Bloed wordt in de esoterie gezien als de drager van de ziel. We weten uit ervaring dat onze gemoedstoestand zich ogenblikkelijk vertaalt in de veranderende chemische samenstelling van ons bloed. En omgekeerd. Bloed doorstroomt telkens weer het hart en de longen en ons hele lichaam. In een mechanistische visie wordt het hart gezien als de pomp, compleet met in- en uitlaatkleppen, die het bloed rondpompt. Een meer genuanceerde kijk op hart, bloed en lichaam doet het bloed zien als een orgaan, een levend organisme in dialoog met hart en lichaam. Zoals de ziel. Dialogeren is het overdragen en uitwisselen van inhouden.
In 1932 filmde Bremer aan Harvard de bloedstroom in een heel jong dierlijk embryo. Hij observeerde bloedcirculatie in zelf aangedreven spiralende stroming vóór er sprake was van een functioneel hart. Eerder al, in 1920, had Rudolf Steiner artsen erop gewezen dat het hart geen pomp was die inert bloed voortstuwde onder druk maar dat het bloed werd voortbewogen door zijn eigen biologisch momentum of hoeveelheid beweging. Het bloed wordt opgeladen met impulsen van het hart in antwoord op de bloedstroom. De gemeten bloeddruk is niet de oorzaak van de bloedcirculatie maar wordt veroorzaakt door het bij de meting beperken van die circulatie. In de oudheid al wisten artsen dat het hart alleen niet in staat was om bloedcirculatie te onderhouden. Ook nu nog is het concept met een centrale bron van druk – het hart – die een erg hoge druk genereert aan de bron om voldoende druk over te houden in de ver verwijderde haarvaten niet echt een elegant model. Binnen de huidige grenzen van biologisch en medisch denken blijft de drijvende kracht voor de beweging van het bloed een mysterie.
Er wordt aangenomen – onder anderen door Ralf Marinelli in zijn artikel uit 1995 – dat het bloed vrij is om te pulseren, te kloppen, en niet is onderworpen aan de druk van het drukcirculatiemodel, die vrije pulsatie zou beperken. De slagaders vervullen een ondergeschikte doch hart-gelijke functie. Zij geven spiralende impulsen aan het circulerende bloed. Daarbij verwijden de slagaders om binnenkomend bloed te ontvangen en trekken ze samen om aan het bloed een impuls te geven en zo de bewegingshoeveelheid van het bloed te vergroten.
Er is vastgesteld dat tijdens de systole ejectie – de fase waarin het bloed uit de hartkamer wordt gestuwd – de kromming van de aorta’s toeneemt. Dit zou betekenen dat de aorta dan geen positieve druk ondergaat maar eerder negatieve druk. Denk aan de tuinslang waar je eerst waterdruk op zet en dan de kraan dicht draait. Deze negatieve druk is gelinkt aan het vacuüm in het midden van bewegende vortices of wervelingen in het bloed.
Als een hoeveelheid vloeistof onderworpen wordt aan kracht in de vorm van druk, zal die massa eerst weerstand bieden tegen verandering van beweging vanwege haar eigenschappen traagheid en viscositeit. Dit maakt dat in een druk gedreven systeem de druk (oorzaak) sneller stijgt dan de verandering in de beweging van de vloeistof (gevolg); de druk zal door zijn maximum gaan vóór de snelheid van de vloeistof maximaal wordt. In tegenstelling hiermee wordt bij meting van druk en stroming in de aorta vastgesteld dat het maximum van de stroming duidelijk plaatsvindt vóór de piek in de druk.
In de eerder aangehaalde film van Bremer van een kloppend embryonaal hart kun je ook zien dat het spiralende bloed een boost krijgt van het hart zonder dat er turbulentie ontstaat in het bloed. Dit betekent dat de overdracht van momentum tussen hart en bloed in fase is. Blijkbaar ‘voelt’ het hart de beweging van het bloed en reageert daarop met spiralende impulsen aan dezelfde snelheid als het bloed. Hierbij worden impulsen van het bloed en van het hart samengevoegd.
Een sterk geordend gas is een essentiële component van de bloedvortex, de draaikolk in het bloed. Het hart als een minimaal functioneel orgaan bestaat niet enkel uit spierweefsel maar ook uit de blijvende vortex in de bloedstroom. Deze levert in zijn centrum het altijddurende vacuüm dat vermoedelijk bijdraagt aan het terugtrekken van het bloed uit haarvaten en aders naar het hart. De vortex weerspiegelt zich in de verdeling van de zwaardere rode bloedcellen – dicht bij het midden – en de lichtere bloedplaatjes meer naar de omtrek tegen een plasmalaag aan de wand van de slagader. De rode bloedcellen vervormen in hun eigen rotatie in de grotere bloedvortex. Bloedstroom is dus een heel sterk geordend fenomeen.
Branko Furst stelt in zijn boek Het hart en de bloedsomloop: een integratieve benadering: wanneer je in de details treedt en het onderzoek dat veel verschillende groepen doen vanuit verschillende perspectieven samenbrengt, krijg je geen consensus over verklarende kaders. De verschijnselen laten zich niet vangen in een eenvoudig model. Het mysterie blijft.
Wat in ieder geval duidelijk wordt in het boek is hoe nauw hartfunctie, bloedstroom en de behoeften van het organisme inzake stofwisseling met elkaar verweven zijn. De bloedstroom in het embryonale hart speelt bijvoorbeeld een belangrijke rol bij het vormgeven van de latere volwassen vorm en structuur van de bloedvaten en het hart.
In navolging van een suggestie van Rudolf Steiner stelt hij voor dat het hart, hoewel van centraal belang voor de opwekking van de bloeddruk, niet zozeer een stuwende pomp is, maar (door de werking van de kleppen en de hartslag) een orgaan dat de bloedstroom stremt en ritmisch reguleert. Bovendien laat hij zien hoe nauw de bloedstroom ver van het hart verbonden is met de stofwisselingsactiviteit van de organen en weefsels waar het doorheen stroomt. Het bloed is zelf een orgaan. En Furst suggereert dat, als we de gedachte zouden aanvaarden dat het bloed in staat is tot autonome beweging, de complexe en steeds veranderende en modulerende circulatie beter begrepen zou kunnen worden.
Als we zoeken naar een kracht die het bloed door het circulatiesysteem heen kan verplaatsen, is de capillaire kant van de vergelijking een goede kandidaat. Elke cel is microscopisch kloppend en vernieuwt voortdurend de bloedinhoud. Dit zou wel eens de werkelijke kracht achter bloedcirculatie in het lichaam kunnen zijn.
Gaan we iets dieper in op de dialoog tussen hart, bloed en lichaam. De rozenkruiser J. van Rijckenborgh schrijft:
Wanneer wij denken aan of spreken over de gemoedsgesteldheid van een mens en over zijn gemoedsaandoeningen, dan richten wij onwillekeurig onze aandacht op het hart. Enerzijds verplaatsen alle bewustzijnsfluïden zich van het hoofdheiligdom via de medulla naar het hart, waarin ze worden ontvangen. Anderzijds zendt ook de kandelaar van de zonnevlecht tal van krachten opwaarts tot het hart. En in vele gevallen ontvangt het hart directe stralingen uit het centrale hart van de microkosmos, het domein van de roos. De vele invloeden worden in het hart getransmuteerd tot één fundamentele gemoedsgesteldheid met een eigen uitstralend vermogen. De gemoedsgesteldheid vermengt zich met het bloed, stijgt op naar het hoofd en bezet daar alle organen. En bepaalt zo de levensgang van de mens.
Verbinden wij deze korte beschrijving met het hierboven geschetste model van het bloed als een orgaan, dan kunnen we heel duidelijk de menselijke realiteit invoelen als een voortdurend gesprek tussen geest, ziel en lichaam.
Bronnen:
- Marinelli, Ralph en Fuerst, Branco e.a., The heart is not a pump: a refutation of the pressure propulsion premise of heart function 1995
- Chitty, John, The heart is not a pump
- Fuerst, Branco, The heart and circulation, an integrative model, London 2014
- Rijckenborgh, J. van, De Egyptische Oergnosis IV; II het hart en de gemoedsgesteldheid, Rozekruis Pers, Haarlem