Joseph von Eichendorff
Eichendorff (1788-1857) stamde uit een verarmd adellijk geslacht en er was geen familiekapitaal meer om van te leven. Hij verdiende zijn brood met eenvoudig ambtenarenwerk. Om aan de grauwe werkelijkheid van alledag te ontsnappen, schreef Eichendorff romantische gedichten die vaak de natuur en soms het geloof tot onderwerp hebben. Hij zocht naar middelen om zijn geloof zo zuiver mogelijk tot uitdrukking te brengen. Dan kon hij soms boven zichzelf uitstijgen en tot prachtige verzen komen, zeker als die ook nog eens ondersteund worden door een componist die ze op muziek zet. Het gedicht ‘Morgengebet’ is door Felix Mendelssohn-Bartholdy heel mooi tot een vierstemmig koorlied gemaakt. De tekst is als volgt:
Morgengebet
O wunderbares tiefes Schweigen,
Wie einsam ist’s noch auf der Welt!
Die Wälder nur sich leise neigen,
Als ging’ der Herr durch’s stille Feld.
Ich fühle mich wie neugeschaffen,
Wo ist die Sorge und die Not?
Was gestern noch mich wollt’ erschlaffen,
Dess schäm’ ich mich im Morgenrot.
Die Welt mit ihrem Gram und Glücke,
Will ich, ein Pilger, froh bereit
Betreten nur als eine Brücke
Zu dir, Herr, über’m Strom der Zeit.
Hier volgt een Nederlandse vertaling:
Morgen gebed
O diep en wonderbaarlijk zwijgen,
Hoe eenzaam is het overal!
De wouden gaan zich zachtjes neigen
Alsof de heer voorbijgaan zal.
Ik voel mij als ’n opnieuw ontwaakte.
Waar zijn de zorgen en de nood?
Wat gist’ren mij nog kracht’loos maakte
maakt mij beschaamd in ’t morgenrood.
De wereld met haar vreugd en boosheid
wil ik, als pelgrim, gans bereid
betreden enkel als een brug nog
tot u, heer, over stroom van tijd.
Hij, zij, die de stilte diep in zichzelf zoekt, zal vervuld worden met het goddelijke, met bovenaards licht en kracht. Hij wordt daardoor een opnieuw geborene die met nieuwe krachten geladen wordt. Zo een wedergeborene is een pelgrim geworden, die anderen voorgaat en hij leeft alleen nog maar uit de wens in dienstbaarheid en liefde anderen van dienst te zijn, als brug tussen het hier en het nieuwe leven. Hier wordt, heel in het kort, de kern van de weg in een gnostieke geestesschool tot uitdrukking gebracht.
Van dit koorwerk van Mendelssohn vind je op YouTube fraaie uitvoeringen, bijvoorbeeld door het Kammerchor Stuttgart. Schenk dan vooral aandacht aan het derde couplet. Daar gebruikt Mendelssohn op een bepaald punt andere harmonieën, alsof hij wil zeggen: let op, hier gebeurt iets bijzonders! Daar, in dat derde couplet, vindt namelijk de omslag plaats tussen het innerlijke werk en het uiterlijke werk – ten dienste van wereld en mensheid.
Hermann Hesse
Het gedicht ‘Beim Schlafengehen’ is van Hermann Hesse, in 1877 geboren in het Zuid-Duitse Calw. Uit al zijn werk blijkt hoe hij een zoeker was naar waarheid. In zijn boek Reis naar het Morgenland beschrijft hij hoe de mens die naar het hogere streeft, dit pas kan bereiken zodra hij ophoudt met streven. Het ‘grote loslaten’ is een hoofdthema in Hesses werk en leven. Dit komt ook in zijn gedicht Beim Schlafengehen tot uitdrukking:
Beim Schlafengehen
Nun der Tag mich müd gemacht,
soll mein sehnliches Verlangen
freundlich die gestirnte Nacht
wie ein müdes Kind empfangen.
Hände, laßt von allem Tun,
Stirn, vergiß du alles Denken,
alle meine Sinne nun
wollen sich in Schlummer senken.
Und die Seele unbewacht
will in freien Flügen schweben,
um im Zauberkreis der Nacht
tief und tausendfach zu leben.
Translated into English, it reads:
Bij het slapengaan
Moe van ’t lange zonnelicht
Wil mijn vurigste verlangen
Liefdevol de sterrennacht
Als vermoeid klein kind ontvangen.
Handen, blijf maar op je plaats,
Hoofd, vergeet nu alle denken;
Al mijn zinnen op het laatst
Willen nu in slaap verzinken.
En de ziel wil zonder stuur
Nu op vrije wieken zweven,
Om in ’t nacht’lijk toveruur
Diep en duizendmaal te leven.
We ontdekken drie lagen:
- de slaap van het lichaam;
- de dood van het lichaam;
- de ikversterving.
Zo op het eerste gezicht gaat dit gedicht over het slapen gaan, waarbij door het loslaten van alle aardse activiteiten de ziel haar eigen gebied betreden kan. Het zal velen bekend zijn dat slapen meer is dan een tijdelijke inactiviteit van handelen en denken. In de mysteriescholen van alle tijden geldt bovendien dat de manier waarop men zich in de slaap begeeft, bepalend is voor wat er met het zich ontwikkelende zielewezen gebeurt. J. van Rijckenborgh schrijft in zijn boek De Egyptische Oergnosis uitvoerig hierover. Een klein citaat:
Ieder zielgeboren mens dient, ook na volbrachte dagtaak, zijn leven volkomen in de sfeer der ziel te plaatsen, en dus voor het slapengaan niet te verwijlen bij de aspecten van de dialectiek. Op deze wijze wordt de slaap des lichaams de nuchterheid van de ziel. Wie zielgericht gaat slapen, maakt de ziel bewust, maakt haar wakker. De vibratie, de gerichtheid, van het astrale zelf bij het slapen gaan, is bepalend voor het gehele nachtelijke leven en voor het daarop volgende dagleven. [1]:
Wie dus, volgens de woorden van Hermann Hesse, op de juiste wijze af kan zien van alle doen en denken, kan ‘in ’t nachtelijk toveruur diep en duizendmaal te leven’. Ook de school van het Gouden Rozenkruis biedt met haar gnostiek-astrale veld daartoe de gelegenheid.
Wij weten ten tweede dat de dood van ons stoffelijk lichaam maar één stap verder is dan de slaap. In de Griekse mythologie zijn Hypnos en Thanatos, slaap en dood, broers van elkaar. Zij zijn elkaar zeer verwant. De dood is geen tijdelijke, maar een definitieve scheiding van onze lagere en hogere lichamen en als zodanig niet principieel, maar gradueel verschillend van de slaap. En als dat uur gekomen is, spoort Hermann Hesse ons als het ware aan om voorgoed af te zien van alle denken, willen en handelen, om ervan af te zien om ons op welke manier dan ook nog in de stof te willen uitdrukken, opdat de zielereis naar het vaderland definitief kan beginnen en tot het goede einde kan komen.
Dan is er ten derde het dagelijkse sterven naar het ik van de zoekende mens, binnen een gnostieke geestesschool. We spreken dan over het pad van transfiguratie; we kunnen ook spreken van een ‘alchemisch sterven’. Deze alchemische dood kunnen we zien als het hoogste doel in het leven van een leerling-transfigurist.
Wie zijn leven zal willen verliezen om mijnentwil, zal het hogere leven vinden,
zegt Jezus, die de Christus bracht. Of, zoals Catharose de Petri schrijft in Het Levende Woord:
Datgene wat uit de Gnosis opwaakt, kan zich slechts openbaren wanneer alles wat was van te voren gekruisigd, gestorven en begraven is en onmogelijk weer levend gemaakt kan worden. [2]
En door deze weg stil, en in zelfovergave, te bewandelen, kunnen wij, nog voor de stoffelijke dood, ‘diep en duizendvoudig leven’! Wat wil dat zeggen? Dat is een leven – let op het getal duizend – in de eenheid en in drievoudige verbondenheid met de eeuwigheid.
Het gedicht is in 1948 wondermooi op muziek gezet voor sopraan en orkest door Richard Strauss, als onderdeel van de ‘Vier letzte Lieder’. Strauss was toen zelf oud en aan het eind van zijn leven. Deze laatromantische ‘Vier letzte Lieder’ stralen een gevoel van kalmte en acceptatie uit. De stem van de sopraan wordt op serene wijze begeleid door een groot orkest. Via de YouTube kun je, bijvoorbeeld gezongen door Jessye Norman, een mooie uitvoering horen van deze liederen. Het besproken gedicht wordt als derde van de cyclus gezongen.
Bronnen:
[1] J. van Rijckenborgh, De Egyptische Oergnosis, Deel 1, hoofdstuk 17, Rozekruis Pers, Haarlem 2004
[2] Catharose de Petri, Het Levende Woord, hoofdstuk: Dood, waar is uw overwinning, pag 50 en 51., Rozekruis Pers, Haarlem 1989