Enige tijd geleden verscheen er in LOGON Magazine een artikel over Bob Dylan [1] en zijn kwaliteiten als diepzinnig tekstdichter. Neil Young, een tijdgenoot en collega van hem, heeft veel met Dylan gemeenschappelijk en is ook bevriend met hem. Zielsverwanten, zo lijkt het. Beiden zijn van het kaliber ‘ruwe bolster, blanke pit’, met een ongepolijste, onvaste zangstem (die niet door iedereen wordt gewaardeerd). Beiden zijn zeer eigenzinnig en tegendraads, beiden autodidact zanger/tekstschrijver en instrumentalist (gitaar, piano, mondharmonica), opgegroeid in de jaren zestig, met alle vernieuwende krachten, bijbehorende valkuilen en diepe ravijnen. En ze hebben een zekere melancholie gemeen.
Dylan, en vervolgens ook Young, zorgden voor een ingrijpende vernieuwing in het verschijnsel popsong/lyrics; ze brachten diepte in de tekst aan. Ze stelden misstanden aan de kaak in de politiek van de VS en namen daarbij geen blad voor de mond. Waar Dylan echter soms overkomt als een kwajongensachtige rebel, kan Young de indruk wekken van een oude, wijze en eigenzinnige Kiowa-chief [2], die het aardse leven doorkruist zonder zich al te veel te hechten. Ook op het terrein van hun teksten is er een verschil: Dylan is een meester in ingenieus opgebouwde, lange, verhalende liedteksten, Young daarentegen is vaak geniaal in eenvoud.
Hij werd in 1945 geboren in Toronto, Canada. Als jong kind al had hij een zwakke gezondheid, als twintiger kreeg hij bovendien ernstige rugproblemen en later een aneurysma. Midden jaren ’60 trok hij naar de VS en uiteindelijk kwam hij in Los Angeles terecht, waar hij onder andere medeoprichter was van de groep Buffalo Springfield en later van Crazy Horse. Grote bekendheid kreeg hij samen met de formatie Crosby, Stills, Nash en Young, en hun album ‘Déjà Vue’. Door zijn eigenzinnigheid bleef hij echter nooit lang in een vaste formatie en hij weigerde zich aan wie of wat dan ook te conformeren; ook hier weer een overeenkomst met Bob Dylan. Uiteindelijk kreeg hij wereldwijde faam met zijn solo-album ‘Harvest’ uit 1972, waarvan meer dan twee miljoen exemplaren werden verkocht.
Op dit album zijn prachtige songs terechtgekomen, poëtische teksten met een meervoudige zeggingskracht. Het bekendste dat erop te vinden is, is ‘Heart of gold’ [3]. Dat kwam zowel in de VS als in Canada op de eerste plaats van de hitlijsten, en bereikte in Nederland de top-10. Toen Bob Dylan het hoorde, vond hij het qua stijl zo op zijn eigen songs lijken dat hij eigenlijk vond dat niet Neil Young maar hijzelf de schrijver van deze song had moeten zijn [4]. Feit is dat Young hier een van zijn eenvoudigste en meest aansprekende songs schreef. Voor mij en velen met mij was het destijds gewoon een mooi, lieflijk liefdesliedje. Maar ik kan er nu ook een verlangen naar een ander hart van goud in horen, het hart van goud dat zich diep in ieder van ons wil ontvouwen, via de spiegel van een menselijke liefdespartner of rechtstreeks.
Heart of gold
I want to live
I want to give
I’ve been a miner
For a heart of gold
It’s these expressions
I never give
That keep me searching
For a heart of gold
And I’m getting old
Keep me searching
For a heart of gold
And I’m getting old
I’ve been to Hollywood
I’ve been to Redwood
I crossed the ocean
For a heart of gold
I’ve been in my mind
It’s such a fine line
That keeps me searching
For a heart of gold
And I’m getting old
Keeps me searching
For a heart of gold
And I’m getting old
De fijne lijn waarover hij spreekt, kan ook gelezen worden als de lichtende krachtlijn vanuit het hart der wereld, die ons allen doorstroomt en verbindt, en die ons stuwt tot zoeken. Deze lichtkracht was in de jaren zestig, aan het begin van het Aquariustijdperk, bijzonder sterk. Heeft die hem aangeraakt, de fijne lijn, die om onze bewuste medewerking vraagt en ons aanspoort ons tot ons diepe innerlijk te wenden? Een gevoelig mens als Young zal daar ontvankelijk voor geweest kunnen zijn. Hij schreef deze tekst rond zijn twintigste, en toch zegt hij van zichzelf dat hij oud begint te worden. Een oude ziel? Ook in ‘Old man’, een andere song op ‘Harvest’ spreekt hij daarvan:
Old man, take a look at my life, I’m a lot like you
(Oude man, kijk naar mijn leven, ik lijk heel erg op jou).
Maar de tekst die mij het meeste treft, is die van een minder bekende song op ‘Harvest’. Het is het magische, tot de verbeelding sprekende en haast apocalyptische ‘There’s a world’. Op het album is het te beluisteren in een arrangement voor een groot orkest, met pauken en harp; een mooi arrangement, een weids, ruimtelijk muziekstuk. Er is echter ook een sobere versie uit 1971 [5], waarin Young zichzelf begeleidt op een vleugel en waarin zijn stem haast schuchter klinkt, als van iemand die ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt en ze misschien ook voor de toekomst voorziet, wie zal het zeggen? Hij laat een ingetogen, haast liefdevol smekend begin langzaam aanzwellen tot wat lijkt op een roep tot ontwaken. Een oproep aan iedereen om zich te laten leiden door de nieuwe geest des tijds, de nieuwe wind die door de wereld waait. Het is een song die nu, vele tientallen later, diep bij mij binnenkomt.
(Wordt vervolgd in deel 2)
Bronnen:
[1] Dylan, vertolker van de tijdgeest
[3] Neil Young – Heart of Gold (Full HD)
[4] Why Bob Dylan hated Neil Young’s song ‘Heart of Gold’ (faroutmagazine.co.uk): ’The only time it bothered me that someone sounded like me was when I was living in Phoenix, Arizona, in about ’72 and the big song at the time was ‘Heart of Gold’. I used to hate it when it came on the radio. I always liked Neil Young, but it bothered me every time I listened to ‘Heart of Gold.’ I think it was up at number one for a long time, and I’d say, ‘Shit, that’s me. If it sounds like me, it should as well be me,’ he added.
[5] There’s a World (Live at Massey Hall 1971) – YouTube