Wat het vuur mij openbaart

Wat het vuur mij openbaart

Hoe groots en veelzijdig is de rol van het vuur in het menselijk leven! Sinds mensenheugenis is daar het ‘heilig vuur’ en tegelijkertijd beleven we het ‘onheilige vuur’, dat op vele plaatsen brandt.

En dan is er nog de innerlijke vuurdood, het louteringsvuur van de ziel.

 

Vuur wordt pas gezien als een lucifer wordt afgestreken,

hoewel het vuur steeds in de lucifer verborgen ligt.

Zo blijft het goddelijke in het lichaam verborgen tot het

door het mystieke mantram vrijkomt.

Shveteshvatara Upanishad

 

Ik zit ’s avonds in de warme, gezellige kamer en kijk door het ruitje naar het vuur dat krachtig en fel brandt in de oven. Buiten is het koud en donker. Het vuur verwarmt me en brengt een behaaglijke sfeer van veiligheid en geborgenheid.

De helder oranje gekleurde vlammentongen laaien op in een krachtige, verhitte aandrang. Hun bewegingen volgen een verborgen, gelijkmatig dansritme. Hun flakkerende spel heeft iets opwindends en tegelijk, vreemd genoeg, iets sussends.

Ik probeer me voor te stellen welke bedrieglijke en toch ook voor overleving noodzakelijke rol het vuur heeft gespeeld voor mensen in vroeger tijden. Hoe zij, rond het vuur hurkend of thuis voor de kachel zittend elkaar gevonden hebben om belangrijke berichten en fijne of enge verhalen uit te wisselen. Of hoe ze weerloos overgeleverd waren aan brandschattende horden en hun vaderland en hun hebben en houwen verloren (zonder het verzachtende vooruitzicht op schadevergoeding door rampenfondsen en inboedelverzekering). Hoe ook nog vandaag de dag in vele delen van de wereld vuurwapens op mensen afgeschoten worden en al hun hoop en hun toekomstplannen tenietdoen.

Op de radio wordt bekendgemaakt dat de Duitsers aan het eind van 2022 naar schatting 120 miljoen euro aan vuurwerk hebben uitgegeven. Wat zet mensen aan tot zulke exorbitante uitgaven? Welke aantrekkingskracht bergt het vuurspektakel in zich?

Biedt het een uitlaatklep, doordat ze alle opgekropte angsten en spanningen kunnen ontladen? Is het mogelijk een relikwie uit archaïsche tijden, toen men geloofde en hoopte met vuurmagie en rook onheil af te kunnen weren en demonische krachten te verdrijven en te verbannen?

 

Intussen verlicht een gelijkmatige gloed het zich opofferende hout, hier en daar omgeven door een blauwachtig licht. Uiteindelijk blijft er witte as over, die langzaam afkoelt. Ik laat mijn gedachten vrij rondwerven, beelden komen in mij op en sterven weer weg. Hoe werkt het vuurelement in mij, in mijn leven?

Ben ik nou, zoals ik mij de bekende Bijbelwoorden herinner, ‘heet’ of bij tijden ook ‘koud’? Of zelfs: ‘lauw’? Is er iets in mijn leven waarvoor ik werkelijk in vuur en vlam sta?

Er doemen voor mijn geestesoog al gruwelijke beelden op uit de atmosferische archieven van het verleden: gloeiende fanaten en flagellanten, fakkels van haatdragende bendes, loeiende brandstapels… afschuwelijke beelden van vernietiging.

Ook zijn er de heilige vuren, brandend gehouden in tempelhallen, behoed door priesteressen. Voor mij lijkt het rituele aansteken van een zevenarmige kandelaar een gewijde, symbolische handeling. Vindt die ook in mij plaats, in mijn eigen wezen? Verleent het vuur mij de kracht voor een actief handelingsleven, verlicht door de zon in het hart en het licht van de kennis? Welke vurige processen moeten eraan voorafgaan, opdat dit een waarachtig levensfeit kan worden?

Al sinds het vroegste begin van de sacrale tradities wordt het vuur met een offerdaad geassocieerd. Werden er in vroegere tijden cultische vuuroffers gecelebreerd; in onze tijd is het mysterie van het vuur, naar het mij schijnt, in ons eigen innerlijk geborgen. Ik zie het als een uitdrukking van een oerverlangen in de mens om de begrenzingen van een grofstoffelijk, door tegenstrijdige en elkaar weerstrevende krachten beheerst levensveld te doorbreken. Om aan de gevangenschap van onze eigen lagere wezensnatuur te ontstijgen en naar de hogere vibratie van een oorspronkelijk door geestelijke krachten gedragen leven terug te keren.

Woorden uit Rainer Maria Rilkes laatste gedicht, ontstaan in het aangezicht van de naderende dood,

komen in mij op:

…zoals ik in de geest brandde, zie, ik brand in u;

het hout heeft lang weerstand geboden,

de vlam, die u brandt, niet aan willen nemen,

nu, daarentegen, kom ik u nader en brand in u.

 

Kunnen wij, nog in het volle leven staand, deze vuurdood sterven – niet éénmaal, maar vele malen? Dagelijks? Gaat het zo dat wij – zoals in Rilkes gedicht – uitroepen: ‘Ben ik het nog, die daar onkenbaar brandt?”

Een louteringsbrand kan als een proces van enorm vernietigend geweld beleefd worden. In de hindoeïstische mythologie gaan de krachten der schepping en der vernietiging samen, vertegenwoordigd door de godheid Shiva, maar ook door vrouwelijke godheden in verschillende, angstaanjagende openbaringsvormen: Kali, Durga of ook Chamunda Devi, die in opdracht van de goden de machtige demonische krachten van de Asoera’s overwint.

Zo’n dramatische gebeurtenis vindt zeker ook in ons eigen innerlijk plaats. Als wij ons er vol vertrouwen aan overgeven, kunnen duistere ziele-aspecten en weerstanden, onheilige emoties en driften en karmische overblijfselen uit vroegere incarnaties door de verterende vlammen van de vurige goddelijke krachten, die in ons aanwezig zijn en hun werking hebben, volstrekt gereinigd en verbrand worden. Wanneer wij ons openstellen voor de magie van de violette vlam, worden we geleidelijk veranderd, op alle niveaus van onze fijnstoffelijke wezensaanzicht en tot in iedere cel van ons lichaam. Met vreugde kunnen wij instemmen met dit mysterieuze transformatieproces, waardoor uiteindelijk een van goddelijk bewustzijn doorgloeide mens in ons ontstaat. Zoals de feniks uit de as, rijst de vuurvogel van onze ziel bevrijd op naar het nieuwe leven.

Het alchemische proces van het ‘geheime vuur’ voltrekt zich in de stilte en de afgescheidenheid. Niets daarvan mag naar buiten gedemonstreerd of aan anderen verteld worden. Maar wijze helpers en raadgevers staan ons bij. Krachtens de wetenschap der alchemie moet het toegevoerde vuur op de juiste wijze getemperd worden om de werking van het innerlijke vuur op te wekken. Onverenigbare verschillen moeten afgebroken worden opdat op een hoger niveau een hereniging kan plaatsvinden.

In zijn liederen zingt de soefidichter Dschelaleddin Rumi over de mystieke vervoering bij de volledige transformatie van zijn wezen:

Het resultaat zijn slechts die drie woorden:

Ik brandde, ik verbrandde, ik verbrandde…

Alle bezwaren van het op zelfbehoud gerichte verstand moet hier zwijgen. Een dergelijke mate van onvoorwaardelijke overgave komt bij de huidige mensheid aanvankelijk vreemd over. Juist daarin ligt nochtans het geheim van ons vuuroffer: het geschiedt in dankbaarheid, liefde en innige vreugde.

Print Friendly, PDF & Email

Deel dit artikel

Artikel informatie

Datum: augustus 1, 2024
Auteur: Isabel Lehnen (Germany)
Foto: Phoenix LOGON CCO

Featured image: