We kunnen dat dringen ondergaan, niet zozeer meevoelen, als wel werkelijk voelen. Dat is het begin, en dan kunnen we spontaan ruimte geven aan die onbegrensdheid. Dat kan het veelbelovende begin zijn van het pad.
Al snel willen we richting geven en de route bepalen en dat kan ten koste gaan van de ruimte die het onbegrensde hart juist nodig heeft, waardoor weer veel ‘uit zicht’ kan raken.
De vraag die zich dan kan voordoen is: bestaat dat pad omdat wij dat zo willen en zo projecteren, of is er een begaanbare menselijke route van binnenuit, die ons een verloren eenheid weer kan doen beseffen en ‘terugwinnen’?
Vaak wordt dat pad als een bruiloftsgang in ons voorgesteld, denk aan het hoofdwerk van de rozenkruisers, De Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis. Rudolf Steiner heeft de noodzaak van die bruiloftsgang herleid tot de merkwaardige keuze die de oorspronkelijke mens destijds heeft gemaakt:
Toen de oorspronkelijke, onversplitste, dubbelgeslachtelijke, eeuwiglevende oermens Adam Kadmon in het paradijs in zonde verviel en verwerd tot Adam en Eva, die buiten het paradijs degenereerden tot enkelgeslachtelijke, sterfelijke en zich voortplantende wezens, toen vertegenwoordigden hun eerste zonen, Kaïn en Abel, óók op psychisch gebied het enkelgeslachtelijke element. Met alle gevolgen van dien. Kaïn werd de stamvader van een psychisch-mannelijk aangelegd, toekomstgericht en koninklijk mensheidsdeel, neigend tot zelfautoriteit en bewerking van de aarde door eigen kracht en technisch vernuft. Abel was voorbestemd om de stamvader te worden van een psychisch-vrouwelijk aangelegd mensheidsdeel, op het verleden gericht en priesterlijk, neigend tot godsbinding en tot leven van wat de aarde onbewerkt schenkt. [1]
Het gaat er bij de bruiloft om weer zélf koning-priester te worden, dus de mannelijke en de vrouwelijke krachten in ons met een gouden bruilofstkleed ‘aan te kleden’. Een van de rozenkruisliederen zingt daarover als een lichtend feest:
Feest van ’t nieuwe zieleleven, vrij van alle mensenleed,
zal ik koning-priester wezen in het gouden bruiloftskleed.
Het psychisch-mannelijke, de mannelijke zielepotentie van het koninklijke, heeft zich dan elektromagnetisch verenigd met het psychisch-vrouwelijke van de priester, een zieleproces. Wij zijn dan als koning-priester een menselijke eenheid, een androgyne zelfstandigheid. Die androgyne mens komt overeen met de Adam-Kadmon, de oorsponkelijke, onversplitste, dubbelgeslachtelijke oermens.
Is dat geen tour de force? Is dat geen onmogelijk werkstuk, gelet op de vele valkuilen en tegenstrevende wereldse krachten? Er zijn immers in de diepste stof weinig werkelijk koningpriesterlijke zielen bekend en het is bovendien de vraag of en hoe zij zich bekend zouden maken. Welke hulp hebben we daarbij, om dit innerlijk bouwwerk op te richten?
Natuurlijk de kracht van ons onbegrensde hart, die overeenkomt met de onvoorwaardelijke liefde, die kosmisch en interkosmisch aanwezig is als een vader-moederveld. Maar ook het ervaringsmateriaal van de liefde tussen man en vrouw kan zeer dienstig zijn: door de omgekeerd evenredige polarisatie van de energielichamen is in samenspel eenheid, zij het tijdelijk, voelbaar. Stoffelijk, etherisch, astraal en mentaal kunnen de energiestromen van vrouw en man vanuit hun telkens elkaar aanvullende werkingen die eenheid vormen.
Het is in deze tijd van normvervaging en genderonzekerheid belangrijk om op de ervaringsmogelijkheid van een liefdevolle uitwisseling van man en vrouw als partners te blijven wijzen. Dat wil zeggen dat met die mogelijkheid de grensovergang bereikt kan worden om het proces naar een androgyne zijnstoestand te bevorderen.
Daar heeft de Russische filosoof Solovjov ook nadrukkelijk op gewezen in zijn boek Over de liefde [2]. Hij geeft daarin aan dat de realisatie van de liefde als hoogste trap tot het eigenlijke leven van de mensheid niet slechts ín, maar ook dóór de mens moet geschieden.
Dat was eind negentiende eeuw en nu zijn we inmiddels aangeland in de stormen van overgang naar het Aquariustijdperk. Waarbij volgens meerdere nieuwe esoterici juist de mogelijkheid naar de wording of terugkeer naar de androgynie extra impulsen krijgt! Juist omdat die energie niet mannelijk óf vrouwelijk is, maar ontdaan van eenzijdige geslachtelijke dynamiek. Daarbij is tegelijkertijd sprake van een zekere ‘vervaging’ van de geslachtelijkheid, want ook dat is annex met de invloed van Waterman. En dus met vervaging van het beste oefenmateriaal dat er is.
Het onbegrensde hart als weergaloos energiestation in ons werkt ruimtelijk óók naar de kosmische verhoudingen in ons melkwegstelsel en volgens sommigen ook daarbuiten en buiten ruimte en tijd. Dat geeft ook de mogelijkheid tot oriëntatie op die grotere werkelijkheid, wat betekent dat de werking van het onbegrensde hart in ons ongehoorzaamheid aanmoedigt aan de wereldse systemen. Maar er zijn signalen dat menselijke levensgolven in die grotere werkelijkheid van ons thuis-universum, de Melkweg, veelal dezelfde route bewandelen naar een androgyne vorm en inhoud terug. Dus eerst in de geslachtelijke scheiding vervallen om er later – door de werking van de kosmische kracht van het onbegrensde hart, waarbij steeds het Christusbewustzijn leidend is – terug te keren of opwaarts te bewegen in de spiralengang van bewustzijnsontwikkeling. De aldus weer heel geworden mens helpt mee aan de ontwikkeling van de nog niet heel geworden mens op de betreffende planeet.
Je kunt je afvragen wat er mis is gegaan met de mannelijke psyche die koninklijk werd genoemd en zich op bewerking van de aarde door eigen kracht en eigen technisch vernuft heeft gericht. Nou, heel veel en dat wordt in deze tijd wel zichtbaar. Zo dreigt de technologie ons mee te zuigen naar een transhumaan wezen, dat zijn identiteit als zelfautoriteit moet opgeven.
Gelukkig worden ook steeds meer mensen zich bewust van deze verkeerde afslag. Ze worden verontrust door een absoluut signaal van binnen dat deze wereld het toch niet is. Sterker, dat geen enkel technisch volmaakte fantasie over de wereld, dat geen enkel utopisch concept deze wereld aannemelijk kan maken voor het innerlijk gevoel van en gemis aan volmaaktheid en voor het oerbesef en de preherinnering van die oorspronkelijk levende onsterfelijke wezens. Hun geweten zegt hun dat er een dieperliggende, vaste koers is, die boven tijd en ruimte uitgaat. Zij hebben weet van een eenheid die uitgaat boven de dualiteit die ons bestaan kenmerkt.
Zij beseffen dat een volledige weg terug naar die eenheid een loslaten impliceert van alle ankers die ons levensschip heeft verbonden met de tweeheid: het heen en weer van onze wereld in emoties, in denkbeelden, in aandoeningen, in de markt, in de economie, in de cultuur, in de mode. Ze komen op het spoor van muziek in een oorspronkelijke stemming:
IJle wondermelodieën smelten zich tot enen toon,
en de cobra van het duister heeft in mij niet langer woon,
zo verwoordt een liedstrofe het. Die ene toon is de hogere eenheid, waarin de schijnbare tegenstellingen overbrugd zijn of worden. Waarin de paradox tussen smart, ontroering, troost en verlichting in een eenheid der tegendelen verkeert.
Om daarin te geraken is het mysterievolle zingen van het onbegrensde hart nodig en de vraag doet zich dan ook voor: welk lied zingen wij, welke muziek maken wij, kunnen wij maken om het proces van een geestelijk huwelijk te dienen? Die eenheid is als een eenheid van hart en hoofd. Dat is een eenheid die ons werkelijk vrede geeft en verlichting. Het is daarbij belangrijk dat we allereerst leren denken met het hart, symbolisch aangeduid als de roos die gaat bloeien of de rozenknop die zich gaat ontvouwen.
Vergelijk het gezegde dat het hart redenen heeft die het hoofd niet kent. Met dat denken en die redenen heeft het hart zich dan een zuivere mentaliteit eigen gemaakt. Op basis van dit denkende hart kan het hoofd zich dan de redelijkheid van het gemoed verwerven. Het hoofd wordt dan ‘gemoedelijk’, wordt door ons gemoed bewogen. Het hoofd is daarmee eindelijk menselijk geworden, redelijk in de ware zin. Niet langer berekenend, maar redelijk. Die twee, het denkende hart en het door het gemoed bewogen hoofd, werken chemisch in op elkaar, creatief in samenhang, elkaar stuwend, stimulerend tot een volstrekt nieuwe eenheid.
Er is dan echt chemie ontstaan, dat wil zeggen een onverklaarbare eenheid, zoals alleen volwassen zielemensen dat kunnen. Ten opzichte van elkaar, maar ook in het eigen innerlijk.
In het eigen innerlijk vormt zich dan de androgyne mens, degene die wezenlijk het mannelijke en het vrouwelijke heeft laten samensmeden tot een weer oorspronkelijke psychische eenheid, en ten opzichte van elkaar gaat het dan zeker om de liefde die in vrijheid wordt geschonken.
Daarom staat er in De Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis een lofdicht op de liefde ten opzichte van elkaar. Een geestelijke bruiloft is feitelijk zonder de liefde niet mogelijk. En dat gaat vooral om het mannelijke en het vrouwelijke in onszelf, waarover Lao Zi heeft gezegd:
Hij die zijn mannelijke kracht kent en toch vrouwelijke zachtmoedigheid behoudt, is in de vallei van het rijk. [3]
Jacob Böhme beantwoordt de vraag naar de hemelse man/vrouw met het beeld van de ‘mannelijke jonkvrouw’. In deze tijd van emancipatie zou je het beeld van de ‘vrouwelijke jonker’ voor ogen kunnen hebben. En zelfs kunnen spreken van evrouwcipatie in plaats van emancipatie. Bekend is ook dat vrouwen minder hoog zingen dan vroeger: je hoort meer lage vrouwenstemmen. Wat niet betekent dat vrouwen een toontje lager zingen… integendeel, steeds meer signalen wijzen op een toekomstig matriarchaat dat de kwalijke kanten van een eenzijdig patriarchaat liefdevol kan vermijden.
Vooraanstaande astrologen geven aan dat atmosferisch de stralingscondities voor mensen gunstiger worden voor de androgyne ontwikkeling, dat het innerlijke werk in die zin minder weerstand zal ondervinden: mannen zijn al op zoek naar het vrouwelijke in zichzelf en sommigen hebben een zekere vrouwelijke zachtmoedigheid – zoals Lao Zi het noemt, kunnen bereiken.
Het begin van het ware verlangen ligt niet in de projectie van een hemelse toestand, zoals verliefdheid vaak inhoudt; velen zijn immers de romantiek van het wensdenken voorbij. En helemaal de projectie van een hemels hiernamaals uit onvrede met onze onvermijdelijke stoffelijke dood als persoonlijkheid. Zonde van de energie. Niet doen dus.
De Australiër Bradly Trevor Grieve zei het volgende, als een korte weergave van wat de Alchemische Bruiloft al aangaf:
The only theme that resonates throughout the numerous popular life theories is love. Love, in all its fragile forms, is the one powerful, enduring force that brings real meaning to our everyday lives.
(Het enige centrale thema dat doorklinkt in de talrijke bekende theorieën over ons bestaansleven is Liefde. Liefde in al haar subtiele en kwetsbare uitingen is de éne machtige en eeuwige kracht die werkelijk betekenis geeft aan ons dagelijks bestaan.)
En zo kan het onbegrensde hart de kans krijgen zich te openbaren, door te luisteren naar het bruiloftslied dat het hart ‘zingt’. Die openbaring werkt chemisch in ons uit. De melodie van dat lied geeft ons de kans – als we waarachtig weten te luisteren – het koninklijke en priesterlijke in ons in ere te herstellen.
Het is ondertussen wel zo dat ons leven bepaald en overstemd wordt door digitaliteit; je kunt je bijna geen levensuiting voorstellen, zonder het smart gebruik van beeld en geluid en dat gaat vaak ten koste van de echtheid. Bij geluidsweergaves in de vocale muziek wordt bijvoorbeeld gebruikgemaakt van perfectiemethodes die alle afwijkingen van de zuivere trillingshoogte eruit ‘snijden’, de zogenaamde audiocue. Wat je overhoudt, is een synthetisch zuiver geluid dat wat blikkerig kan overkomen. De perfect zuivere frequentie blijkt daarbij de volheid van het leven enigszins te moeten prijsgeven. Maar verreweg de meeste mensen horen het niet en kunnen het niet van echt onderscheiden. En het is een prachtige paradox: de beste benaderde perfectie van zanghoogte is niet vals, is zuiver, maar toch onecht, althans zo kan het overkomen. Het doet een beetje denken aan het kunstmatige vogeltje van de Chinese keizer: perfecte vogelzang en toch ging de keizer op den duur het natuurlijke geluid missen en wilde hij het levende vogeltje van weleer terug. Zo is het ook met het bruiloftslied dat ons onbegrensde hart kan laten zingen: we moeten eerst genoeg hebben van de namaakgeluiden, waardoor een stilte kan ontstaan.
De Franse muziekfilosoof Vladimir Jankélévitch zegt:
Er is stilte voor nodig om naar de melodieuze stilte te luisteren. Het melodieuze, afgemeten en bekoorlijke geluid dat men muziek noemt, moet men omringen met stilte,
en voorts:
Het is in de stilte dat zich de muziek verheft als goddelijke muziek.
We kunnen zo resoneren met de frequentie van eenwording van ziel en geest, het alchemische bruiloftslied dat uitmondt in de bewustwording van de ‘zevengeest’, het veld dat door de androgyne mens kan worden betreden. Dat veld wordt geregeerd door kosmisch vuur, door een mild vuur, dat wel als loutering kan worden ondergaan, maar uiteindelijk aanzet tot gnostieke verlichting.
Verlichting is dan een kansrijk samenstel van sublieme chemische reacties in onze hersenen, waardoor alles in patroon lijkt te vallen, waardoor een ongekende rust in een nieuwe staat van zijn samenkomt als universeel. Daarmee is sprake van een omgekeerde val: de mens valt op zijn plaats in het universum, in het heelal.
Op de stroom van de liefde is dit mogelijk:
Laten we op die stroom omgekeerd vallen!
Het is de ongehinderde werking van ons onbegrensde hart die dit mogelijk maakt als vanuit het mathematisch middelpunt van de micros de gnostieke krachten uitbreken in een liefdevol vreugdevuur.
Bronnen:
[1] R. Steiner, Die Tempellegende und die Goldene Legende, Dornach 1979, blz. 58 e.v.
[2] V.S. Solovjov , Over de liefde, Uitgeverij Damon B.V. 2001
[3] Lao Zi, Daodejing