‘Voedsel’ ondergaat tegenwoordig verandering omdat het voortdurend om ethiek, beste kwaliteit van leven, gezondheid en ook om status gaat.
Wat mij betreft, ik veranderde mijn voedsel uit liefde voor het dier. In een mum van tijd merkte ik door de vegetarische leefwijze een sterke verbetering van mijn algehele welzijn.
De commerciële massaproductie, de voor de dieren onredelijke manier van ophokken, de slechtste toestanden bij het transsport, dat zich over duizenden kilometers uitstrekt en de daarmee verbonden schandalen over levensmiddelen – dat alles droeg bij aan mijn beslissing. En ik stelde vast, dat er – dankzij de milieuactivisten die van dieren houden en de gezondheidshervormers – voedselalternatieven “te over” zijn. Je hoeft niets te missen.
Het begon in de oudheid
Het begin van het vegetarisme in de westerse wereld begon al in de oudheid, in het oude Griekenland. Vlees werd toen primair door rijken gegeten, het gewone volk in Griekenland en ook in Rome leefde van graan, groente en fruit.
In die dagen waren dierengevechten en jacht op dieren maatschappelijk van groot belang. Voor het volk speelde het offeren van dieren een grote rol. Het doden van dieren en het eten van het vlees behoorden tot de maatschappelijke gewoontes. Wie het genot van vlees weigerde, sloot zichzelf buiten het openbare leven en de “hoogtepunten” daarvan en werd een buitenstaander.
De eerste berichten over het antieke vegetarisme stammen uit de 6e/7e eeuw v.Chr. en hebben betrekking op de aanhangers van Orpheus, een gemeenschap met een religieuze achtergrond. Ze woonden in Griekenland en in het door Grieken bewoonde Zuid-Italië en breidden zich uit naar de noordelijk kust van de Zwarte Zee. Hun manier van leven werd overgeleverd door Plato (Grieks filosoof, 427 – 347 v.Chr.) De aanhangers van Orpheus deden een beroep op de mythische zanger en dichter Orpheus, waarin ze de geestelijke vader van hun leringen en de schrijver van de Orphische teksten zagen. Hun doel was zich voor te bereiden op het verwachte voortbestaan van de ziel na de dood van het lichaam. Het was geen eensgezinde religieuze gemeenschap met een gesloten doctrine, maar het ging om een veelheid van autonome groepen.
De in het onderzoek bediscussieerde uitleg over het begin van het ontstaan en de vroege ontwikkeling zijn speculatief. Onduidelijk is vooral de verhouding van de aanhangers van Orpheus tot de aanverwante verschijnselen binnen de Griekse religie zoals de leer van Pythagoras, de “mysteriën van Eleusis”, verschillende manifestaties van de Dionysus-cultus en de religieuze filosofie van de pre-Socratische Empedocles. Sommige doelen en overtuigingen deelden de aanhangers van Orpheus met de “Pythagoreeërs”, een religieuze gemeenschap, die Pythagoras in de 6 eeuw v. Chr. in Zuid-Italië had gesticht. Volgens latere berichten behoorden de in Italië levende aanhangers van Pythagoras tot de schrijvers van de Orphische geschriften.
De aanhangers van Orpheus streefden naar de “bevrijding van de ziel”, oefenden ascese en soberheid, ze vermeden vlees, waarin ze “verdorvenheid van de ziel” zagen, een soort innerlijke verontreiniging.
De belangstelling van de aanhangers van Orpheus was vooral gericht op het ontstaan van de kosmos, de godenwereld en de mensheid, en op het lot van de ziel na de dood.
Hun leer van de ziel
Reeds in de heldendichten van Homerus is de opvatting te vinden, dat er in het bestaan van mens en dier een stimulerend principe aanwezig is, waarvan de aanwezigheid een voorwaarde voor leven is en dat de dood van het lichaam overleeft. Volgens de voorstellingen van de ideeën van Homerus scheidt dit orgaan, de “Ziel” (het Griekse Psyché) zich af bij de dood van het lichaam en begeeft zich naar de onderwereld als zijn eigen schimmige beeld. De dichter gaat er van uit, dat het bestaan van de ziel na de dood onaangenaam is; hij beklaagt hun lot.
Dit concept verbonden de aanhangers van Orpheus met de voorstelling van “zielsverhuizing”, wat betekent dat de ziel achtereenvolgens verschillende lichamen bewoont en zo een meervoud van levens doorloopt. Doordat ze de ziel reeds een zelfstandig bestaan voor het ontstaan van het lichaam toeschreven, gaven de aanhangers van Orpheus de aanname van een natuurlijke binding van de ziel aan een bepaald lichaam op. Daardoor kreeg de ziel een van te voren onbekende autonomie. Haar verbinding met een lichaam leek volgens de natuur geen vereiste meer, maar enkel een periode in het bestaan. Ze gold niet meer als onsterfelijk, maar haar bestaan werd geheel onafhankelijk van een vergankelijk lichaam een basis gegeven. Daarmee werd haar een oorspronkelijke goddelijke of op god lijkende kwaliteit en de daarbij behorende vrijheid toegeschreven. De ziel komt met sterfelijkheid en leed in aanraking en moet de daarbij behorende ervaringen meemaken.
Zo’n bestaanswijze komt volgens de gedachte van Orpheus niet overeen met het natuurlijke lot van de ziel, maar is slechts een door de goden gewenste toestand; een voorbijgaande toestand. Daarom beschrijven de aanhangers van Orpheus, zoals Plato verzekert, het lichaam als een “gevangenis van de in hem opgesloten ziel”.
Ze spraken ook over de goddelijk vonk, die onbewust in de mens rust en die moet ontwaken. Daarvoor is het noodzakelijk het instinctieve lichaam, dat uit het dierenrijk stamt, te overwinnen. Het zingen van Orpheus leidt tot de nodige harmonie en geeft aan het verlangen van de ziel naar de goddelijke oorsprong ruimte.
De ziel kan de lichamelijke wereld voorgoed verlaten, als ze het pad van verlossing betreedt. Het doel is een blijvend gelukzalig bestaan in haar eigen vaderland, de goddelijke gebieden van het hiernamaals. Dat komt overeen met haar eigen, oorspronkelijke natuur, die goddelijk is of de overeenkomt met God. De aanhangers van Orpheus vertegenwoordigden daarmee een principieel optimistisch wereldbeeld, dat fundamenteel verschilde van de traditionele pessimistische kijk van de Grieken met betrekking tot het hiernamaals.
Orpheus en Eurydice
Een van de belangrijkste mythes vertelt hoe Orpheus afdaalde naar de onderwereld om zijn overleden vrouw Eurydice te vinden en haar terug te brengen naar de wereld van de levenden. Hij kreeg inderdaad vanwege zijn gezang toestemming van de plaatselijke goden om haar mee terug te nemen, maar de gezamenlijke beklimming mislukte en Eurydice moest terug keren. De nu door Orpheus ingezette klaagliederen en zijn spel op de lier zorgden ervoor dat de rotsen, de planten, de dieren en de mensen eendrachtig luisterden en alle strijd vergaten. Maar er traden tegenkrachten van de titanen in de gestalte van monaden op en ze verscheurden de zanger. De wereldharmonie trok zich terug naar de achtergrond. Orpheus, de grote zanger en religieuze oprichter werd van nu af aan de grote inspirator van de kunstenaars over de hele wereld.
De oosterse oorsprong
In de kern was het een oosterse gedachte die door de aanhangers van Orpheus naar het Westen werd gebracht. Dit geldt ook voor het vegetarisme.
Het eten van vlees doodt de kiem van het medegevoel van alle levende wezens,
staat in een boeddhistische soetra. De Boeddha zag het consequent vegetarisch zijn als een van de fundamentele stappen op het pad naar zelfkennis. Ook in het Hindoeïsme zijn er reeds millennia de ethische idealen van afstand doen van geweld en respect voor alle schepselen.
Door geen levende wezens te doden wordt men de verlossing waardig,
luidt de uitspraak in een oorspronkelijke verzameling van de vedische cultuur. [1]
Wordt vervolgd in deel 2
Bron:
[1] Näheres bei Armin Risi und Ronald Zürrer, Vegetarisch leben, Zürich, 10. Auflage 2012, S. 134 ff.