Dat is al moeilijk genoeg voor volwassenen. Maar hoe ga je daarover in gesprek met kinderen? Het meesterwerk De Profeet van de Libanese dichter, filosoof en kunstenaar Khalil Gibran (1883-1931) verscheen in 1923, honderd jaar geleden, en werd een wereldwijde bestseller. Het is door Tiny Fisscher [1] speciaal voor kinderen hertaald. Het boek neemt kinderen serieus en nodigt uit om zelf na te denken. En het is meer dan dat.
De wijze Almustafa, die twaalf jaar in de stad Orfaleze heeft gewoond, staat op het punt om met zijn schip terug te keren naar zijn geboorteland. Maar voordat hij vertrekt, willen nu, in plaats van volwassenen, kinderen die op de kade staan nog van alles over het leven aan hem vragen:
Ik weet nog zo weinig over mezelf, over wat ik kan en wil. Ik zou zo graag in de toekomst willen kijken…
Wat kun je doen tegen pijn die je aan de buitenkant niet ziet?
Ik zou altijd vrolijk willen zijn, maar ik voel me ook vaak verdrietig. Wat kan ik daaraan doen?
De vragen laten zien dat het erom gaat zelfkennis te verkrijgen, over de ontdekking van een buiten- en een binnenkantleven en de vraag hoe om te gaan met wisselende emoties.
Bij alle levende wezens is een verlangen naar kennis te bespeuren. Als je kijkt naar de bewegingen van vogels en dieren in het bos, zie je dat ze niet alleen voedsel zoeken, met elkaar spelen en zich beschermen tegen een vijand. Zij hebben ook belangstelling voor geluid, kleur, geur; iedere gewaarwording werkt op hen in. Je kunt zien hoe zij op natuurlijke wijze ernaar verlangen iets te leren kennen. Dit verlangen kun je in mensen herkennen als nieuwsgierigheid, als weetgierigheid. De geschiedenis laat zien hoe de mensheid altijd trachtte de natuurlijke en kosmische verschijnselen te begrijpen. Hoeveel kennis heeft zij inmiddels verkregen van de aarde en het heelal! En dagelijks worden wij nog steeds op de hoogte gehouden van nieuwe kosmische waarnemingen, nieuwe technologieën en uitvindingen op velerlei gebied. Wij zijn veel van het aardeleven te weten gekomen maar wat weten wij van geestelijk leven? Van het geheim van het leven? Er zijn wetenschappelijke ontdekkingen, maar zoveel verschillende interpretaties en meningen. Wat werkelijk waar is, is nog steeds de vraag.
Boeddha schrijft in zijn evangelie dat er geen plaats is voor de waarheid in de ruimte, hoewel deze zonder einde is. Geen plaats voor de waarheid in het gevoel, noch in zijn genoegens, noch in zijn smarten. Evenmin is er plaats voor de waarheid in het verstand. De waarheid kan slechts gevonden worden op de plaats waar de geest van wijsheid woont en deze plaats is de ziel. De ziel verlangt ons hart te vertellen wat voor haar waar is, tot welk doel zij en wij op aarde zijn. Zij weet van het geheim, van ieders individueel leven.
Daarom vroeg Salomo aan God om een opmerkzaam hart, om wijsheid en kennis. Daarom antwoordt Hermes Trismegistos, de wijze uit de Egyptisch-Griekse oudheid, op de vraag van zijn ziel, wat hij verlangt te kennen:
Ik begeer te worden onderricht over de wezenlijke dingen, hun aard te begrijpen en God te kennen. O, hoezeer verlang ik te begrijpen.
En laat Inayat Khan in de Gayan weten:
Logisch denken leer je van de wisselvallige wereld. Wijsheid komt voort uit de essentie van het leven. Het hart is Gods poort. Wie aanklopt, vindt gehoor.
We leven niet in een gemakkelijke tijd. Het is niet zo eenvoudig te luisteren naar het hart wanneer dagelijks veel van je aandacht gevraagd wordt voor het uiterlijke leven en grote digitale vernieuwingen onzekere gevolgen en een zekere vervreemding met zich meebrengen. Velen hebben het gevoel grip op de werkelijkheid te verliezen. Het zijn onrustige tijden. Ik herhaal de woorden van Hazrat Inayat Khan:
Het geheim van het geluk, waar iedere ziel naar zoekt, schuilt in de kennis van het zelf.
Een gesprek van hart tot hart, van ziel tot ziel kan behulpzaam zijn.
Kahlil Gibran raakt aan de ziel in De profeet met zijn gesluierde taal en voert je als lezer mee naar een grotere, diepere werkelijkheid dan de alledaagse. Tiny Fisscher poogt in haar hertaling voor kinderen hetzelfde te doen. Zij beweegt het gesprek voorzichtig, meedenkend in de richting van de zielewijsheid van het kind. Het gaat niet om meer kennis in het hoofd, maar om herkenning te bieden en de werkzaamheid van de ziel te bevestigen. Wanneer bijvoorbeeld een jongen, wat benauwd, vraagt:
Kan iemand goed zijn en tegelijkertijd soms ook slecht?,
antwoordt Almustafa bevestigend.
Ja, hoor dat kan. Dat werkt bij kinderen hetzelfde als bij volwassenen. Ieder mens heeft goede en slechte kanten, maar dat is niet het grootste probleem. (…) Dat is het oordeel dat mensen over elkaar hebben.
Almustafa neemt de meeuw als voorbeeld. De meeuw, die lang niet zo zachtmoedig is als de pelikaan. Is de meeuw dan slecht? Neem slechts waar, lijkt hij de kinderen te willen zeggen, het is wat het is, heb geen oordeel. ‘Een hert is een stuk sneller dan een schildpad, maar daarmee is de schildpad niet minder.’ Niet oordelen is een kwaliteit van de ziel. Deze beelden helpen om deze waarde van de ziel ook werkelijk in het leven te kunnen tillen. En zij tonen aan dat alles, hoe verschillend ook, zijn eigenheid mag hebben. En met een knipoog naar de jongen:
Als je tussen het stout zijn door maar niet vergeet om ook het goede in jezelf te ontdekken.
En bij een vraag over geloof en naar de kerk gaan, stelt Almustafa een wedervraag of je de hele dag in een kerk, moskee, synagoge of tempel zit? Kinderen zien het voor zich, nee, natuurlijk niet. Er ontspint zich een gesprek dat God niet alleen in gebedshuizen te vinden is.
Zou het niet handig zijn als je ook jouw dagelijkse leven als tempel of kerk ziet?
En het mondt uit in de gedachte dat het goddelijke in alles en iedereen zit.
Ook in de mensen, dus ook in jou. In elke cel van je lichaam en in elk splintertje van je geest.
Soms heeft Tiny Fisscher een beeld toegevoegd om een en ander te verduidelijken. Zij ontleende deze aan de Masnavi, het beroemde gedicht van de Perzische filosoof Rumi. In het hoofdstuk ‘Pijn’ vergelijkt zij gevoelens bijvoorbeeld met gasten in een herberg, die komen en gaan. Prachtig is ook het beeld van de zee met haar schuimkoppen in de afscheidsrede van Almustafa. Dit beeld gebruikt zij om kinderen aan te sporen niet slechts naar hun zwakte te kijken.
De zee bestaat niet alleen uit golven en schuimkoppen, maar ook uit de stille diepten daaronder. Bij mensen is dat net zo: aan de oppervlakten zijn onze zwaktes zichtbaar, maar ín ons zit een diepe kracht, die aan de buitenkant niet één, twee drie, zichtbaar is.
Een echt gesprek is geen eenrichtingsverkeer maar altijd wederkerig. Een echt gesprek is een wonderlijk iets, een in vertrouwen overvloeien in elkaar. Het schept een band, geeft duidelijkheid, helderheid en inzicht in jezelf, in iets wat je bezighoudt. Het kan troostrijk zijn en voorbij de woorden, vol van een niet te benoemen betekenis. Kinderen verrassen en vertederen. Kinderen zijn ‘godgeleerd’, schreef de Tsjechische filosoof, pedagoog en theosoof Jan Amos Comenius al in de zeventiende eeuw. Hun ziel is nog niet omlaag getrokken in de zwaarte van het lichaam. Zij spreken de lichtheid van de ziel in ons, ouderen aan. Leeftijd maakt in wezen niets uit. Zit in het kind al niet de grijsaard verborgen? Zit in de grijsaard niet nog altijd het kind? Een mens die weet én geest én stof te zijn, én kind én volwassene en al deze aspecten met elkaar in harmonie beleeft, vindt levensgeluk. De samenspraak tussen kind en Almustafa in De profeet, verteld voor kinderen, schenkt daartoe in ieder hoofdstuk een vleugje wijsheid, die verrijkt.
Bron:
[1] Gibran, Khalil, De Profeet verteld voor kinderen, tekst Tiny Fisscher, Pyhai illustraties, uitgeverij Samsara, Amsterdam 2022