De mensheid gaat haar weg door het bestaan in een voortdurende stroom van verandering in de tijd. De mens is het enige levende wezen in de schepping dat zich kan afvragen Waarom? Wat is het doel van ons bestaan? Eigenlijk is deze vraag stéllen al het eerste doel, waar velen niet eens aan toe komen. Zij verklaren hun eigen welbevinden tot doel, of ze laten een kerk of ideologie het antwoord geven en voegen zich daarnaar.
Is verandering op zichzelf het doel? Wie goed kijkt ziet dat alles altijd weer in zijn tegendeel verkeert, en wie dat tot zich door laat dringen, begrijpt dat dat nodig is. Het is de enige manier dat de mens zich bewust gaat worden van de tweevoudigheid, van zichzelf en van de wereld. Goed en kwaad, liefde en haat, hij draagt het allebei in zich. Dat levert spanningen op, die zich opbouwen en zich vervolgens weer moeten ontladen. Verandering is op die manier voortdurend aan de orde; veel wat wordt opgebouwd moet weer worden afgebroken, ook letterlijk, en dat gaat altijd met geweld gepaard. Ziedaar, de volgende oorlog. Het is onvermijdelijk dat er weer van alles kapot moet, huizen, gebouwen, infrastructuur, en ja, ook (veel) mensen. Het woord onvermijdelijk past hierbij, omdat het zich bewust worden van die tweevoudigheid niet op een andere manier blijkt te kunnen. Pas vanuit dat inzicht ontstaat het verlangen naar de wereld van de eenheid.
Oorlog is verhevigde bewustwording. Laozi zegt in zijn Daodejing:
De alopenbaring is niet menslievend. [1]
Jan van Rijckenborgh zegt hierover:
Hieruit valt maar één conclusie te trekken: namelijk wanneer de Bijbel over liefde spreekt en zegt: ‘God is liefde’, er iets totaal anders wordt bedoeld dan u ermee kunt bedoelen. [2]
Gods liefde is Licht. Het is een liefde die bijdraagt aan de bewustwording van de tweevoudigheid, en die het licht schenkt aan wie verlangt terug te keren tot de eenheid, tot het ware menszijn.
Wij zullen moeten leven met het idee dat liefde zoals wij die kennen, haat voortbrengt. Of, zoals Laozi zegt:
Het mooie baart altijd het lelijke. [3]
En de haat is het bewijs dat de liefde een voor de mens onbekende grootheid is, die in deze wereld niet te vinden is. Wie liefde cultiveert, cultiveert haat, dat is een wet. De schalen van liefde en haat zijn voortdurend in beweging en nimmer tot stilstand te brengen. En zo, zegt J. v. Rijckenborgh, worden beurtelings liefde en haat in een of andere vorm opgewekt en wordt de mens ‘de stoker’ van zijn eigen levenshel. Kunt u zich nu voorstellen dat Tao daarbuiten staat?
En toch is er hoop voor de mens om ooit weer tot de eenheid terug te keren, om de ware liefde van de ziel te leren kennen, ja, die liefde te zijn. Daartoe is eerst bewustwording nodig, hoeveel pijn dat ook oplevert, bijvoorbeeld in de vorm van oorlog als verhevigde bewustwording.
Wat kunnen we doen? Ingaan in de stilte van het innerlijke evenwicht, ons niet mee laten slepen in de emoties die steeds verder worden opgeblazen. Alleen in de zuiverheid van de innerlijke stilte ligt het begin van bewustwording van het doel van het menszijn: bouwen aan de nieuwe ziel, opgeven van het ik, luisteren met het innerlijke oor naar de zielefluisteringen, afkomstig uit de wereld van de eenheid. Dan breekt in de nieuwgevormde ziel, die leeft vanuit de eenheid, het inzicht door hoe zélf die liefde te zijn, die liefde uit te dragen en de mensheid in liefde te omvatten.
Citaat van Catharose de Petri uit Het levende woord:
Maakt God voor het kind Gods niet overduidelijk dat hij een groots plan heeft met wereld en mensheid? En kennen wij niet de juistheid van het woord: dat God niet laat varen het werk zijner handen? Het plan voor ons, zijn kinderen, moet uitgevoerd worden. Alle spanningen, alle smarten in deze wereld zijn het gevolg van het verzet van de mens tegen het goddelijke plan, het verzet tegen zijn liefdedaden. Het protest tegen de goddelijke liefde spruit voort uit de begoocheling, en uit onkunde met betrekking tot het plan dat in Christus’ kracht staat te lichten. [4]
Die begoocheling en die onkunde helpen doorbreken is de taak voor wie het plan doorschouwt, daarbij de onvermijdelijkheid van oorlog aanvaardt, zich niet laat afleiden, maar zijn focus gericht houdt op het Licht. Om zo, met de innerlijke vermogens van het ontvangen zielelicht, iets te kunnen betekenen voor zijn medemens.
Bronnen:
[1] Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri, De Chinese Gnosis, hfdst. 5, Rozekruis Pers, Haarlem 2002
[2] Ibid
[3] Ibid hfdst. 2
[4] Catharose de Petri, Het levende woord, Rozekruis Pers, Haarlem 1989