Eerst was er het werken om je leven goed in te richten. Helaas, de droombaan, de perfecte partner en het leuke leven werden ingehaald door de demon van de realiteit. Dan maar morgen. Maar morgen kwam nooit want vandaag stond in de weg.
Een andere weg dan maar: deze weg en die weg en uiteindelijk je eigen weg en de stap van het uiterlijk naar een innerlijk leven.
Het ego vertelde je jarenlang: als alle stukjes in elkaar vallen komt er rust. De ziel weet: pas als er rust in je wezen komt valt alles in elkaar. Letterlijk én figuurlijk – heb je daar wel zin in – moed voor –vertrouwen op?
Je omgeving adviseert in alle toonsoorten: sta toch met beide benen op de grond, maar dat is een slechte methode om vooruit te komen.
Elke dag krijg je van de Levensbank 86.400 tijdseenheden om te gebruiken en wat je niet gebruikt wordt aan het eind van de dag van je afgenomen – tijd is niet te sparen.
Er is bovendien een addertje onder het gras: je rekening bij de Bank van het Leven kan elk moment worden beëindigd.
Wat komt er dan terecht van het onvoltooide verhaal uit mijn levensboek? Als ik niet op reis ga, blijft het bij het eerste hoofdstuk en dat ken ik zo langzamerhand wel.
Dus… als morgen nooit komt dan toch maar vandaag onderweg gegaan op het pelgrimspad. Met de hoed van moed, de knapzak vol volharding en de pelgrimsmantel geweven uit verlangen.
Ik weet eigenlijk zelf niet goed meer wie ik ben, noch waarheen ik gaan moet
dichtte de minstreel Vridanc, zoals opgeteknd in zijn Bescheidenheid uit de 13de eeuw.
Zó pelgrim te zijn is: verdwalen in de goede richting – leven in de zekerheid van de bewust aanvaardde onzekerheid en het zijn niet de obstakels die je in je innerlijke labyrint tegenkomt die lastig zijn maar vooral het steentje in je schoen dat ego heet.
Je zoekt een pad, hét pad waarover de grote leraren spreken, maar er is alleen jouw pad dat je al gaande baant en je merkt: het gaat niet om het navolgen van hun levens maar om te zoeken wat zij vonden op hun pelgrimstocht.
Geen gebaande weg, hoewel er wonderlijk genoeg af en toe toch poorten zijn: de Poort van het Loslaten omdat sommige zaken te zwaar wegen om mee verder te gaan.
De Poort van het Zelfinzicht waaruit je in volle onvolmaaktheid tevoorschijn treedt met de opgave zonder angst zijn voor de onvolmaaktheid. De Poort van de Verbinding waarin de schrijnende eenheid met de mensheid zowel als de diepe vreugde met het Al gevoeld wordt. Zeven poorten – zeven opdrachten – zeven afdrachten – zeven geschenken.
Zeven spiralen omhoog in de queeste van de pelgrim. Van zelf naar zoeker, van zoeker naar ziel, van ziel naar Zijn. Wonderlijk: de zoeker die vertrok is niet de pelgrim die aankomt. De weg verandert al gaande en al gaande verandert de weg weer de pelgrim. Elke struikelstap oefent je spirituele spieren. Elke ravijnbrug geeft een adembenemend uitzicht op de berg van het bereiken.
Tenslotte blijkt dat het pelgrimschap zelf ook een transformatie kent. Op de fase van het op zoek gaan, het verkennen van de weg, inzicht verkrijgen, keuzes maken, volgt de fase van het ‘rücksichtslos’ onderweg gaan, in beide betekenissen van het woord. Elke stap is een loslaten en elk loslaten een ontvangen. Je verliest je wereld en wint het universum.
Bron: Dit artikel is eerder verschenen in Pentagram 2017 nummer 1