Water naar de zee dragen

Water naar de zee dragen

Een verblijf aan zee brengt me de zo verlangde rust. Even geen geren en gevlieg van de ene naar de andere afspraak.

Een paar dagen ruimte voor contemplatie en om diep adem te halen. Het geluid van de golven tijdens een opzwepende wind, van de branding in de dagen na de zomerstorm, van het lichte gekabbel bij windstilte, ze spoelen onrustige gedachten weg en mijn hoofd lijkt er helderder van te worden.

Een eeuw geleden was de zee nog maar pas ontdekt als ontspanning, en alleen voor de rijken. Tot eind negentiende eeuw werd de zee gezien als gevaarlijk, een watervlakte die ieder moment kon veranderen in een verslindend monster. Maar in sommige oude culturen werd de zee vereerd als de oermoeder, waaruit alle leven op aarde geschapen was. Het schitterende muziekstuk ‘La mer’ van Claude Debussy verenigt voor mij beide gezichtspunten, in een golvende melodie die dan weer kalmerend, dan weer opzwepend, dan weer bedreigend klinkt. Een synthese van vertrouwen, angst, zorg en kalmte, verdriet en troost. Maar de zee is die oude zee niet meer.

Er bestaat een dromerig Nederlands lied van Boudewijn de Groot en Lennart Nijgh, van midden jaren zestig vorige eeuw, dat mij destijds trof door de eenvoudige, melancholieke toon. ‘De waterdrager’ gaat over een oude man die dagelijks water naar de zee draagt omdat hij bang is dat de zon de zee zal doen verdampen en opdrogen. Destijds al een volslagen onzinnig idee, en nu met de dreigende zeespiegelstijging al helemaal. Maar titel en tekst bevatten een verwijzing naar de uitdrukking ‘water naar de zee dragen’: overbodig tot zinloos werk doen. De waterdrager is er de hele dag druk mee, en rust ’s nachts tevreden dat hij het weer een dag heeft volgehouden ‘en de zee heeft gered van de zon’.

Nu echter meen ik er een diepere laag in te herkennen, een verwijzing naar het goddelijke van de zee.

De grote oerzee die we God noemen, wil gevoed worden. Zij snakt naar onze liefde, naar onze aandacht. Ze wacht in mateloos geduld op het moment dat we ons omwenden op onze rusteloze zoektocht naar diepe, blijvende rust, bestendige liefde, naar eeuwige eenheid. Die we, zolang we zoeken buiten onszelf, nooit zullen vinden. Alleen wanneer we ons omwenden naar ons diepste innerlijk, als we de in ons dorstende roos met het water van onze dagelijkse aandachtige liefde gaan voeden, pas dan maken we een begin met de weg naar blijvende eenheid en vrede. Dan komt de waterdrager van deze tijd, Aquarius, ons helpen met het levende water, om ons op zeer directe wijze te laven.

De eenentwintigste-eeuwse, geïndustrialiseerde mens houdt zich vooral bezig met zoeken naar gemak en genot. Daarnaast moeten er praktische oplossingen komen voor de dagelijkse problemen en probleempjes die het horizontale leven ons voorschotelt. Ongemerkt zijn we daarmee als mensheid mijlenver afgedwaald van onze bestemming. We zijn meer en meer de natuurlijke schepping naar onze hand gaan zetten, tot en met atoomsplitsing en genetische manipulatie aan toe. En nu hebben we met kunstmatige intelligentie een moloch geschapen die ons wel eens meer zou kunnen gaan hinderen dan helpen. Bij iedere nieuwe uitvinding worden we geconfronteerd met het tegendeel van hulp. Met grote, vaak niet te overziene nadelen en hinderpalen. Waarvoor dan weer een nieuwe oplossing moet worden bedacht, en zo smeden we een enorme keten die ons steeds meer aan het horizontale bindt.

Hadden Nijgh en De Groot een visionair moment toen ze deze tekst schreven? Ik hoor hier een hyperbool waarin de denk- en handelwijze van de geïndustrialiseerde wereld wordt geschetst – iedere uitvinding lijkt een aanleiding tot grotere overmoed. ‘De techniek staat voor niets,’ hoorde ik vroeger vaak, het leek wel een slogan. Maar daarnaast toont de tekst ook de eenling die denkt dat hij tegen die handelwijze kan optreden. Wat een kinderlijke hoogmoed zagen Nijgh & De Groot in de mens die denkt dat hij de aarde en haar grootste levende organisme moet beheersen. En ook nog eens redden van de zon, terwijl zee en zon normaal gesproken optimaal samenwerken. Maar zijn wij het in feite niet allemaal, die zorgelijke waterdrager? Hebben wij niet allemaal de neiging de controle over het leven te willen houden? Naar welke zee dragen wij dagelijks ons water?

Het is een rustige ochtend aan zee. Ik loop op mijn blote voeten door de lage golfjes van het opkomend getij. Kleine kinderen spelen met emmertjes en schepjes bij een vervallen zandkasteel van de vorige dag. Ze haasten zich om het water dat uit de slotgracht wegstroomt, op peil te houden nu het eb wordt. Misschien is het lied gewoon geschreven voor een kind dat voor het eerst dit verschijnsel meemaakte en het wegtrekkende zeewater dacht te moeten aanvullen. Dan nog heeft het een mooi lied opgeleverd.

 

Waterdrager

 

Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot

De zee valt, de zee daalt
en brandend rijst de zon omhoog.
De bange waterdrager haalt meer water
want de zee valt droog.

De zee rijst, de zee stijgt
en langzaam daalt de zon omlaag.
De waterdrager zwoegt en hijgt,
misschien dat hij ’t redt vandaag.
Want de zee moet gered van de zon.
Want de zee moet gered van de zon.

Waterdrager, draag het water naar de zee.
Waterdrager, draag het water naar de zee.

De zee kust, de zee blust
en dooft de hete avondzon.
De waterdrager slaapt en rust,
tevreden dat hij het halen kon
en de zee heeft gered van de zon.
En de zee heeft gered van de zon.

Waterdrager, draag het water naar de zee.
Waterdrager, draag het water naar de zee.

De zee vlamt, de zee brandt,
de waterdrager schroeit zijn rug.
De zon stijgt aan de achterkant,
de waterdrager haast zich terug.
Want de zee moet gered van de zon.
Want de zee moet gered van de zon.

Waterdrager, draag het water naar de zee.
Waterdrager, draag het water naar de zee.

Draag het water naar de zee.
Draag het water naar de zee.

 

 

Deel dit artikel

Artikel informatie

Datum: oktober 31, 2025
Auteur: Winnie Geurtsen (Netherlands)
Foto: by Chris Thomson on Unsplash CC0

Featured image: