beste zin is het een weerspiegeling en soms tegelijkertijd de uitdrukking van een spirituele levenshouding. Niet weten wat de werkelijkheid is, voortdurend je eigen gereedschap verfijnen, en steeds verder gaan dan je eigen kennis en kunde, ja zelfs onthullen, om een diepere werkelijkheid zich te laten tonen: dat zou kunst zijn. De schilder zoekt naar manieren om een beeld tot stand te laten komen en dit proces te begeleiden. De componist luistert naar de bewegingen van zijn ziel, zelfs naar de wetten van de kosmos. De muzikant laat de compositie van een ander zijn eigen uitdrukking vinden. De romanschrijver legt de vertrouwde patronen van de werkelijkheid naast zich neer, zoekt onmiddellijke waarneming en schrijft die zo goed mogelijk op. Iedereen oefent en verfijnt dagelijks zijn gereedschap van het vak. Tegelijkertijd weten ze dat de volgende stap altijd genomen moet worden in onwetendheid en onvermogen. Omdat het niet om hen gaat en wat ze denken dat ze al weten.
Als mensen bouwers van de nieuwe mens willen worden, doen ze iets soortgelijks. Ze proberen de nieuwe mens te zien achter de verschijning van het alledaagse zelf, dat tegenwoordig steeds onherkenbaarder wordt, in zijn worstelingen en ook in mislukkingen. Het pad brengt een dagelijks verdiepende zelfkennis. Ze ziet de kloof tussen weten en handelen, en uiteindelijk ook dat het oude bewustzijn een ongeschikt vat is voor het wezen en leven van de nieuwe mens. Dus? Men kan het oude wezen op de drempel van het nieuwe plaatsen – en het volgende moment vele duizenden keren getransformeerd verheffen.
Bronnen:
[1] In deze scène ontmoet de Stasi-officier Rohlfs voor het eerst Jakob, de hoofdrolspeler van Uwe Johnson’s „Mutmassungen über Jakob“. Frankfurt 2000, pagina 72. De weggelaten komma’s komen overeen met het literaire origineel.
[2] Rainer Maria Rilke, Die Aufzeichnungen des Malte Laurids Brigge