Met het blote oog kan ik ze niet zien maar toch weet ik van jongs af aan dat ze er zijn. Ze schieten langs en door me heen, ze sluipen of verbergen zich. Mijn hele kamer vullen ze met hun vreemde gestalten. Ze leven, dat weet ik zeker. Het zijn gedachtewezens en hun aanwezigheid vervult me met zorg. Wat zijn het? Waar komen ze vandaan en wie bestuurt hen?
Sommige zijn als een zak aardappelen met vettige bedenksels en er zijn ook lange, bleke betten bij, die neerbuigend zijn van aard. Er zijn er die net steeds buiten de rand van mijn bewustzijn blijven maar toch hun aanwezigheid kenbaar maken. Er zijn vage wezenheden, mooi gekleurd, die me goed doen maar dan springen er soms juist weer andere bovenop, die me trots proberen te maken. Sommige flitsen langs, zodat je geen kans ziet om erbovenop te springen en andere zitten juist weer heel lang te zeuren, zodat je wilt vluchten, wat dan niet kan. Ze fluisteren of schreeuwen, trekken aan me of duwen, maken me te groot of juist te klein.
Wat doen al deze gedachten in mijn kamer? Er zijn mensen die zeggen: je hoeft er alleen maar naar te kijken en ‘je er niet mee te verbinden’. Dat klinkt heel goed en dat doe ik dan wel eens, maar hoe lang houdt een mens dat vol? Even later gaan ze weer net zo hard door met hun spelletjes. Er zijn mensen die zeggen: je moet alleen maar positieve dingen denken. Ook dat doe ik dan wel eens, maar hoe lang houdt een mens dat vol? Daarna gaat alles weer z’n gewone gang. Ik kan proberen ze te vangen, weg te jagen of te negeren en soms lijkt het even te werken, maar uiteindelijk helpt het geen steek. Laatst had ik er één bijna te pakken en vervolgens was ik er zo lang mee bezig wat dat voor gedachte zou zijn, dat ik er moe van werd. En dat is het, geloof ik, ze kosten allemaal energie en ik kan me niet voorstellen dat het zó de bedoeling is. Je krijgt die energie toch niet om te verspillen aan allerlei nutteloze zaken. Natuurlijk zijn er ook allerlei nuttige dingen om te bedenken, zoals de beste route naar je werk, of een boodschappenlijstje, maar dat is maar een klein gedeelte. Die gedachten vallen me niet lastig: ze zijn er even en worden dan vervuld. De rest lijkt rommel, en dan hebben we het over misschien wel 99%.
Er leeft in mij een verlangen naar een schoon gedachteleven. Het liefst zou ik altijd vredelievende, schone gedachten koesteren, vol begrip en vriendelijkheid, zodat ik een spoor van goud zou achterlaten waar ik ging. Mensen zouden zich daaraan kunnen laven. Zij zouden gelukkig zijn zonder te weten waardoor, gewoon omdat ik langs kwam. En het allermooiste zou zijn als ik het zelf ook niet in de gaten had. Is dit een niet te verwezenlijken ideaal, of kan ik ernaartoe werken, vraag ik me dan af. En wat doe ik dan intussen met die volle kamer…
Dat denken over die volte heeft me niet veel verder geholpen. En misschien is die sprong die ik wil maken te hoog, zoals soms wordt gesuggereerd. Toch, als het goede laag hangt, kun je het zo pakken maar er moet ook hoger goed zijn, opdat je springt, opdat je moeite doet. En opeens, alsof mij een gouden appel in de schoot valt, komt er goede raad van binnenuit. Dat is ook een gedachte, maar één waarvan ik me niet hoef af te vragen waar die vandaan komt. Die lijkt er te wonen, precies daar te horen. En het is iets vertrouwd, wat ik vroeger ook al tegen mezelf zei: ‘Heb je het wel eens zó bekeken?’ Ja, zo was het… ineens gedachten van heel andere aard, inzichten, ideeën en mogelijkheden – en ik had er geen idee van! Glasheldere beelden, doorkijkjes als complete, onverwachte zinnen. Daar heb ik echt wat aan. Ik zie ineens van alles, allemaal dingen die alleen mij aangaan. Hoe is dat mogelijk? Wat is dat voor bijzonders, dat zo dicht bij mij is dat ik het niet eens kan zien?
De neiging om me te verdiepen in de herkomst van de gedachtewezens raakt op de achtergrond. Het antwoord weet ik nog steeds niet, maar ik weet een heleboel andere antwoorden.
En wat ik had willen doen voor anderen, wordt nu aan mij gedaan. Het is alsof in mij een spoor van goud ontstaat, waaraan ik mij kan laven.
Bron: Dit artikel is eerder verschenen in Pentagram 2019 nummer 2