Schläft ein Lied in allen Dingen.
Die da träumen fort und fort,
Und die Welt hebt an zu singen,
du nur das Zauberwort.
Joseph von Eichendorff
Er slaapt een lied in alle dingen
Die daar steeds maar dromen,
En de wereld begint te zingen
Als jij maar het toverwoord spreekt.
Joseph von Eichendorff
Het spoor en de klank van de wereldziel reiken heel ver terug. In de Oudheid was de Griek Pythagoras een van de mensen die iets hoorde wat heden ten dage niet meer zo dicht bij ons schijnt te staan: een “harmonie der sferen”. Nu zou men het misschien eerder nuchter en rationeel-wetenschappelijk “achtergrondruis” noemen.
Pythagoras sprak over “onsterfelijkheid” en “zieledwaaltocht”. Hij kende de loop der sterren. Hij hoorde de harmonie der sferen. Was hij helderhorend? Zeer waarschijnlijk. Hij beleefde een beweging van de ziel met zijn innerlijke oor. Marcus Tullius Cicero zei:
Door de muziek wordt alles begrepen wat leeft,
omdat zij de ziel van de hemel is.
Muziek is gebaseerd op trilling, toon en getal. De wereld van de tonen wordt evenals de wereld van de kleuren en vormen bepaald door trilling en getal. De samenhang tussen macrokosmos en microkosmos kan door harmonisch geordende getallen weergegeven worden. Omdat getal, toon en muziek nauw verbonden zijn, wordt de voorstelling van de oude volkeren van een harmonie der sferen opnieuw begrijpelijk.
Getallen als kwaliteiten
De getallen zijn in de opvatting van de Ouden geen rekenelementen, maar markeren kwaliteiten, oerkrachten en ideeën, die op ons leven inwerken en het bepalen. In deze zin hebben alle wezens hun klank, hun getal en hun kwaliteit, die zeer individueel zijn. Nog in de Middeleeuwen werd de harmonie der sferen algemeen erkend. Muziek werd in drie soorten onderscheiden:
– Musica mundana, muziek van het wereld-al
– Musica humana, het gezang van de mensen
– Musica instrumentalis, muziek van instrumenten
Je zou kunnen zeggen dat met het in de eerste dichtregels van Von Eichendorff genoemde ‘toverwoord’ het aantal trillingen wordt aangeduid dat het menselijke astrale lichaam verbindt met de scheppingen van de kosmos. Tweeduizend jaar na Pythagoras formuleert Johannes Kepler zijn voorstelling van een klinkende kosmos:
De schepping vormt een wonderbare symfonie. De hoogste harmonie is God, en Hij heeft alle zielen een innerlijke harmonie als zijn beeld ingeschapen. Het harmonische object, de bol, beeldt eveneens de drie-eenheid uit: de vader is het centrum, de zoon het oppervlak, de geest de afstand van het centrum tot het oppervlak. Zonder zielen zal er geen harmonie zijn. De aarde is bezield, en daardoor wordt zowel op aarde alsook tussen de aarde en de sterren een grote harmonie bereikt.
In zijn boek Wereldharmonie beschrijft Kepler de aardbol als het lichaam van een dier. Wat bij een dier de ziel is, is bij de aarde de ‘natura sublunaris’, de bezieling bij het scheppingsproces.
Zoals het met de ziel van de aarde is, zo is het ook met de ziel van de mens.
De harmonie, zo voelde hij het, is de eenheid en het verband van het geheel, het sieraad van de wereld, de kroon der schepping.
In de proloog van Goethes Faust staat:
De zon klinkt als vanouds, in een samenzang van broedersferen.
Muziek en zielenontwikkeling
Bruno Walter, een beroemde dirigent uit de 20ste eeuw, schrijft in zijn boek Over muziek en musiceren, dat de oermuziek van de klank der sferen voor zintuiglijke oren niet zonder meer hoorbaar is. Hij is tot de overtuiging gekomen dat vanuit een dergelijke oorsprong hij het worden en het wezen van de muziek als elementaire macht over de zielen van de mensen heeft kunnen leren kennen en begrijpen. Sinds het oerbegin wordt de mens door deze muziek der sferen beïnvloed. Zijn organisme trilt mee in de klinkende trillingen en in hun ritme. Daarom is de mens van nature muzikaal.
Walter erkent uit deze samenhang de muzikaliteit van de kosmos. De ontwikkeling van de muziek voert hij terug op de zielenontwikkeling van de mens, en hieruit zou de ontplooiing van zijn innerlijke mogelijkheden op andere cultuurgebieden volgen. De schepping van de grote muzikale werken zou een licht werpen op de scheppingskracht die ook aan de mens ter beschikking staat. Muziek zou een zielentaal zijn, die transcendente krachten vooronderstelt. De componist zou zijn werk scheppen uit levende tonen.
Veel van deze kunstenaars hebben het scheppingsproces van hun werk bewust ervaren. Zij beschreven zichzelf als het ware als een kanaal voor de ingevingen uit een hogere sfeer. Zo wordt muziek tegelijk iets bovenpersoonlijks. Bach en Mozart hebben ongetwijfeld geschapen uit de hoogste trillingsvelden. In Bachs muzieknotenschrift lezen wij aan het eind van elke compositie: Soli Deo Gloria – Ter ere van de Ene God. En bij Beethoven klinkt het feestelijk:
De hemelen roemen de eer van de Eeuwige –
Hun klank plant zijn naam voort.
Muziek als boodschap
Muziek – vergankelijke klank en eeuwige oerklank – is als een boodschap uit onaardse, transcendente gebieden, die ons wijst op het bestaan van het ene alomvattende. Velen bespeuren: aan de mens is geen betere directe toegang tot het vermoeden van de Logos en zijn werk geschonken dan de muziek. Zij geeft in klanken blijk van een goddelijk, scheppend en ordenend wezen.
Archim von Arnhim schreef over het kunstenaarsproces:
Waar de kunst een enkele natuur wordt, daar is mijn rijk; daar vind ik grond in de oneindigheid: in het verleden tot aan de oorsprong, in de toekomst tot aan de vernieuwing der wereld; daar is mijn vaderland.
Tenslotte nog een keer Pythagoras, die de kwaliteit van de drieklank van geest, ziel en lichaam verduidelijkt. Zij bestaat in wederzijdse vriendschap en broederschap:
Vriendschap van de goden met de mensen door vroomheid en wetende verering, onderlinge vriendschap door de leer en vriendschap van de ziel met het lichaam, vriendschap van de verstandelijk begaafden met de minder verstandelijk begaafden door filosofie en de ermee gepaard gaande geestelijke aanschouwing. Vriendschap van de verschillende stammen door werkelijke kennis van de natuur, vriendschap van het sterfelijke lichaam in zichzelf, bevrediging en verzoening van de elkaar tegenwerkende krachten die in het lichaam verborgen zijn.