De weg waarheen

Een overdenking over een reis, een groep, de vreugde van het onderweg zijn, een rotsblok op de weg, het beeld van een vogel en het werk

De weg waarheen

Op de bescheiden parkeerplaats waar ons groepje stond te wachten voor vertrek, was weinig van de omgeving te zien. Er was ons van alles verteld over wat ons te wachten zou staan, maar niet waar we heen moesten.

Ik keek steels om me heen. De anderen leken zo zelfverzekerd! Ze hadden rugzakken, bergschoenen en ingenieuze waterflessen bij zich. Ik denk dat ze allemaal survivalcursussen hadden gevolgd of zo, want alle vaktermen waren hun bekend. Ze hadden met de leiders meegepraat alsof ze al heel wat van dit soort reizen hadden gemaakt.

Voor mij was alles nieuw. Ik had alleen maar zitten luisteren, als het ware met open mond.

Het klonk allemaal alsof ik mijn hele leven hierop had zitten wachten. Ik zat vol vragen, maar stelde ze niet. Toch werden ze beantwoord, maar niet met aanwijzingen. Toen ze me vroegen of ik op reis wilde, was ik verbaasd dat ik geaccepteerd werd en wist tegelijkertijd dat niets me had kunnen tegenhouden. Alle nadelen, want die waren er duidelijk, waren ingecalculeerd.

Het was gewoon niet tegen te houden. Al een tijd had ik een gevoel van intense verwachting, niet wetende wat ik dan verwachtte. Ik had een glimlach ontvangen van een oude man, zomaar, die me het gevoel gaf dat ik op de goede weg was. Onbegrijpelijk, maar onmiskenbaar. Toen ontmoette ik dit reisgezelschap. Een opmerkelijke verzameling mensen, allemaal zo verschillend… En ik was een groentje, al was ik van middelbare leeftijd. Vreemd genoeg waren de zelfverzekerden ook veel nonchalanter. Ze lieten een voorbereidingsavond lopen vanwege een spel, dat ze wilden spelen. Maar ja, die wisten er ook al zo veel van. Hee, wat was dat nou? Gingen die lui met die rugzakken nou weg, of leek dat maar zo? Ja, het was zo. Ze gingen terug, en terug kon nooit de route zijn, want daar was geen terug.

De leiders kwamen op ons af om ons een goede reis te wensen. We gaven elkaar allemaal een hand en toen stond ik er alleen voor. Je zou zeggen dat dat niet kon, te midden van een groepje en toch was het zo. Ik had alleen een kompas bij me, maar kende de werking daarvan niet. Omdat ik niet wist waar ik heen moest, begon ik gewoon maar te lopen. Dat beviel uitstekend. Het was een schitterende omgeving en regelmatig kwam ik een reisgenoot tegen, soms een die ik kende en soms een die al langer onderweg was. We gingen allemaal op ons eigen kompas af, maar die waren vermoedelijk allemaal van een ander merk, want er liep niemand naast of achter mij. Het voelde overigens alsof dat wel zo was, maar als ik keek, zag ik niemand.

Ik was zo blij dat ik onderweg was, dat ik bijna begon te huppelen. Van nare obstakels was niets te merken, al had men ons gewaarschuwd. Soms zag ik iemand stil staan, met een zorgelijk gezicht en ook kwam ik iemand tegen die op de grond was gaan liggen. Ik wilde hem ophelpen, maar dat lukte niet en hij zou zichzelf wel redden, zei hij.

Uiteraard regende het wel eens en ook was het vaak koud, of juist heet, maar over het algemeen ging mijn tocht lekker vlot. Toen kwam ik opeens bij een grens. Niet dat ik die zag, maar ik merkte het toen ik erover ging. Nu was alles nieuw en onbekend. Voorzichtiger liep ik, soms twijfelend of ik links of rechts zou gaan. Er kwamen rotsspleten waar ik overheen moest springen, soms met gevaar. Er waren hoge stukken waar je bekaf van werd, gevolgd door eng steil naar beneden lopende kronkelpaden, die glad waren van de regen.

Toch wenste ik nooit dat ik thuis was gebleven, want thuis, dat was hier, op ieder moment.

Nu sta ik voor dat kolossale rotsblok, al weken of maanden lang, dat weet ik niet precies. Ik heb al van alles geprobeerd. Geduwd, getrokken, geschoven, gehakt, gekerfd, bestormd, beklommen en er weer af gegleden. Geen mens te zien en ik kan geen stap verder. Al mijn kracht heb ik verzameld maar het wil niet wijken. Ik kan niet eens zien wat erachter is, en zelfs niet opzij. Teruggaan kan niet, dat hoef ik niet te proberen. Maar ik kan hier toch niet altijd blijven?

Ik heb honger en dorst en dat maakt dat ik alles wel wil proberen, als ik dat blok maar weg krijg. Maar hoe meer ik probeer, hoe vermoeider ik word en ik wil pertinent niet slapen. Slapen moet je nooit doen, is me verzekerd, want dan is het heel moeilijk om weer wakker te worden.

Op een uitloper van het rotsblok ga ik zitten en overdenk nog eens alle methoden die ik al heb gebruikt. Het moet toch te doen zijn… Af en toe lijkt het alsof er net buiten mijn bereik iets in mijn hoofd opdoemt, maar als ik ernaar kijk is het alweer weg.

Het enige wat echt de aandacht trekt in deze omgeving is een groot soort vogel die bovenop het blok zit, al een tijdje. Verder heb ik al die tijd geen dieren gezien. Het is een vreemd beest, dat mij schuins aankijkt. Ik ben nu zo alleen dat ik de neiging heb om een praatje met hem te maken, maar dat is toch te gek. Af en toe vliegt hij een stukje op en komt weer neer op dezelfde plaats. Dat zou mooi zijn, als ik kon vliegen, denk ik, dan vloog ik erover heen. Zou dat beest achter die rots wonen?

Kijk, nu vliegt hij weer op, hoger dan voorheen en ik volg hem met mijn blik. Hoger en hoger gaat hij en het is heerlijk om te zien hoe zijn ranke vleugels afsteken tegen de blauwe lucht. Er hangt een cirkel van licht om hem heen en ik realiseer me dat hij precies tussen mij en de zon vliegt, recht op het licht af.

Ik vergeet de rots en laat mijn hart met hem meevliegen, zo heerlijk, licht en vrij. Geen deel van de reis kan tippen aan deze hoge vlucht en het lijkt of de vogel een kroon draagt, van in-wit licht met edelstenen in alle kleuren. Het is gek, maar ik kom steeds dichterbij en al snel bereik ik zijn rug, waar ik een zachte zitplaats vind. Wij suizen samen schitterend door het zwerk maar opeens denk ik weer aan de reis. Ging die naar boven?

De vogel draait zijn kop om en ik kijk in de ogen van een oude bekende, maar wie? Zijn stem is laag en hoog tegelijk en zacht maar duidelijk: ‘Eerst omhoog en dan weer naar beneden, aan het werk.’

En vol goede moed dalen wij af naar het punt waar ik stond. Het rotsblok is er nog maar het is transparant. Ik zet een stap en zonder enige moeite loop ik erdoorheen.

 

Print Friendly, PDF & Email

Share this article

Article info

Date: December 31, 2017
Author: Anneke Munnik (Netherlands)
Photo: Pixabay CC0

Featured image: