(Terug naar deel 2)
Dood zijn
Kun je dat, dood zijn? Of kun je alleen maar sterven – en dan is het afgelopen? Is er bewustzijn onafhankelijk van de hersenen? Heeft het bewustzijn onze hersenen nodig als werktuig?
Dr. Eben Alexander werd ziek door een bacteriële infectie aan de hersenen en raakte binnen 24 uur zeven dagen lang in coma. Gedurende deze tijd was zijn neocortex buiten werking:
Het deel van mijn hersenen dat … verantwoordelijk was voor de opbouw van de wereld waarin ik leefde en mij bewoog, en voor het feit dat ik de ruwe gegevens die via mijn zintuigen binnenkwamen tot een zinvol universum kon samenstellen, dit deel van mijn hersens was aan het eind. Mijn hersens hebben niet alleen ontoereikend gewerkt, ze hebben helemaal niet gewerkt.
En zo maakte hij ‘kennis met een realiteit van een bewustzijnswereld die existeerde, volledig vrij van de beperkingen van mijn fysieke hersenen.’
Na zeven dagen kwam hij uit het coma en deze zeven dagen hebben zijn begrip van de wereld, van het leven, van het universum, veranderd. In het boek Na dit leven [1] heeft hij zijn ervaringen beschreven. Hij zegt:
Dit weten nu door te geven, voelt ongeveer zo aan als was ik een chimpansee die een paar dagen lang mens geworden is, om alle wonderen van het menselijke weten te ervaren, en die dan terugkeert naar zijn chimpanseevrienden om te proberen hun duidelijk te maken hoe het was om meerdere talen te spreken, diverse rekenmethoden te beheersen en iets te weten over de enorme afmetingen van het universum.
Dat wat hij beleefd heeft, heeft niet alleen zijn begrip van bewustzijn veranderd. Zijn begrijpen van de wereld, van de realiteit, van ons zijn als mens, heeft een diepe verandering ondergaan. Men bespeurt de indringendheid waarmee hij aan ons duidelijk zou willen maken dat we vertrouwen kunnen hebben – in het leven en in de dood. Want, zo werd hem steeds opnieuw verzekerd:
Je wordt geliefd en gewaardeerd. Je hebt niets te vrezen. Je kunt niets fout doen.
God, het Aum, heeft begrip voor onze menselijke situatie… want het weet, wat wij vergeten hebben en verstaat wat een verschrikkelijke last het is ook maar één ogenblik zonder die herinnering aan het goddelijke te leven.
We hebben het contact met het diepste mysterie in het centrum van onze existentie verloren: ons bewustzijn.
Ons leven hier beneden mag ons als onbelangrijk voorkomen (…) maar het is belangrijk, want hier is het onze opgave naar het goddelijke toe te groeien (…) en dit groeien wordt (…) nauwkeurig gadegeslagen.
Het fysieke universum is niets in vergelijking met het spirituele gebied waaruit het is voortgekomen, het rijk van het bewustzijn. (…) Dit andere, veel geweldiger universum is niet ver weg (…) het existeert eenvoudigweg op een andere frequentie. (…) gelijk trekt gelijk aan. U moet zich openen om zich te identificeren met het deel van het universum dat u reeds bezit, maar waarvan u zich misschien niet bewust bent.
De onvoorwaardelijke liefde en acceptatie die ik op mijn reis ondervond, is de belangrijkste ontdekking die ik ooit heb gedaan of zal doen.
Sri Aurobindo, in Dood zijn:
O dood, onze verborgen vriend en leidsman van goede gelegenheden, als je eraan denkt het hek te openen, aarzel dan niet om ons dit van tevoren te laten weten; want wij horen niet tot degenen die terugschrikken voor het doordringende knarsen van het ijzer.
Beschouwingen over de levensreis
Volgens een mythische overlevering uit het oude Egypte stelde de sfinx de bezoeker drie vragen die hij moet beantwoorden voordat hij doorgelaten wordt:
Waar kom je vandaan?
Waarom ben je hier?
Waar ga je heen?
Maar wat kunnen wij, sterfelijke mensen, met ons begrensde bewustzijn wérkelijk weten over oorsprong, zin en doel van onze levensreis? Moeten we geloof schenken aan willekeurige goeroes en dogma’s? Bestaat er een krachtige innerlijke visie die onze schreden leidt, ook op donkere en onzekere delen van de weg?
Wijsheidsleren uit het Verre Oosten en ook het vroege christendom spreken erover dat de mens niet alleen maar één aardse existentie beleeft. In een hele rij wederbelichamingen kan hij de ervaringsoogst uit elk aardeleven meenemen naar het volgende. Waarom?
Om ‘oude schulden uit te boeten’, om nalatigheden en fouten uit vroegere levens teniet te doen (en misschien andere, nieuwe fouten te maken)? Om over vele incarnaties heen steeds meer weten te verzamelen of zijn wezen te verfijnen en te ‘perfectioneren’? Om steeds opnieuw geboren te worden en te sterven – steeds weer het oplossen van al het persoonlijke te ondergaan?
Is er in mij iets wat mij ertoe brengt om zulke vragen te stellen? Een weten dat tijdloos is en misschien zelfs alle kennis en ervaringen van de collectieve mensheid door de tijden heen overstijgt?
Op Oudegyptische stèles kunnen we zien hoe Anubis en Thot het hart van een gestorvene wegen. Kan een mens na het beëindigen van zijn aardebestaan iets laten zien wat – uit een hoger, geestelijk standpunt – eeuwigheidswaarde heeft?
De wijsheidsleringen van de gnostici en rozenkruisers spreken van een eeuwig principe dat – vooreerst latent – in de mens werkzaam is, een geestvonk of een ‘roos des harten’. Die bevat de herinnering aan een goddelijke afkomst, aan de oeroude belofte dat er een weg is uit de eindeloze kringloop van geboorte, dood en wederbelichaming. Door een geheimzinnig proces van transfiguratie kan het zielewezen van de grond af aan veranderen, zodat zich voor hem – zoals in Jacobs droom op het schilderij van William Blake – het opstijgen tot een lichtende, goddelijke wereld opent.
Angst – de vrees voor de dood – verhindert vrijheid. Als we de sfinx vol vertrouwen naderen en het antwoord op zijn vragen overgeven aan de diepe wijsheidsbron in ons, kunnen we met vreugdevol vertrouwen in het hart voorbijtrekken aan de behoeder van de drempel. En we kunnen – als onze tijd gekomen is – als Paulus jubelen:
Dood, waar is uw prikkel? De dood wordt verslonden in de overwinning!
(Wordt vervolgd in deel 4)
Bron:
[1] Eben Alexander, Na dit leven – een neurochirurg over zijn reis naar het hiernamaals, 2013
Amerikaanse originele uitgave: Proof of Heaven. Simon & Schuster, New York 2012