Sommigen halen hun schouders daarover op. Toch is er van de betekenis niets verloren gegaan. Een van die verhalen leert ons hoe om te gaan met verdriet.
Er was eens een vrouw die een kind baarde van grote schoonheid. Hoe ouder het meisje werd hoe mooier.
De moeder was bijzonder trots op haar dochter en deed alle mogelijke moeite om haar een goede opvoeding te geven. Ze droomde ervan dat eens een knappe prins de hand van haar dochter zou vragen en haar dochter misschien dan later wel koningin zou worden. En zij koningin-moeder!
Op een morgen lag het meisje echter roerloos in bed, gestorven in haar slaap. De moeder was radeloos. Ze was haar dochter kwijt en meteen ook al haar dromen. Ze huilde en huilde; aan haar verdriet kwam geen einde. Ze at niet meer, wilde met niemand praten en huilde tot ze niet meer kon om dan uitgeput in slaap te vallen. Dat duurde zo maar voort tot ze op een nacht droomde dat ze langs een weg stond met aan het ene einde een schitterende poort. Vanuit het andere eind naderde een groep zingende mensen. Ze hadden mooie witte klederen aan en aan hun arm hing een mandje. Regelmatig bukten ze zich om iets op te rapen en in het mandje te leggen. Nu zag de vrouw dat de weg bezaaid was met diamanten. Zwijgend sloeg ze de groep gade. Ondanks het feit dat ze zongen, hing er een waas van verdriet om hen heen. Ze keken vaak om naar een meisje dat achteraan liep en alle resterende diamanten opraapte. Haar mandje was al bijna vol maar er lagen nog veel diamanten op de weg. Ze keek erg zorgelijk.
Plots herkende de vrouw haar dochter. Iets weerhield haar om naar haar toe te gaan en haar in haar armen te sluiten.
Mijn kind,
vroeg ze,
wat ben je aan het doen?
O moeder,
zei het meisje,
ik moet al die diamanten oprapen maar mijn mandje is haast vol en ik weet niet hoe ik de resterende diamanten kan meenemen. Bovendien moet ik tijdig aan de poort zijn. Het lukt me nooit op deze manier.
Waarom moet je al die diamanten oprapen?
vroeg de moeder verbaasd.
Het meisje stopte even met rapen en terwijl ze haar moeder droevig aankeek, zei ze:
Het zijn uw tranen, moeder en ze mogen niet verloren gaan.
Wat leert ons dit verhaal? In een eerste reactie zouden we kunnen zeggen dat er geïnsinueerd wordt dat we geen verdriet mogen hebben om een gestorvene. De tranen die in diamanten veranderen weerleggen dat echter; verdriet is blijkbaar zeer waardevol. Sommige filosofieën zeggen daarover dat wanneer er geen tranen gelaten worden om iemand, deze persoon zeker niet thuishoort in het rijk der hemelen. Ons verdriet mag echter niet zodanig zijn dat de overledene er last van heeft, belemmerd wordt om zijn of haar weg te gaan in het hiernamaals. In het sprookje is dat goed omschreven door het meisje al de diamanten te laten verzamelen, waardoor ze achterblijft bij de anderen.
Hoe kunnen we ons verdriet dan uiten zonder de overledene te belemmeren op zijn of haar verdere pad? Eerst en vooral dienen we te beseffen dat de dood niet het einde is maar dat er procesmatig afscheid genomen wordt van de levenssfeer waarin men opgenomen was. Wanneer men de overledene echt lief heeft gehad, zullen we toch niets doen dat hem of haar in diens voortgang zal belemmeren?
Wanneer men dan aan de overledene denkt, kan men dat doen zoals men een bloem bekijkt. Men legt zulk een tere bloem op geopende handen. Vasthouden met geklemde vingers zou immers de bloemblaadjes beschadigen. Zo raakt onze dierbare ook verstrikt in de klemmende vingers, de klemmende gedachten van ons treurende wezen.
Het navolgende kan ons tot steun zijn:
Ga je eigen weg, mijn vriend(in)
Ga je eigen weg, mijn lief
Ga je eigen weg, mijn moeder
Weet dat ik veel van je gehouden heb
Net zoals jij veel van mij gehouden hebt
Ik zend je, over de grenzen van de dood,
al mijn liefde toe opdat je sterk zou staan op de weg die je verder moet gaan.
Ik laat je vrij om die weg te gaan die je moet gaan.
Koester echter de herinnering aan mij zoals ik de herinnering aan jou koester.
In liefde en dank.