Op belangrijke keerpunten in de geschiedenis van de mensheid is het nodig om de wijsheid van verschillende spirituele tradities samen te brengen om een volgende stap in de grote ontwikkeling van de mensheid te kunnen zetten.
Als eenieder zich steeds verder verdiept in zijn of haar eigen traditie, totdat de oorsprong zichtbaar wordt, wordt ook het gemeenschappelijke zichtbaar.
De beschikbaarheid van spirituele teksten uit eeuwenoude bronnen tot aan die uit het heden neemt steeds verder toe. Een zoekende mens wordt geconfronteerd met een overvloed aan geschriften, waardoor een gevoel van overweldiging kan ontstaan. Maar is er niet een draad van Ariadne, een kompas dat ons hier doorheen leidt?
Het lijkt erop dat deze overvloed aan geschriften uit het Oosten en het Westen te danken is aan de digitalisering van de afgelopen jaren, en voor een deel is dat ook zeker zo. Als we echter echt naar de geschiedenis kijken, zien we dat er altijd een uitwisseling tussen spirituele tradities heeft plaatsgevonden, veel intensiever dan misschien wordt aangenomen. De daarvoor noodzakelijke reizen duurden onder bepaalde omstandigheden weliswaar lang, maar ze vonden wel plaats.
Een uitwisseling tussen spirituele tradities
Het is bekend, dat in het oude Alexandrië Indiase en zelfs Chinese tradities een uitwisseling hadden met de filosofie en spiritualiteit van de culturen rondom de Middellandse Zee. Omgekeerd zijn er christelijke geschriften gevonden bij het openen van eeuwenlang verzegelde grotten in China.
Het is ook bekend dat Nagarjuna (tweede eeuw), de grote Indiase meester, zich heeft verdiept in Aristoteles – dat Aristoteles op deze manier dus een belangrijke invloed heeft gehad op de boeddhistische leer.
Het zenboeddhisme ontstond in China. De leer verspreidde zich naar Japan – en veranderde. Vanuit Japan verspreidde het zenboeddhisme zich enkele decennia geleden naar de westerse wereld – en veranderde opnieuw. Vanuit de westerse wereld heeft het weer invloed op het zenboeddhisme in Japan en China, wat opnieuw veranderingen teweegbrengt.
Er is een oud gezegde:
We vinden elkaar, verbinden ons door wat we gemeen hebben.
Maar we groeien naar elkaar toe door onze verschillen.
De smeltkroes tussen het christendom, de islam en het jodendom in het middeleeuwse Andalusië had verstrekkende gevolgen tot in de renaissance. In deze ‘wedergeboorte’ van de cultuur gingen Marsilio Ficino en Giovanni Pico della Mirandola ervan uit dat alle spiritualiteit gebaseerd is op gemeenschappelijke, universele waarheden en dat deze dus ook gevonden kunnen worden door wijsheidszoekers. Een van de vele gevolgen was de oprichting van de Platoonse Academie in Florence, waar deze synthese van alle religies werd onderzocht.
Kunnen we de energie voelen die door zo’n ‘fusie’ vrijkomt? En wat betekent dat voor onze huidige tijd? Hebben we zo’n ‘wedergeboorte’ van de cultuur niet juist op dit moment heel hard nodig? Veel van de oude wegen kunnen niet zomaar voortgezet worden, en deze situatie daagt ons uit. Er is iets totaal nieuws nodig. Het is ook belangrijk om niet te vergeten dat dit nieuwe op de schouders van het oude moet staan om stabiel te zijn.
Het nieuwe – dat is een synthese van alle religies en spirituele stromingen – zal altijd weerstand ondervinden van krachten die de specifieke religie en spirituele richting ‘zuiver’ willen houden. We zullen zien dat ook de kern van deze behoudende, conservatieve krachten zijn bestaansrecht heeft, net als de drang van binnenuit om alles steeds opnieuw te bekijken, alles steeds opnieuw te willen ontdekken. Het zijn twee polen van één enkele dynamische kracht.
Hoe in Christiaan Rozenkruis de essenties van verschillende tradities samenvloeiden
Laten we eens kijken naar een voorbeeld van een dergelijke synthese van de diepste krachten, de diepste essentie van verschillende tradities, die samenwerkten om een ontwikkeling mogelijk te maken waarvan het resultaat groter was dan de som der delen.
Laten we ons eens voorstellen hoe de inwijding van Christiaan Rozenkruis plaatsvond, zoals Rudolf Steiner die beschrijft. We kunnen zijn verslag opvatten alsof het werkelijk zo gebeurd is, of we kunnen het zien als een metafoor, als een beeld van krachten die werkzaam zijn in individuele mensen en ook in de mensheid als geheel. Voor de werkzaamheid en ontplooiing in onze ziel zijn beide invalshoeken even geldig. En laten we eens kijken welke betekenis deze gebeurtenis vandaag de dag voor ons, voor de wereld en voor de mensheid heeft.
Rudolf Steiner legt uit (Neuchâtel, 27 september 1911 Eerste lezing – selectie):
De oorsprong van de rozenkruisersstroming valt in de dertiende eeuw. In een plaats in Europa vormde zich een hoge geestelijke loge, een college van twaalf mannen die de hele som van geestelijk weten uit oude tijden en uit hun eigen tijd in zich hadden opgenomen – twaalf uitmuntende geesten, die zich verenigden om de voortgang van de mensheid te bevorderen.
Zeven leden van het college van twaalf konden terugblikken op de zeven stromingen van het oude Atlantische ontwikkelingstijdperk van de mensheid en op wat er als deze zeven stromingen voortleefde. Van deze zeven individualiteiten kon elk steeds maar één stroming vruchtbaar maken voor de toenmalige en tegenwoordige tijd.
Er kwamen bij deze zeven personen vier andere personen, die konden terugkijken op wat de mensheid zich aan occulte wijsheid in de vier na-Atlantische cultuurperioden had eigengemaakt. Een twaalfde was de meest intellectuele van hen, die speciaal de uiterlijke wetenschappen moest verzorgen.
Deze twaalf individualiteiten werkten samen naar een totaalbeeld toe. Naar een uitgangspunt van een nieuwe cultuur in het midden van de dertiende eeuw. Maar het uitgangspunt voor een nieuwe cultuur was alleen mogelijk doordat er een dertiende in het midden van de twaalf kwam te staan. Het was een individualiteit die ten tijde van het mysterie van Golgotha geïncarneerd was geweest. In daaropvolgende incarnaties had hij zich door een nederige houding en een vurig, godvruchtig leven op zijn missie voorbereid. Hij was een groot zielemens, een vroom, innerlijk diep mystiek mens, die met deze eigenschappen was geboren en ze niet zomaar had verworven.
Elk van hen [de twaalf] verdiepte zich slechts in een deel van het christendom. Hun streven was de verschillende religies tot een grote eenheid te maken. Ze waren ervan overtuigd dat hun twaalf stromingen alle spirituele leven omvatten en elk had naar eigen vermogen invloed op de leerling. Ze hadden tot doel een synthese van alle religies te bereiken; ze waren zich er echter van bewust dat dit doel niet door de een of andere theorie te bereiken was, maar wel door de uitwerking van het geestelijk leven. En daarvoor was een passende opvoeding van de dertiende nodig.
Terwijl de geestelijke krachten van deze dertiende tot in het oneindige toenamen, verminderden zijn fysieke krachten helemaal. Hij leefde alleen voor de geestelijke ontwikkeling die door de twaalf bij hem werd gestimuleerd. In hem zat een weerspiegeling van de wijsheid van de twaalf.
Toen gebeurde er iets wat slechts één keer in de geschiedenis kan gebeuren. Het was een van die gebeurtenissen die dán kunnen plaatsvinden wanneer – vanwege de vruchten die zo’n gebeurtenis moet opleveren – de macrokosmische krachten samenwerken.
Na enkele dagen werd het lichaam van deze dertiende helemaal doorzichtig en hij lag daar dagenlang alsof hij dood was. Om hem heen verzamelden zich nu die twaalf in bepaalde periodes. Op die momenten vloeide alle kennis en wijsheid uit hun mond. In korte formules, alsof het gebeden waren, lieten ze hun wijsheid op de dertiende neerdalen, terwijl de dertiende als dood op de grond lag. Je kunt je de twaalf het beste in een kring om de dertiende heen voorstellen.
De toestand eindigde ermee dat de ziel van de dertiende wakker werd als een nieuwe ziel. Hij had een grote zieletransformatie ondergaan. Daarin was iets aanwezig als een geheel nieuwe geboorte van de twaalf wijsheden, zodat ook de twaalf wijzen iets volkomen nieuws konden leren van de jongeling.
Maar ook zijn lichaam werd daardoor op een zodanige manier tot leven gewekt dat deze opwekking van het volkomen doorzichtige lichaam met niets anders kan worden vergeleken. De jongeling kon nu over totaal nieuwe ervaringen spreken.
In het verloop van enkele weken gaf nu de dertiende alle wijsheid weer die hij van de twaalf gekregen had, maar in een nieuwe vorm. Die nieuwe vorm leek door de Christus zelf te zijn gegeven. Wat hij hun toen openbaarde, noemden de twaalf het ware christendom, de synthese van alle religies.
Als gevolg van het werk van de rozenkruisers [in de daaropvolgende periode] werd het etherlichaam van Christiaan Rozenkruis van eeuw tot eeuw steeds sterker en machtiger. Alle krachten van dat prachtige etherlichaam van de individualiteit uit de dertiende eeuw waren intact gebleven, en ditzelfde fijn-geestelijke etherlichaam verlichtte en doorstraalde vanuit de geestelijke wereld weer de nieuwe incarnatie van Christiaan Rozenkruis, de individualiteit in de veertiende eeuw.
Zo gaat er van het etherlichaam van Christiaan Rozenkruis een grote kracht uit, die op onze ziel en op onze geest kan inwerken. Het is onze opgave om deze krachten te leren kennen. En op deze krachten doen wij als rozenkruisers een beroep. U kunt er zeker van zijn dat uw kleinste zielearbeid voor de eeuwigheid zal blijven bestaan.
In de Fama Fraternitatis uit het jaar 1614 wordt de volgende incarnatie van Christiaan Rozenkruis beschreven.
Hoe de inwijding in de essentie van de wegen zich herhaalde
In zekere zin herhaalt het inwijdingsgebeuren zich – nu weergegeven in een reis rond de Middellandse Zee. Ook hier vindt een verdieping en een verwerkelijking van de Christusimpuls plaats door de ontmoeting met de diepste spirituele wegen van de toenmalige wereld.
Christiaan Rozenkruis was van plan naar Jeruzalem te gaan om zijn christelijk geloof te verdiepen. Hij kwam daar echter nooit aan, maar ging eerst naar Damascus, daarna naar Damcar, vervolgens naar Egypte en uiteindelijk naar Fes in Marokko. Dit waren allemaal bolwerken van spiritualiteit in die tijd. Christiaan Rozenkruis reisde destijds dus door de gehele bekende wereld en nam in vijf jaar tijd alle wijsheid van die tijd in zich op – uit alle bekende tradities. Nadat hij naar Europa was teruggekeerd, nam hij leerlingen aan en begon het eigenlijke werk van de rozenkruisers.
Op belangrijke keerpunten vereist de tijd dat de wijsheid van verschillende tradities wordt samengevoegd tot een synthese, om een volgende fase in de grote ontwikkeling van de mensheid te kunnen realiseren. Dat blijkt uit de inwijdingsgeschiedenis van Christiaan Rozenkruis, zoals Rudolf Steiner die beschrijft. De wegen van het ‘College van Twaalf’ hadden weliswaar nog steeds verschillende uitingsvormen, maar de essentie van hun wegen kwam voort uit de eenheid van dezelfde oorsprong. Op basis van de absolute oorsprong konden zij samenwerken, ondanks hun verschillen.
Het kan zeer nuttig zijn om ons af te vragen wat dit vandaag de dag voor ons betekent. Bevinden we ons ook nu niet in een situatie waarin een grote verscheidenheid aan tradities en spirituele leerstellingen elkaar ontmoeten? Staan we niet op heel veel gebieden voor problemen die we alleen samen kunnen oplossen – en is spirituele verdeeldheid daar niet een van? Kunnen we, ondanks alle uiteenlopende wegen en de noodzakelijke verscheidenheid, de oorsprong herkennen waaruit alles voortkomt?
Het op waarde schatten van andere wegen op basis van het oorspronkelijke principe
Kunnen wij andere wegen herkennen en op waarde schatten en desondanks onze geheel eigen spirituele weg met kracht gaan?
We zijn één in de diepste kern van ons wezen. Als we echter voornamelijk kijken naar de uiterlijke vormen en naar onze overtuigingen en identificaties met de interpretatie van een bepaalde traditie, dan komen we moeilijk tot elkaar. Maar wanneer ieder individu het pad in zijn eigen traditie verder verdiept tot de oergrond zichtbaar wordt, wordt ook het gemeenschappelijke zichtbaar. De kern van de behoedende, conservatieve krachten is het ‘zich-niet- willen-laten-afleiden’ tijdens deze verdieping. En dat is noodzakelijk.
In het Evangelie volgens Maria Magdalena, een geschrift uit de tweede eeuw, wordt dit als volgt uitgedrukt – en dat is een belangrijke bescherming van het individuele bewustzijn tegen de overvloed aan te veel verschillende spirituele leerstellingen:
Vrede zij met jullie. Breng mijn vrede voort. Let erop dat jullie niemand misleiden door te zeggen: ‘Zie hier’ of ‘Zie daar’! Want de Zoon des Mensen verblijft in jullie binnenste. Volg hem!
Als iets van deze diepte zich daadwerkelijk opent, kunnen we inzien: dit fundament is het fundament van iedereen en alles.
De dualiteit tussen de focus op het volgen van je eigen pad en het openstaan voor nieuwe dingen verdwijnt. Beide zijn tegelijkertijd aanwezig. We weten dan wie we werkelijk zijn en hebben geen schijnidentiteit nodig die voortkomt uit zelfgekozen identificaties. Het is dan mogelijk om te berusten in een ‘wetend niet-weten’. Het is niet eenvoudig om deze ruimte te vinden, die vrij is van concepten, ook van spirituele concepten. Alle verschijnselen kunnen dan worden gezien als aspecten van een diepere realiteit – als fenomenen aan de oppervlakte: aan de buitenkant gescheiden, in de diepte, in de kern – die als licht is – één.
Dit nieuwe bewustzijn herkent direct, als eerstehands kennis, wat in het Corpus Hermeticum staat:
Het ijlste deel van de materie is de lucht,
het ijlste deel van de lucht is de ziel,
het ijlste deel van de ziel is het Gemoed,
het ijlste deel van het Gemoed is God.
Vanuit dit perspectief, dat het perspectief vanuit het diepste van het innerlijk is, bestaan er alleen verschillende stadia van verdichting – geen scheiding meer, maar wel de verscheidenheid van differentiatie, de ontplooiing van het Ene.
En laten we het voor ons zien: er opent zich een weg in ons innerlijk, een mogelijkheid om terug te keren, wat tegelijkertijd een stap naar het nieuwe is, van essentie naar essentie naar essentie. Hoe dichter we bij de innerlijke essentie komen, hoe meer de ware gemeenschappelijkheid zichtbaar wordt, hoe meer de mogelijkheden van een vruchtbare samenwerking tussen verschillende tradities zichtbaar worden.
William Blake (1757-1827) wijst ons, zo mag men aannemen, op de fundamentele eenheid van alle dingen, wanneer hij zegt:
Een wereld in een zandkorrel zien,
En de hemel in een wilde bloem,
De oneindigheid in je handpalm houden,
En de eeuwigheid in een uur!

