Zojuist ben ik tot de conclusie gekomen dat ik al jaren vastzit. Dat klinkt eigenaardig, natuurlijk, want je zou zeggen dat je dat dan wel wist, maar ik zit vast in de vochtige aarde en hoe ik ook wring en worstel, ik kom er niet uit. Hoe ik hier gekomen ben, weet ik eigenlijk niet eens. Het komt mij voor dat ik maar liep en liep, zonder me ergens van bewust te zijn en wie weet wat er allemaal met mij gebeurd is. Misschien heb ik wel geslapen al die tijd, misschien lijd ik aan geheugenverlies, wie zal het zeggen? Ik ben duidelijk een oudere en dat weet ik, dus ik heb blijkbaar andere mensen gekend. Hier zie ik ze niet. Ik ben helemaal alleen.
De modder zuigt me vast. Het enige wat er gelukt is, is dat ik met mijn hand naar mijn buik heb weten te komen. Mijn rechterhand zit nu dus tegen mijn buik, en dat voelt al beter. Mijn linker, daarentegen, zit vast achter een wortel of zo van de immens grote boom boven mij, waarvan de bladeren in mijn gezicht zwiepen als het waait.
Ik zei wel dat ik al jaren vastzit, maar de tijd zegt me eigenlijk weinig. Ik zie het dag en nacht worden, maar hoe vaak dat al gebeurd is terwijl ik hier zit: geen idee. Waarschijnlijk is het ook weinig zinvol om me af te vragen hoe het allemaal is gekomen en hoe lang ik hier al vastzit. Ik zit nu met het probleem dus ik moet een oplossing vinden. Ik merk meteen dat dat een goed idee is. Er verschuift iets in mijn wezen en het lijkt nu alsof ik meer ruimte heb. Mijn blik is ook scherper geworden en ik richt me op de boom. Wat een groot, donker wezen is het, dat mij beschermt tegen water en wind maar me ook vasthoudt met zijn wortels. De bladerkroon is zo breed uitgewaaierd en de takken zitten zo laag, dat ik niets anders zie dan grond en boom. Of toch wel: ik zie flarden van de lucht, die nu blauw is, maar vaak genoeg grijs of bijna zwart. Er schijnt soms licht door de bladeren en nu besef ik dat die boom zo groot geworden is, juist door het licht en de warmte. Dat hij naar het licht toe gegroeid is.
Ik moet opeens lachen als ik mezelf vergelijk met een zaadje, dat vastzit in de grond en nu naar het licht toe moet groeien. Maar dan weet ik dat die vergelijking zo gek nog niet is. Het is werkelijk alsof ik als een zaadje onder de grond zit, en nu bezig ben te ontkiemen. De gedachte verwarmt mijn hele wezen. Wat zou er gebeuren als ik me ook zo gedraag, als een zaad dat ontkiemt? Hoe moet dat? In plaats van mijn pogingen om mijn linkerhand los te rukken, die allemaal op niets uitliepen, besluit ik nu om mij juist vast te houden aan die knellende wortel. Ik sluit mijn hand er voorzichtig omheen en het lijkt zowaar alsof de wortel meegeeft, zich in mijn hand vlijt. Ik kan mijn vingers bewegen en ik vouw ze om het hout, dat goed voelt nu ik me niet meer verzet. Ik trek me een beetje op aan de wortel en werkelijk, ik kom wat hoger. Zou het geen verbeelding zijn? Kán dit?
Ik concentreer me weer op de situatie van een zaadkorrel onder de grond en – mede door de ervaring van zojuist – concludeer dat zo’n zaadje zacht moet worden, zodat er iets uit kan. Lastig, want ik wil toch niet dat er iets uit mij komt en mijn huid is niet hard, vind ik. Maar innerlijk dan! Dit komt als een roep uit mijn hart en ik denk erover na. Ja, inderdaad, innerlijk zou er best een harde korst kunnen zijn en uit mijn innerlijk mag ook best iets nieuws voortkomen. Het lijkt stevig op slot te zitten en vermoedelijk ben ik de enige met een sleutel. Alleen: hoe maak je je innerlijk zachter? Misschien kan ik de korst aftasten en er zwakke plekken in vinden. Ik zoek de korst en zie hem opeens duidelijk zitten. Een keiharde, grijze korst waar niets doorheen kan. Ach, natuurlijk kan er wel iets doorheen, roept mijn hart. Waarschijnlijk gaat het net als met de bladeren van de boom: als alles in rust is, is het een dikke deken, maar als de wind ermee speelt, komen er plekjes licht en lucht. Als het regent, zijn de takken zwaar en donker, maar in de zon speels en soepel.
De korst luistert mee, lijkt het, want er komt een barst in. Ik voel eraan met mijn rechterhand en probeer een beetje te wrikken om hem groter te maken. Dat helpt totaal niet en op grond van mijn nieuwe ervaringen ga ik over op een heel andere methode: ik aai zacht over de barst en er laten meteen stukjes korst los. Het is een heel werk, dat lange tijd in beslag neemt, maar ik tel de dagen niet en ga door met aaien, terwijl mijn linkerhand de wortel stevig vasthoudt.
Wat nu weer zo vreemd is, is dat ik al die tijd niet merkte dat ik al een heel eind naar boven geschoven was! Dit gebeurde alsof het een natuurlijk gevolg was van mijn veranderde houding. Als ik naar boven kijk, is het net of de boom lacht. De stam is lichter en slanker, zo lijkt het en de bladeren heldergroen. Steeds meer verwarmende stralen komen tussen de bladeren door en ik begin me zó goed te voelen!
Ik ben er nog lang niet, dat weet ik heus wel. Ik zit nog steeds vast, maar van binnen is er zoveel ruimte gekomen, dat het er eigenlijk niet meer zoveel toe doet. Ik ga door met mijn werk, dus als u het niet erg vindt, ga ik me daar weer mee bezighouden. Dank u wel, dat u naar mij geluisterd hebt. Het is een grote vreugde voor mij om dit verhaal met u te delen. Zegt het voort, aan de andere zaden.