De begrippen ik en zelf hebben geen eenduidige betekenis, maar betekenen bijvoorbeeld voor een filosoof iets anders dan voor een psycholoog. Bovendien hebben ze buiten dat, bij ieder mens een eigen specifieke kleuring, die uit zelfwaarneming ontstaat.
LOGON heeft over het “ware zelf” vier personen geïnterviewd, die verschillende spirituele wegen volgen: Johannes Kiersch (antroposoof), de abt Muhô (zenmeester), Peter Cunz (sjeik in een Mevlevi orde) en Peter Herle (rozenkruiser). De vragen raken aan het geheim van de eigen existentie. Dus de antwoorden houden verband met de weg waarop elk van de ondervraagden zich bevindt en de ervaringen die ze op die weg hebben opgedaan. Er blijft ruimte voor intuïtie als je de antwoorden leest, en dat is ook nodig, want het gaat uiteindelijk om het onnoembare. Het onderscheid in de antwoorden is duidelijk, maar je kunt ze ook bekijken als elkaar aanvullend. Misschien is degene die “wij” eigenlijk zijn, zo veelomvattend en zo onbegrijpelijk, dat wij hem vanuit vele perspectieven moeten naderen.
LOGON: Meneer Kiersch, de spirituele weg voert tot het ware zelf. Wat betekent dat ware zelf voor u?
Kiersch: Een doel in de verte. Ik kan eerst gaan beseffen dat alles wat mij in het leven overkomt, van mijn verborgen “andere zelf” komt, zowel gelukkige samenlopen van omstandigheden die mij verder helpen, als noodlotslagen waaruit ik kan leren. (Over de details, vergelijk Rudolf Steiner: Die Schwelle der geistigen Welt (1913), Gesamtausgabe Nr. 17). Daarachter of daar bovenuit vermoed ik een nog hoger “ware zelf”, waarvan de realiteit wel beleefd maar niet in woorden uitgedrukt kan worden.
Wie is de mens, voordat dat ware zelf gerealiseerd wordt?
Iets provisorisch, een kiem. Maar toch het enige wezen in de wereld dat “ik” kan zeggen tegen zichzelf. Daar hebben hogere machten voor gezorgd, die door lange tijdsperioden heen verschillende natuurrijken hebben geschapen: stenen, planten, dieren. De mens verenigt deze rijken in zich en organiseert ze opnieuw. In een opeenvolging van nieuwe eigenschappen (vergelijk J. Greve & A. Schnabel: Emergenz. Zur Analyse und Erklärung komplexer Strukturen. Frankfurt: Suhrkamp, 2017) kun je de mens als het tot nu toe meest gecompliceerde wezen op deze wereld zien. En, anders dan zijn voorlopers, wordt hij niet meer van buitenaf geleid, maar is hij in staat zijn verdere ontwikkeling zelf ter hand te nemen. Daardoor kan hij verantwoord werken voor andere mensen, andere levende wezens en voor de aarde als geheel.
Wie is de mens dus? Gaat het om een ontwaken of om een wezensverandering of wat…?
Om een ontwaken. Een bewustworden van tot nu toe verborgen omstandigheden.
Kan men iets zeggen over wie die weg eigenlijk gaat?
Ik zelf. Niet iemand die als een hogere instantie mijn voortgang bepaalt, zoals de goden in oude culturen dat gedaan hebben. Natuurlijk word ik daarbij altijd weer een ander. Het proces wordt objectiever naarmate het mij beter lukt om het voorlopig nog verborgen geestelijke in de wereld te herkennen en in mij op te nemen. Het evangelie van Johannes doelt daarop met de woorden: “Hij moet wassen, ik moet minder worden.” (Joh.3, 30).
Hoe schat u het belang van de realisatie van het zelf in voor het dagelijks leven? En hoe voor de mensheid in het algemeen?
Ik leer daarbij tamelijk snel om te doorschouwen dat het grootste deel van mijn bezigheden bepaald wordt door gewoonte, conventie en routine. Ik word er blij van om het weinige te ontdekken wat ik zelf tot stand breng. Dit weinige helpt de ganse mensheid verder voorwaarts.
Hartelijk dank, meneer Kiersch, voor dit interview.
Johannes Kiersch
Johannes Kiersch werd geboren in 1935. Hij studeerde Engels, geschiedenis en pedagogiek in Berlijn en Tübingen. Werd Waldorf-leraar in Frankfurt en Bochum, was vanaf 1973 betrokken bij de opbouw van het instituut voor Waldorfpedagogiek in Witten-Annen en was docent Waldorfpedagogiek. Publiceerde over de esoterie van de antroposofie.