Ontmoetingen vormen een onmisbaar enzym voor iedere vriendschap [1]. Zonder ontmoetingen, zonder fysieke nabijheid verpietert vriendschap.
Ontmoeten is geluk,
is in Macedonië een geliefd spreekwoord. Het lijkt erop dat de zeggingskracht van zo’n uitdrukking in deze periode van afstand houden en beperkte bezoeken alleen maar sterker is geworden.
Zo vreemd is dat nou ook weer niet. Basaal menselijk contact is de voornaamste pijler van ons welzijn en onmisbaar in het proces van persoonlijke groei. Sterker nog: ontmoetingen kunnen ons aanzetten tot een veranderingsproces. Carl Gustav Jung daarover:
De ontmoeting tussen twee persoonlijkheden is als het contact tussen twee chemische stoffen: als er een reactie plaatsvindt, zijn ze allebei veranderd. [2]
Ontmoetingen kunnen ons bevrijden van hardnekkige vooroordelen en vastgeroeste ideeën; ze kunnen ons hart ontdooien. Wat eerst altijd volgens een bepaald patroon moest, blijkt opeens ook anders te kunnen. Ontmoetingen kunnen dan als verlossend werken. Maar we hoeven het ook niet te idealiseren: soms is er totaal geen chemie en wordt de ontmoeting tot een ‘mismoeting’.
Het ware leven is ontmoeting, [3]
zei de filosoof Martin Buber (1878-1965). In onze ontmoetingen weerspiegelt zich wat in ons innerlijk groeiende is. Bij en na iedere stimulerende ontmoeting krijgen we de kans om de daardoor deels nieuw ontwikkelde menselijke staat van zijn uit te dragen. Zelf heb ik de ervaring dat de mens die ik werkelijk ontmoet me in een of ander opzicht iets te bieden heeft dat boven mezelf uitstijgt, dat groter is dan mijzelf. Daarom kan ik iets van hem of haar leren, met zo’n persoon omgaan en tegelijk beseffen hoe verrijkend zo’n ervaring is. Het is inderdaad niet onvoorzichtig om met Buber te zeggen dat we door de ontmoeting waarlijk leven.
Vaak ontbreekt het besef dat de mens zonder de ander niet kan bestaan en dat dan zijn leven geen betekenis heeft. De mens kan zich pas meten door de ander, hij kan pas liefhebben door de ander; hij kan zich niet spiegelen zonder de ander. U heeft vast wel eens een ontmoeting gehad die u zo op een nieuw, lichtend spoor bracht.
Zo’n ervaring kan naar binnen leiden. Geleidelijk maakt dat ons innerlijk rijp voor de ontmoeting met de diepste wezenskern in onszelf: de parel, het geestvonkatoom, dan wel de ‘ander’. Het zijn tekortschietende aanduidingen voor iets groots, iets onzegbaars, voor dat wezenlijk andere binnen in ons.
Het merkwaardige is dat iedere mens wel een zekere angst kent als hij hiermee te maken krijgt. Alsof hij de confrontatie niet aandurft met dat imago coelestis, met dat grootse beeld van de hemel in hem. De ‘eerste angst’ wordt dat ook wel genoemd.
Die angst kan ons verlammen maar we kunnen haar door ons verlangen naar vervolmaking verjagen en overstijgen. We vinden dan pas rust in een hogere vorm van bewustzijn. Door het welwillend geworden hart opent zich een eigenschap waarmee we het gebied van de geest kunnen waarnemen, de plaats waar eeuwigheid en tijd elkaar ontmoeten. De ware mens verrijst en doet de overheersing van de doorgaans zo kille krachten om ons heen teniet. Beeldender dan door de Perzische soefi-dichter Shabistari kan dit moment niet beschreven worden:
Ieder atoom verhult achter zijn sluier de zielsverrukkende schoonheid van het gelaat van de Geliefde. [4]
En elk van deze atomen hunkert ernaar om zich weer met de bron te verenigen.
Bronnen:
[1] Deze tekst zal in de gedrukte Nederlandse LOGON 2022-1 verschijnen
[2] Carl Gustav Jung, Modern Man in Search of a Soul [De moderne mens in zijn zoektocht naar een ziel], 1933
[3] Martin Buber, Ik en Jij, Hoofdstuk 10, Bijleveld 2020
[4] Mahmoed Shabistari, De verborgen Rozentuin, Rozekruis Pers, Haarlem 2021