Liefde en zo

Wat wij als ‘Liefde’ aanvoelen moet iets zijn zonder tegenstelling

Liefde en zo

Liefde, het meest bezongen woord dat de wereld ooit heeft voortgebracht als omschrijving van het meest banale tot de hoogste puurheid die in een mensenhart kan opkomen, en tegelijk als een populaire joker om onze relaties te definiëren.

‘Relatie’ duidt op minstens twee partijen. De verhouding daartussen heet dan sympathie, aantrekking, schoonheid, verbondenheid, voordeel; termen die dus – op hun beurt – ook weer een tegendeel inhouden. De som daarvan heet dan meestal ‘haat’, een grof woord dat nauwelijks een milder synoniem verdraagt.

Wat wij als ‘Liefde’ aanvoelen moet iets zijn dat geen tegenstelling kent, maar zo’n term lijkt in het aardse woordenboek niet te vinden. Een gemis dat wij dan omzeilen met substituten als ‘Liefde met hoofdletter. Eenheid komt al dichter in de buurt, al is het iets dat wij wel kunnen aanvoelen en ondergaan, maar ons toch nauwelijks kunnen voorstellen. Gewoon omdat er ook dan in onze optiek nog altijd een toeschouwer is én een object, dus ook weer twéé. Er is een hemelsbreed verschil tussen Eén-zijn en Eens-zijn. Ons eens-zijn betekent meestal dat er met het geven en nemen voldoende is gehakketakt om bijvoorbeeld al te groot gezichtsverlies te vermijden. In ‘één-heid’ – het woord zegt het zelf – is er maar één meer; er is niemand om te geven of te krijgen.

En daar zit nu precies het knelpunt. Uit het Ego (met hoofdletter en ook wel de Al-Wil genoemd) hebben wij een eigen ego gebouwd en daaromheen een eigen universum. Maar een ego is bij wijle soms zo groot, dat er in dat hele universum slechts plaats is voor één en verder voor niets anders. Zo zwalken wij eeuwig voort langs de grens van oorlog en vrede. Als enkeling, als groep, de schaal doet er niet toe. Wij leven vaak alleen bij de gratie van een tegenstander, onder welke vorm dan ook.

En toch kregen wij dit lichaam met zijn wonderlijke capaciteiten als het ware in bruikleen om onze gang door dit leven te voltooien. Moet dit lichaam dan verdwijnen? Zeer zeker niet, want dat ‘voertuig’ zoals dat ook wel wordt genoemd, is de enige mogelijkheid om op dit aards toneel de rol te spelen die ons is toebedeeld. Alleen, de ruiter hoort op de rug van het paard te zitten; niet omgekeerd.

Belachelijk beeld? Misschien eerder tragikomisch, maar dat moet ieder voor zichzelf uitmaken. Hoewel niet zo’n eenvoudige zaak wanneer de verdachte tegelijk rechter en aanklager is.

Misschien kan gewoon dit lichaam daarbij helpen; die onvoorstelbare levensvorm van ademen, eten, omzetten, bewegen, waarnemen, spreken, pijn, ziekte, genot, handelen, en nog veel meer, naast de processen die zich in het verborgene afspelen zoals omzetting, circulatie van zuurstof en vloeistoffen, vertering, bedenkingen, wensen; een onoverzichtelijk raderwerk waarin alles kan mislopen – en dat ook dóet. Een compleet universum van komen en het gaan, het spectaculaire en het verborgene, de ups en de downs.

Maar die hele diversiteit onthult wat de term ‘eenheid’ kan inhouden. Wij worden bijvoorbeeld niet boos op onze knie omdat hij op een dag het lopen gaat hinderen, bekritiseren de lever niet omdat zij is ontstoken, noch veroordelen de kies die ons weekend verknoeit. En dat ons hart door dik en dun onverdroten verder tikt vinden wij heel gewoon of denken er helemaal niet aan; ik ben in dat alles en dat alles is in mij zoals ik hier ga en sta: de aanklager en de beschuldigde, de bewonderaar en de gevierde. Ieder aspect zit op dezelfde stoel. Er is geen enkele vorm van relatie tussen dat wel-en-wee en ik, nee, het is allemaal ‘ik’.

Laat die ‘organisatie’ nu schepping, kosmos of natuur heten, voor alles wat zich daarbinnen afspeelt geldt precies hetzelfde, er is alleen een schaalvergroting; de ontsteking kan daar nu oorlog heten, het geschonden gewricht een natuurramp. Maar alle zijn het gebeurtenissen binnen één en hetzelfde wezen, ruimte voor een ‘tegen’ is er gewoon niet want 1-heid – de naam zegt het inderdaad zelf – kent geen tegendeel. De lelie bloeit en verwelkt, het lied van de dageraad vernevelt in de ochtendbries, de orkaan gaat liggen tussen het puin als de belofte van een nieuwe kans. Ogenschijnlijk een zinloos gewoel van komen en gaan, van opbouw en afbraak, misverstanden, ergernissen, geluk en tegenslag; de gewone golven en golfjes van wat wij ‘leven’ noemen, de kracht die het gehele universum in zich besloten houdt en geen oordeel heeft over wat in zijn schoot gebeurt. Alles wat in en met ons aanzijn gebeurt raakt ons bewustzijn; blij en opgelucht om de tekenen van een genezing, bezorgd om het falen van een functie of een streven. Daarin is geen spoor van wrok, minachting of uitsluiting, want ook dit alles is…ik, de afspiegeling van de Oerkracht die wij achteloos ‘leven’ noemen, de grote onbekende – en ongékende – die als een potentie in ons wezen is verankerd en ons hele leven vergezelt, – en wacht. De toegang als het ware tot een vergeten Rijk dat wij ooit inwisselden voor het avontuur ‘Aarde’. Die potentie heeft geen naam, want een naam onderscheidt van al het andere. Maar er is niets anders, want het is Alles. Zo uit het abstracte ‘leven’ zich in concrete, actieve, vormen. En al kan ons bewustzijn dit (nog) niet echt bevatten, het confronteert ons permanent met een keuze. Of de ik-wil, of de Al-wil; óf het opgaan in de vrede van de partijloze eenheid, of de ik-jij relatie met haar kritiek, rivaliteit, angsten en twijfels, en de overtreffende trappen daarvan in de Grote Wereld. Daarin verdeeldheid zaaien lijkt de truc van de aardse machten om ons perspectief aan de oppervlakte te binden, maar dat is schijn: ook dat is in de Al-Wil besloten, als zovele wegen en kansen om ons inzicht open te breken, om dat ingevroren vonkje in ons hart te ontdooien zodat het weer zijn plaats kan vinden in de grote Stroom.

Maar waar is in dit betoog nu de ‘liefde’ gebleven?

We zouden bovenstaande kunnen samenvatten als: Ik en jou – Ik met jou – Ik ben jou. Daden en gedachten van ons – mensen – zijn vaak exponenten van de krachtlijnen die in de samenleving circuleren; wie ‘ik’ zegt, zegt tegelijk ‘wij’. Naast en achter de Beklaagde staat de gemeenschap die hem/haar heeft gevormd. Bewuste beleving daarvan heet mededogen, samen dragen en volbrengen wat op dit moment moet volbracht worden, ongeacht oordeel en waardering van het ik met zijn meningen en belangen. Dit kan dan liefde heten, de weg naar de Eenheid, ons geopenbaard en geleid door de Liefde zelf; de weg die de tegen-stander kan herscheppen tot een mede-Mens.

 

Bron: Dit artikel is eerder verschenen in Pentagram 2019 nummer 3

Print Friendly, PDF & Email

Deel dit artikel

Artikel informatie

Datum: december 5, 2019
Auteur: Emiel Vanhuyse (Belgium)
Foto: Thomas B on CCO Pixabay

Featured image: