De spirituele ontwikkeling van de Keltische volksziel – Deel 1
Inhoud
- Het leven van de Kelten
- Hyperborea
- Drottenmysteriën
- Druïden
- Triade
- Spiritualiteit
- Druïden and cromlechs
- Righ nan Dul
- Heiligdommen
- Keltische hoogkruisen
- Barden
- Het Woord
- Vates
- De Andere Wereld
- Ossian
- The inwijding van Cormac Mac Art
- Hu, Ceridwen en de mysteriën van Hiberna
- Taliesin
Fragment uit Het lied van de grote wereld
Ik bid mijn Vader, Mijn God,
Schenker van mijn krachten
die in mijn hoofd
een hoger Zelf
liet instromen.
Die tot waarneming
mijn zeven organen schiep:
Uit vuur en aarde
uit water en lucht
en nevel en bloesem
en de wind van het zuiden.
The Book of Taliesin – Kanu y Byt Mawr [1]
Inleiding
Over de Kelten is zeer veel geschreven en er is eigenlijk voor ieder wel wat te vinden dat hem of haar aan zal spreken.
Over de spiritualiteit van het Keltische volk is heel wat minder verschenen en daarop willen wij nu juist uw aandacht op vestigen.
De Kelten waren een woest en krijgslustig volk, maar men had ook een heel andere kant: zij waren namelijk ook zeer spiritueel ingesteld . Om hun geestelijke gesteldheid goed te kunnen begrijpen, moeten we echter wel rekening houden met het feit dat hun bewustzijn heel anders in elkaar zat dan bij de tegenwoordige mens. De geestelijke leiders van het Keltische volk beschikten, na een lange opleidingstijd, over helderziende eigenschappen. Zij konden in hun tempels, die vaak hoog gelegen in eikenwouden lagen, contact leggen met de goden.
Ook is het belangrijk in het oog te houden dat de geschreven taal nog niet bestond.
Alles werd uit het hoofd geleerd en onthouden en daar gebruikten zij een speciale manier voor die we nog gaan bespreken.
Dat wij eigenlijk nog zoveel over de Kelten weten danken wij aan de barden die in latere tijden veel van hun hymnen, gezangen en lofprijzingen op schrift hebben gesteld.
Kelten
De Keltische volkeren zijn nakomelingen van de Indo-Germanen en vormen een ras dat nauw met de Germanen verwant was.
‘Keltoi’, is afgeleid van het oude Ierse woord ‘celt’ dat ‘mantel’ betekent of ‘gekleed’ en dat gaf de tegenstelling aan met de halfnaakte, niet-Arische bevolking van Midden- en West- Europa.
Oorspronkelijk hadden de Kelten een lange slanke gestalte, hun haar was blond of rood en hun ogen blauw.
De Kelten trokken naar de Donau en naar de Zwarte Zee, naar Griekenland, naar de Balkan, naar Italië, naar Spanje en naar Portugal. Toen zij heel Frankrijk( Gallië) hadden doordrongen en een deel van Iberië, vertakten hun invasies zich naar de overzeese landen van Brittannië en Ierland. Alhoewel zij in Ierland in de minderheid waren, leidde hun actieve volksaard tot een ‘verkeltisering’ van het eiland.
De Keltische oerbevolking vormt in principe de grondslag van de gehele Europese bevolking en overal stroomt in het Europese bloed de erfenis van de oude Kelten.
De Kelten toonden altijd een zeker respect voor de plaatselijke religieuze tradities en namen deze soms in hun eigen cultuur op. Vandaar dat de Kelten met hun imaginatieve, gevoelige cultuur hun eigen druïdenleer hebben overgeplant op de oudere, megalithische bevolking van West- Europa. Dat deze ‘overplanting’ vrucht zou dragen, kunnen we aflezen aan de enorme cultuurbloei die de Kelten hebben teweeg gebracht.
De Kelten kwamen pas tussen 1000 en 500 v. Chr. naar de westelijke gebieden. Rond 800 kwamen zij in Zuid-Frankrijk en Spanje. Ongeveer in 500 bereikten zij Brittannië en in de daarop volgende eeuwen breidden zij hun gebieden uit over Schotland, Wales en Ierland. Ondanks de taalverschillen vormden deze volkeren van West-Frankrijk , Ierland, Engeland en Schotland, één groot Keltisch geheel.
In het exoterische leven stonden de Kelten bekend om hun enorme woestheid: voor hen had het leven weinig waarde en het enige wat gold was een heldendood. Gevochten werd er om de kleinste zaken. De heldentijd van bijvoorbeeld de Ierse koningen is één lange litanie van onderlinge oorlogen en verklaart enigszins de strijdlust van de huidige Ieren.
Alexander de Grote heeft de Kelten eens gevraagd wat zij het meest vreesden. Zij antwoordden hem:
Niets. Wij vrezen maar één ding: dat de hemel op ons zou kunnen vallen.
Het was echter absoluut geen grootspraak dat zij niets vreesden, maar dat zij ontzag hadden voor de hemel met zijn gesternte, zon en maan was waar. Even groot was hun vrees voor de aarde, water en lucht, want zij kenden de reuzenkrachten van de sterrenhemel als ook de elementen van de aardewereld. De druïden gebruikten hun kennis en ervaring om die elementen te temmen en te sussen en waar mogelijk, om dienstbaar te maken voor de mens.
De Kelten hadden echter ook een andere kant die sterk afstak bij hun vechtlust: zij waren zeer spiritueel ingesteld [2].
Om het Keltendom goed te begrijpen is het noodzakelijk de geestelijke leiding van dat volk te bestuderen en deze was opgedragen aan de geschoolde ingewijde, de druïde. Zij hadden zoveel macht dat de druïde boven de koning stond! De hoogste autoriteit was dus opgedragen aan de klasse van de leiding gevende druïden en dat zegt wel iets over de spirituele interesse van de Kelten!
Bij de Kelten trof men mensen aan die de elementen wezens in de natuur waar konden nemen, zoals wij tegenwoordig de stofsfeer aanschouwen. De wereld van de elementen, van water en van aarde, was niet toegesloten en men had direct contact met de natuurwezens, waar over men spreken kon, zoals wij spreken over bomen, planten, bergen en wolken.
Alle vroegere leiders van de mensheid in de tweede en derde na Atlantische cultuurperiode waren in staat de boven zinnelijke natuur waar te nemen, doordat zij hun eigen etherlichaam af konden scheiden van hun fysieke lichaam. Dit etherlichaam werd dan de drager van bepaalde bovenzinnelijke krachten en bracht een helderziendheid teweeg die de spirituele leiders van de Kelten, de druïden, hanteerden.
Men kan zich afvragen waar de Keltische druïden hun inspiratie vandaan haalden en dat wordt in het volgende hoofdstuk uiteengezet.
(Wordt vervolgd in deel 2)
[1] Haycock, Marged [ed. and tr.], Legendary poems from the Book of Taliesin, Aberystwyth: CMCS Publications, 2007
[2] Rudolf Steiner: Der Zusammenhang des Menschen mit der elementarischen Welt, GA 158 (1993), (English: rsarchive.org) and Exkurse in das Gebiet des Markus-Evangeliums, GA 124 (1995), (English: rsarchive.org)