Vooral toeristische activiteiten waren het. “Ga op zoek naar schelpen met de strandwachten” stond op de ene folder. De andere ging over een boottocht. Daartussenin stond een folder met een heel andere boodschap: “God kent jou, maar ken jij God ook?”
Ik liep daarna over het strand, keek naar de zee en naar de meeuwen. Alle andere folders was ik allang vergeten, maar deze bleef maar in mijn hoofd hangen. Wat een vraag was het!
Andere mensen kun je kennen, dacht ik. Nooit helemaal, maar toch wel voor een heel groot deel, omdat je zelf ook een mens bent. Je kunt hun ideeën delen, hun doelen, hun gewoonten, en dan weet je hoe ze in elkaar zitten. Dus dat ik mensen ken, en zij mij: jazeker wel.
Dat God mij kent, dat kan bijna niet anders. Als je er van uit gaat dat de mensheid en daarmee elke mens door God geschapen is, dan ben ik ook door God geschapen. Ik neem aan dat God kent wat hij geschapen heeft.
Dat ik God ken, is een ander vraagstuk.
Laat ik beginnen met: kun je, als mens, God kennen? En wat is kennen in dit geval?
Is kennen weten hoe iets in elkaar zit? Of is het meer kennen als in weten dat iemand bestaat en wat diegene van plan is?
Als we eerst kennen opvatten als weten hoe iets in elkaar zit, dan denk ik dat het antwoord op de vraag “nee” is. Ik weet niet hoe God in elkaar zit.
Ik weet wat ik lees, wat in alle geschriften staat, maar daarmee ken ik God niet. Het is niet dat we elkaar de hand hebben geschud, of dat ik precies kan opschrijven hoe God er uit ziet.
Ik weet wat een aantal mensen hebben opgeschreven, over hoe zij God zien. Maar dat is niet mijn eigen ervaring.
Het is als in het verhaal van waarin blinden een olifant beschrijven. De ene persoon zegt dat de olifant een slurfachtig dier is en de ander vertelt dat het juist een heel stevig dier is omdat diegene de poten van de olifant heeft gevoeld.
De ene beschrijving van God staat dichter bij mij dan de andere.
Als ik lees over “God is Liefde”, dan is dat een omschrijving die me veel meer doet dan als ik een afbeelding van God als een man met een witte baard zie.
Waarschijnlijk kan geen mens precies weten hoe God is, omdat we dat niet kunnen omvatten met ons menselijke bewustzijn.
Als je uitgaat van God die Liefde is, dan denk ik dat ik God wel ken. Die Liefde schrijf ik niet voor niets met een hoofdletter. Want ‘gewone’ liefde, dat ken ik. De Liefde die ik met God voel, is anders. Groter, en ook niet zo verdeeld. Niet “als jij mij niet meer lief vindt, dan vind ik jou ook niet meer lief” maar veel meer onvoorwaardelijk.
De Liefde van God is er, ook als ik er niet aan denk. Ook als ik rare dingen doe, want God kan denk ik niet anders dan liefde hebben voor wat hij heeft voortgebracht.
En steeds als ik die zin hoor, God is Liefde, dan beweegt er iets in mij. Iets dat zegt: ja zo is het, het moet wel zo zijn, ik weet dat het zo is.
Ik hoorde een keer de uitleg dat de mensheid (dus alle mensen die er ooit waren en zullen zijn) eigenlijk EEN organisme is, en dat iedereen dus bij elkaar hoort. Elk mens is een compleet mens en heeft alle eigenschappen die een mens een mens maken.
Stel dat dat bij God ook zo is? Elk mens kent een stukje God en dat stukje bevat alles wat God God maakt. En dus kan ieder mens God kennen, omdat iedereen hem met zich meedraagt, in zijn hart, een stukje van God.
Ik kan alleen het deel van God ervaren dat ik binnenin me meedraag.
Dat is dan het antwoord op de vraag: door het stukje te leren kennen dat ik met me meedraag, zal ik uiteindelijk alles kennen.