Het Bardo Thödol, het Tibetaanse Dodenboek, begeleidt de stervende in het proces van overlijden tot aan wedergeboorte. Ook kan de tekst tot gids zijn voor het leven en om reïncarnatie te overstijgen.
Introductie
Het uit de achtste eeuw stammende geschrift Bardo Thödol, dat enigszins onterecht bekend werd onder de titel Tibetaans Dodenboek, is volgens een recentere definitie van Lama Anagarika Govinda [1]
… geen gids voor de doden, maar voor hen die de dood willen overwinnen en het stervensproces willen veranderen in een daad van bevrijding.
Dankzij de Engelse vertaling van het Tibetaans Dodenboek door Evans-Wentz in 1927, werd het boek op grote schaal verspreid in het Westen en vertaald in verschillende talen [2].
Het Bardo Thödol wordt toegeschreven aan de Indiase mysticus Padmasambava, die het boeddhisme in de achtste eeuw naar Tibet bracht.
De tekst werd tot aan de veertiende eeuw verborgen gehouden en volgens de overlevering herontdekt en op schrift gesteld door Karmalingpa [3]. De verschillende vertalingen van het Tibetaans Dodenboek verspreidden zich snel in Amerika en Europa; niet alleen onder degenen die geïnteresseerd waren in oosterse religie, mystiek en theosofie, maar ook in de westerse wetenschap, met name de psychologie, de geneeskunde, de natuurkunde en het onderzoek naar bijna-doodervaringen [4].
Het Tibetaans Dodenboek (Bardo Thödol)
De boeddhistische leer is gebaseerd op het principe van het wiel van geboorte en dood, het Rad van Samsara. In het Bardo Thödol wordt vooral de periode tussen het overlijden en reïncarnatie beschreven, die bestaat uit verschillende overgangsfases (bardo’s) die tijdens het stervensproces en na de dood worden ‘doorleefd’. Het laat de overledene niet alleen mogelijkheden zien om tot een betere wedergeboorte te komen, maar het spoort hem tevens aan om gebruik te maken van de mogelijkheid tot bevrijding van het wiel van dood en reïncarnatie die in de overgangsfase bestaat.
De overgangstoestand die in het Bardo Thödol wordt genoemd, is ook bekend in andere religies.
Daarin wordt het bijvoorbeeld het hiernamaals, de fijnstoffelijke sfeer of het Devachan genoemd.
Er worden echter twee fundamenteel verschillende perspectieven op het leven na de dood getoond:
- Ten eerste is het leven na de dood een overgangsfase die leidt tot een nieuwe geboorte in deze wereld. Zo wordt het wiel van geboorte, leven en dood in stand gehouden. Niet alleen in de oosterse religies, maar ook in het vroege christendom waren geloof in reïncarnatie en kennis ervan wijd verbreid.
- Ten tweede spreekt het Tibetaans Dodenboek over een korte blik in een toestand die de overledene kan bevrijden van het wiel van geboorte en dood: het verschijnen van het Primordiale Licht, het Universele Bewustzijn of ‘het Koninkrijk dat niet van deze wereld is’.
Het Tibetaans Dodenboek benadrukt dat door een bewuste voorbereiding op de dood tijdens het leven dit oerlicht bewust ervaren kan worden tijdens het stervensproces, zodat de stervende of de reeds ‘gestorvene’ deze toestand kan binnengaan en zo het Rad van Samsara kan overstijgen.
Evans-Wentz citeert in het voorwoord van het Tibetaans Dodenboek C.G. Jung:
… een leerboek ten behoeve van de zojuist overledene. Het zal hem tot gids zijn gedurende de periode van het bardo-bestaan, de symbolisch 49 dagen durende overgangsfase tussen sterven en opnieuw geboren worden… [5]
Door deze definitie van het Tibetaans Dodenboek wordt de inhoud beperkt tot het proces van sterven en de voorbereiding op wedergeboorte. De betekenis van het verschijnen van het oerlicht, dat tot bevrijding van het wiel van geboorte en dood kan leiden, wordt niet genoemd en niet als centraal thema van het Bardo Thödol gezien, hoewel er in elke fase van ontbinding, in elke tussenliggende toestand op de mogelijkheid ervan wordt gewezen.
De tussenliggende toestanden
Om te kunnen profiteren van de leringen van het Tibetaans Dodenboek, om in het beste geval bevrijding van het wiel van geboorte en dood te kunnen bereiken, een ‘binnengaan in het oerlicht’, of om in het geval van een wedergeboorte positieve en vriendelijke omstandigheden binnen te kunnen gaan, is het noodzakelijk om de leringen van de Boeddha en de instructies van het Bardo Thödol al tijdens het leven te bestuderen en te volgen, indien mogelijk onder begeleiding van een ervaren leraar (Lama).
Het Dodenboek kan zowel een wegwijzer zijn op de levensweg als een gids tijdens het stervensproces en vooral daarna. Het beschrijft heel levendig hoe de stervende of reeds overleden persoon verschillende toestanden doormaakt.
Er zijn in wezen zes toestanden die de persoon na het inzetten van het stervensproces tot aan de voorbereiding van een reïncarnatie ervaart, te beginnen bij het waakbewustzijn.
De individuele bardo’s zijn dus de verschillende bewustzijnstoestanden tijdens ons leven en daarna [6].
Het zijn
- de toestand van waakbewustzijn (ons normale dagbewustzijn),
- de toestand van droombewustzijn,
- de toestand van onderdompelingsbewustzijn (het doel van meditatie en onthechting, vaak bekend als de mystieke ervaring van westerse mystici),
- de toestand van het ervaren van de dood (het stervensproces),
- de toestand van het ervaren van de werkelijkheid (de weerspiegeling van het vergane leven)
- de toestand van herboren worden (het proces van voorbereiding op reïncarnatie).
Tijdens het leven scheppen de eerste drie toestanden de voorwaarden voor de tussenliggende toestanden die de stervende of gestorven persoon gedurende de beschreven periode van (symbolisch) 49 dagen beleeft. Door middel van zijn gedachten, gevoelens en handelingen tijdens het waakbewustzijn, bepaalt de mens de situatie voor zijn stervenscondities en tussentoestanden.
Tijdens het droombewustzijn komt de slaper ook in een tussentoestand, maar bij het ontwaken keert hij terug naar het normale waakbewustzijn. In de toestand die de stervende of overleden persoon binnentreedt, maakt het bewustzijn dat na de dood blijft bestaan zich los van het materiële (gestorven) lichaam en wordt het geconfronteerd met de daden van het afgelopen leven (‘het ervaren van de werkelijkheid’). Ze geven vorm aan de aard van de ziel en de subtiele lichamen. Dit stervensproces wordt in detail beschreven als het verschijnen van verschillende troostende en wraakzuchtige goden [7].
Het verschijnen van het oerlicht
Het Tibetaans Dodenboek wijst op een korte fase in het verloop van het stervensproces die kan leiden tot bevrijding van het Rad van Samsara. Het is de verschijning van het oerlicht, dat op het tijdstip van de dood en kort daarna oplicht, in een poging de stervende te waarschuwen voor het zoeken naar een geschikte wedergeboorte en hem te bevrijden van het wiel van geboorte en dood:
… Luister! Het reine licht van het ware Zijn zal nu voor je oplichten. Je moet het erkennen! (…)
Je Geest-natuur (…) bestaat uit een volheid aan licht, en omdat het vrij is van worden en vergaan, is het gelijk aan de Boeddha van het Onvergankelijke Licht. Erken dat! Als je je eigen geestelijke en intellectuele natuur hebt erkend als leeg van een inwonend wezen, als Boeddha, kijk dan naar je eigen spirituele natuur [8].
De stervende kan dit licht alleen begrijpen en volgen als hij dit proces tijdens zijn leven heeft doorgemaakt, het verinnerlijkt heeft en een overeenkomstige levenswijze heeft geleid.
Het verschijnen van het oerlicht komt heel nauw overeen met de toestand van diepe meditatie en leidt tot het ervaren van bevrijding van het Rad van Samsara. Deze ervaring kan worden bereikt in een toestand van diepe verzonkenheid of door gerichtheid op het oerlicht op het moment van sterven.
In de loop van de 49 dagen wordt de overledene herhaaldelijk gewezen op de mogelijkheden van het opgaan in dit oerlicht, maar met het verstrijken van de tijd wordt het oerlicht steeds zwakker en moeilijker te bereiken, zodat het Dodenboek zich, naarmate het proces vordert, concentreert op aanwijzingen voor een zo positief mogelijke reïncarnatie.
Verwijzingen naar het pad van de rozenkruisers
J. van Rijckenborgh spreekt in dit verband over de twee natuurorden: de ‘dialectiek’ (waarin wij leven) en het koninkrijk, dat in de Bijbel bekend staat als ‘het Koninkrijk der Hemelen’ of ‘het Rijk dat niet van deze wereld is’. De dialectiek bestaat uit twee sferen: de stofsfeer en de spiegelsfeer.
Van Rijckenborgh zegt hierover:
De stofsfeer is het gebied waarin we leven in onze verschijning. De spiegelsfeer is het gebied waarin o.a. het proces tussen dood en reïncarnatie plaatsvindt. Naast de sferen van hel en vagevuur (de louteringssfeer) bestaat dit gebied uit de sfeer die ‘hemel en eeuwig leven’ wordt genoemd.
Deze hemelse sferen en het leven daar zijn – evenals het leven in de stofsfeer – onderhevig aan eindigheid en tijdelijkheid [9].
De dialectiek (met de twee genoemde sferen) is de enige natuurorde waarin het wiel van geboorte en dood zijn effecten ontvouwt. De tweede natuurorde die Van Rijckenborgh noemt, is het eeuwige, onveranderlijke, absolute Zijn, het boeddhistische Nirvana of het oerlicht, zoals het in het Dodenboek wordt genoemd. De mens kan en moet zich via een proces van transfiguratie ontwikkelen naar dit onveranderlijke Zijn. De mens staat zodoende steeds opnieuw voor de keuze tussen twee wegen: het leven in de dialectiek, dat tot dood en wedergeboorte leidt, en de weg die leidt naar het overstijgen van deze wereld, naar ‘het Koninkrijk dat niet van deze wereld is’.
Net als de Bijbel geeft ook het Dodenboek aan, dat de tweede weg, de tweede staat van zijn, niet gemakkelijk te bereiken is. De Bijbel zegt:
Mijn volk gaat verloren door gebrek aan kennis. (Hosea 4:6)
Het licht schijnt in de duisternis, maar de duisternis heeft het niet begrepen. (Joh. 1:5)
Zo wordt ook hier duidelijk dat er een Universele Leer bestaat over de bevrijding van de mens.
In alle religies en spirituele stromingen worden aanwijzingen daartoe gegeven. Na een lange zoektocht kan de mens tot inzicht komen en de gebondenheid aan het wiel van geboorte en dood overstijgen.
Bronnen:
[1] Lama Anagarika Govinda: Voorwoord bij: Lobsang Dargyay, E. en G.: Het Tibetaanse Dodenboek, Barth Verlag, Bern 1978
[2] Eerste directe Duitse vertaling uit het Tibetaans door E. en G. Lobsang Dargyay, 1978
[3] Zie: Bespreking van de ‘Schatteksten’ in: Lobsang Dargyay E. en G., a.w.
[4] Bertram, Dirk: Het Tibetaanse dodenboek, Swedenborg en modern bijna-doodonderzoek, Boek op aanvraag (e-book), 2018
[5] Jung, C.G. in Evans-Wentz, W.Y. (Eds): Het Tibetaans Dodenboek, Walter-Verlag AG, Olten 1991
[6] Fraunwallner, E.: De filosofie van het boeddhisme, Berlijn 1969
[7] In het kader van dit artikel is het niet mogelijk om in detail in te gaan op de verschillende verschijningen waarmee de overledene wordt geconfronteerd. Het Bardo Thödol somt het echter in detail op, met als doel de overledene te wijzen op het oerlicht, op de mogelijkheid van bevrijding uit het wiel van geboorte en dood. Dit gebeurt in de staat van bewustzijn van de werkelijkheid, die uiteindelijk, aan het einde van de symbolische 49 dagen, leidt tot het proces van wedergeboorte (zie Lobsang Dargyay, a.w.
[8] Dargyay, E. en G., t.a.p., blz. 93
[9] Van Rijckenborgh, J., De komende nieuwe mens, Rozekruis pers, Haarlem