Jan van Rijckenborgh schrijft over de menselijke wil:
De wil is het magische zieleattribuut bij uitnemendheid. De wil is de grote schier onstuimige beweger van de ziel en daardoor van ons gehele leven. (…) Met de wil is de mens in staat een magnetisch vermogen, dat uiteraard vormeloos en abstract is, concreet te maken en aan te wenden. [1]
Wil was oorspronkelijk de kracht van Epigenesis, de vrij besluitende, de bewuste zelfscheppingswerkzaamheid van de menselijke geest. Het is een hoogst gevaarlijke kracht, een koningskracht (Aries) en een geheime kracht die des doods kan zijn (Scorpio), doch ook voeren kan tot geweldige verten. De wil is het begin of het einde van alles, de eeuwigheids kracht die heerst over leven en dood. [2]
In deze korte beschrijvingen ligt een schat aan wijsheid en waarheid verborgen. Verborgen? Ja, want het is niet makkelijk om het mysterie van de wil te doorgronden.
Onze gedachten, hoewel we ze niet onder controle hebben, kunnen we toch min of meer volgen. We kunnen vaststellen welke gedachten schadelijk zijn en welke weldadig. Hetzelfde geldt voor onze gevoelens. We hoeven geen ingewijde te zijn om te begrijpen dat gevoelens zoals haat en jaloezie ons naar de afgrond voeren. Maar hoe zit het met onze wil?
De wil is abstract en ongrijpbaar. Dat komt omdat de wil betrekking heeft op het leven zelf, op de levenskracht die ons voortstuwt. Magnetisch vermogen wordt concreet gemaakt en als etherkracht door ons zenuwstelsel gedreven. Door deze krachtimpuls gaan we over tot daadwerkelijke actie.
Het tweesnijdend zwaard
“Het is een hoogst gevaarlijke kracht, een koningskracht en een geheime kracht die des doods kan zijn.” Waarom is de wil zo’n gevaarlijke kracht? Omdat de wil licht en leven inblaast in een idee. Omkleed met deze vurige etherkracht gaat dit idee zich openbaren in ons leven.
Laten we zeggen dat we een bepaald geestelijk idee nastreven, maar dat dit denkbeeld niet zuiver is: het is vermengd met ik-centrale motieven. We jagen dit idee na en gebruiken onze wil om ons doel te bereiken. Op die manier gaat ons denkbeeld leven; het hult zich in vurige etherkracht. Nu ons idee lichtend is geworden, spitsen de gevaren zich enorm toe. Door ons eigen licht worden we verblind en denken dat we een impuls uit de geestelijke wereld ontvangen.
Mensen die De gnostieke mysteriën van de Pistis Sophia hebben gelezen, kunnen vermoeden wat er nu gaat gebeuren. Ook de Pistis Sophia keek vanuit een onzuivere geestelijke positie omlaag en zag een lichtbron. Zij dacht dat dit het licht van de gnosis was en daalde af. Ze begreep niet dat deze lichten projecties van haar eigen ideeën waren, omkleedt met de lichtkracht vrijgemaakt door haar wil.
Wij doen hetzelfde en volgen de weg van de Pistis Sophia. Wanneer we echter in de chaos van de lagere astrale gebieden aankomen, wacht een bittere teleurstelling. We worden omsingeld door vijandig gezinde krachten en ons licht en onze levenskracht worden gestolen. Gedesillusioneerd en uitgeput blijven we achter: we balanceren op de rand van de totale vernietiging.
Hoe kon het gebeuren dat we zo makkelijk een slachtoffer van onszelf hebben gemaakt? Hoofdzakelijk doordat we niet begrepen wat het wilsvermogen is en hoe het werkt. Het ontbrak ons aan zelfkennis.
De wil heeft te maken met het aanwenden van scheppingskracht. Het is een magische werkzaamheid die betrekking heeft op vormgeving, op het scheppen van werelden.
Zoals onze persoonlijke, kleine wereld is, zo ervaren we het universum. Wanneer we scheppingskracht in onszelf aanwenden, bepaalde ideeën lichtend en levend maken, ervaren we de ons omringende wereld overeenkomstig. We trekken andere krachten aan en onze waarneming ondergaat een verandering.
Het criterium
Nu is het criterium, dat waar het allemaal om draait, of ons persoonlijke idee, onze schepping, zich harmonisch verhoudt tot de eeuwige ideeën, krachten en wetten die het universum regeren. Zo ja, dan voltrekt onze ontwikkelingsgang zich harmonisch. Maar het probleem is dat een ik-centraal bewustzijn niet tot een zuivere geestelijke beschouwing kan komen. Op z’n best is het een vermenging van geestelijke en materialistische beelden. Maar omdat een zoeker naar waarheid, vrijheid en gerechtigheid streeft naar waarden die niet van deze wereld zijn, gaat de wil, die deel uitmaakt van het drievoudige ik-centrale bewustzijn, vuur inblazen in deze vermengde denkbeelden. Dan zien we, net als de Pistis Sophia, een imitatie. We begrijpen dat echter nog niet.
We kijken naar beneden en dalen af. De immer voortgaande (zonde)val staat dus in zeer directe relatie tot de menselijke wil. Beneden aangekomen, worden we ingesloten door allerlei krachten die overeenkomst met ons hebben, vanwege de valse lichten die we in onszelf ontstoken hebben. Via deze krachtlijnen worden we dan beroofd en blijven uitgeput en met lege handen achter.
Jan van Rijckenborgh, met zijn magistrale inzicht in het pad van bevrijding, zegt over deze toestand van de Pistis Sophia:
Eén zekerheid echter bezit zij nu: de Pistis is gestorven, doch ook de waan. Voor de eerste maal heeft zij de ineigen Authades [de ik-centrale wil] goed leren kennen. Zij is geworden tot een niets. Als Job zit zij op de puinhopen – er rest haar niets, doch er gloort voor de eerste maal: inzicht, inzicht als een open poort.
Golgotha
Hoe dramatisch het ook moge zijn, er zit in de schijnbare vernietiging van de Pistis Sophia een diep mysterie verborgen. Bepaalde gelijkenissen met Golgotha doemen voor ons op.
Als eerste sleutel tot dit mysterie kunnen we het volgende gebruiken: het pad van het kwaad is vernietiging; kwaad gaat vroeg of laat aan zichzelf ten onder. Wanneer de Pistis Sophia wordt omsingeld, beroofd en vernietigd, dan betekent dit, dat het kwaad dat in haar is, door het kwaad dat buiten haar is, wordt vernietigd. Wat is kwaad anders dan het ik-centrale streven dat altijd uit is op de beste plaats voor zichzelf?
Gods wegen zijn ondoorgrondelijk; zeker voor het ik-centrale bewustzijn. Wie zou verwachten dat het kwaad de helpende hand toesteekt zonder dat te weten?
Uit de evangelische verslagen vernemen we dat er op Golgotha drie kruisen waren opgericht. Twee moordenaars werden gelijktijdig met Jezus de Heer gekruisigd. Symbolisch beschouwd behoort de ik-centrale wil tot de aspecten die de moordenaars verbeelden. Egoïsme is kwaad en kwaad leidt tot vernietiging. De ik-centrale wil is de concrete vernietiger: de beul of de soldaat. Achter deze soldaat staan echter het gevoelsleven en het denken, waarbij het mentale vermogen dan de strateeg, de generaal is. Deze generaal wordt op zijn beurt beïnvloed en gemanipuleerd door de hofadviseur, die door allerlei intriges de begeerde voordelen tracht te behalen. Koning-ik bestaat uit deze drie tezamen: de hofadviseur, de generaal en de soldaat. Het is het drievoudige ik-bewustzijn: hart, hoofd en handen.
Drie sleutels
Toch is een menselijk wezen veel meer dan koning-ik. Twee prachtige sleutels liggen nog verborgen onder de bedrieglijke oppervlakte. De tweede sleutel is het objectieve bewustzijn, dat is het door zelfkennis gereinigde bewustzijn. Door lijden en ervaring, veroorzaakt door het innerlijke kwaad, de eerste sleutel, neemt het objectieve bewustzijn zeer in kracht toe. Dit bewustzijn is observerend, aanvaardend en berustend; het is in hoge mate realistisch. Het strijdt niet, het verzet zich niet tegen het kwaad. Zou dit bewustzijn gaan strijden, dan zou het onmiddellijk weer subjectief en persoonlijk worden en dus vervallen tot het kwaad. Het objectieve bewustzijn heeft de Waarheid, gesymboliseerd door het derde kruis met Jezus de Heer, zeer lief. Nu het subjectieve kwaad gestorven is, schenkt dit bewustzijn inzicht als een open poort. Alle illusies zijn vernietigd. Door deze poort zien we het licht in de verte: dit keer het ware Licht.
Mysterie
We weten dat Jezus op Golgotha stierf. Dit drama leidt ons tot het werkelijke mysterie. Jezus verbeeldt het nieuwe bewustzijn: het is een bewustzijn dat oprijst uit de geestelijke kern van een mens. Deze centrale geestvonk is het goddelijke oeridee van de oorspronkelijke mens, onze ware naam. Dit nieuwe bewustzijn, deze nieuwe mens, kreeg de mogelijkheid om zich te ontwikkelen, doordat het objectieve ik-bewustzijn levensruimte aan dit zielebeginsel schonk. Het objectieve inzicht brengt stilte, innerlijke ruimte en strijdloosheid: neutraliteit ten aanzien van de polariteiten.
Het objectieve bewustzijn heeft weet van de Nieuwe Mens die zich in hetzelfde stelsel ontwikkelt. Daarom zegt de objectieve moordenaar tegen Jezus: “Heer ik weet dat uw koninkrijk komt, het koninkrijk dat de wereld nooit kan verstaan.”[3] De ‘wereld’ kunnen we hier opvatten als het subjectieve bewustzijn, dat overleven ten koste van alles als drijfveer heeft. Voor de ‘wereld’ die uit dit bewustzijn leeft, blijft het pad van bevrijding volkomen duister en tegennatuurlijk. Voor die wereld, de realiteit van de subjectieve moordenaar, is Golgotha slechts de heuvel van schedels en botten.
De innerlijke toestand van de objectieve moordenaar verschilt sterk van die van de ‘wereld’. Jezus geeft het objectieve bewustzijn als antwoord: “Voorwaar, zeg Ik u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn.”[4] Het klinkt nogal mystiek, maar we kunnen het als volgt begrijpen. Wanneer het objectieve bewustzijn de Nieuwe Mens volstrekt centraal stelt, volkomen dient en volgt, dan straalt de liefde, de wijsheid en kracht afkomstig van het de Nieuwe Mens ook in en door het objectieve ik-bewustzijn. Hoewel die objectieve mens nog op aarde rondloopt, ervaart hij toch in het heden, dus hier en nu, een paradijselijke toestand. Door deze vredige vervulling, die ‘verlichting’ wordt genoemd, kan hij nu zijn medemensen waarachtig helpen; de ‘moordenaar’ is dan gestorven.
Dat de twee moordenaars hun dood vinden op Golgotha is dus te begrijpen: de subjectieve betaalt de karmische rekening; de objectieve gaat ten onder in de goddelijke liefdekracht. Maar waarom sterft het nieuwe zielebewustzijn, het Jezus-aspect, op de Calvariënberg? Waarom gaat ook de Nieuwe mens, in wie Pilatus geen kwaad zag, op Golgotha ten onder?
Transformatie
Het heeft te maken met de transformatie die zich moet voltrekken. Daarvoor is het noodzakelijk dat het bloed van Jezus de Christus op de aarde vloeit.
Wanneer we als mens een oud en een nieuw gedeelte hebben, is er sprake van innerlijke gespletenheid. Het oplossen van deze gespletenheid kan alleen door een transformatie geschieden. Deze eenwording, deze omzetting, wordt mogelijk door het offer van zowel het oude als het nieuwe. Het oude stemt toe, omdat het begrijpt dat er geen andere weg is om bevrijd te worden van zijn eigen ik-centraliteit. Het nieuwe stemt toe omdat zonder de transformerende Lichtkracht geen eenheid kan worden bereikt. Het offer van de Christus is dus een geestelijke omzettingsprocedure, waarbij alle innerlijke gespletenheid wordt opgeheven. Symbolisch wordt de transformatie in gang gezet doordat het bloed van Jezus de Christus op de aarde vloeit.
De lichtkracht, de Christuskracht, geeft zich vrijwillig gevangen in de aarde en gaat van binnenuit de omzetting voltrekken. De lichtkracht gaat het trillingsniveau van onze atomen en cellen verhogen, zodat ons aardse lichaam wordt getransfigureerd in een geestelijk lichaam. Lood wordt omgezet in goud. De Nieuwe mens, die schijnbaar dood was, komt tot opstanding in een getransfigureerd lichaam. De vuurvogel verrijst uit zijn eigen as en laat een leeg graf achter.
En Jezus opende de ogen en zeide: Heil, de opgaande zon; de komst van de dag der gerechtigheid. [5]
Bronnen:
[1] De gnosis in actuele openbaring | Pentagram (pentagramboekwinkel.com) , deel IV- hoofdstuk IV
[2] Dei Gloria Intacta | Pentagram (pentagramboekwinkel.com) , De Marsinwijding van de eerste zevenkring
[3] Het Aquarius Evangelie van Jezus de Christus, hoofdstuk 170:28
[4] Lukas 23:43
[5] Het Aquarius Evangelie van Jezus de Christus, hoofdstuk 172: 35