Precies vijftig jaar geleden verscheen het rapport van de Club van Rome ‘Grenzen aan de groei’. Karen Armstrong vraagt zich nu in haar nieuwste boek ‘De heilige natuur’ af of er een kans is weggelegd in religie en spiritualiteit om de klimaatcrisis, voor zover dat nog kan, af te wenden.
Armstrong maakt duidelijk dat wij in het Westen als enige cultuurgroep van diverse levensbeschouwingen en religies de verbinding tussen het goddelijke en natuurlijke, de verwevenheid van het heilige in de natuur, zijn kwijtgeraakt. Het komt doordat de christelijke God, anders dan bij andere, niet-westerse religies, in plaats van een kracht een gestalte is geworden. Oorspronkelijk hadden de christenen, zo schrijft zij, net als de volken van het Midden-Oosten, India en China, het heilige gezien als een alomtegenwoordige kracht waarvan de natuurlijke wereld was doordrenkt. God was niet beperkt tot een bovennatuurlijke hemel, maar overal en in alles aanwezig. In het hart van alle dingen leefde de goddelijke essentie. Onder invloed van wetenschap en theologie begonnen de mensen in het westerse christendom God te beschouwen als een bepaald wezen, superieur hoog boven alles verheven, ver weg in hemelse regionen. God werd losgekoppeld van de wereld, de natuur ervaren als mechanisch, voorspelbaar met natuurwetten, een bron van grondstoffen, die tot eigen voordeel gebruikt mochten worden. Had God hun niet, zoals te lezen staat in Genesis, de heerschappij over de natuurlijke wereld gegeven? Het werd tijd te breken met de heidense gewoonte om de natuur te vereren. Niet langer was de natuur een manifestatie van het goddelijke; ze was handelswaar die moest worden geëxploiteerd.
Armstrong is ervan overtuigd dat wij in onze tijd veel kunnen leren van de inzichten en gebruiken van het confucianisme en het taoïsme in China, het hindoeïsme en het boeddhisme in India, het monotheïsme in Israël en het rationalisme in Griekenland. Zij wisten beter het heilige te bewaren – en hoe, dat brengt zij onder woorden in dit boek.
Zij constateert dat een groot deel van de milieudiscussie in het Westen van wetenschappelijke aard is. Essentiële informatie, maar alleen die kennis zal onze band met de natuur niet herstellen. Het is slechts een zaak van het hoofd. Armstrong stelt voor naast de rationele denkwijze de aandacht te richten op de mythos, op mythisch denken, en afstand te nemen van de misvatting dat mythen onwaar zijn. Op een ander niveau dan de ons bekende zijn zij waar en verbinden ze ons met de oorsprong, de ultieme waarde van mens-zijn.
We hebben goede mythen nodig die ons helpen ons te identificeren met onze medemensen (…), die ons helpen het belang in te zien van compassie (…) en we hebben beslist goede mythen nodig die ons helpen om de aarde opnieuw als heilig te vereren, want als er geen spirituele revolutie komt die de destructieve aard van onze technologische vindingrijkheid ter discussie stelt, zullen we onze planeet niet redden.
Armstrong gaat op zoek naar de mythen binnen de genoemde levensbeschouwingen en religies, hoe daarin de natuur ervaren wordt. Zij benoemt overeenkomsten en specifieke kenmerken van elke afzonderlijke traditie. Het meest verbindende element dat zij ontdekt, is ‘het heilige’, de energie waarvan al het leven vervuld is en die in iedere spirituele traditie bekend is, zij het onder een andere naam. Het is de oorspronkelijke kracht qi, die de Chinezen beschouwden als onkenbaar, onverwoordbaar als
de duistere en samenbindende lagen van mysteries.
Het is Tao, de bron van het zijn, zoals Lao Zi schrijft:
De Tao baarde het ene. Het ene de twee. De twee baarden de drie. De drie alle schepsels.
Het is rta, de mysterieuze, alomtegenwoordige kracht in de oude teksten van het hindoeïsme, de Veda’s.
Rta wordt het best begrepen als ‘actieve, creatieve waarheid’ of ‘het werkelijke zijn van de dingen’. Net als qi en tao was rta geen god, maar een heilige, onpersoonlijke, bezielende kracht.
Armstrong is voorzichtig met ‘het heilige’ namen te geven. Het liefst sluit zij zich aan bij de dichters William Wordsworth en Coleridge, die de heilige aanwezigheid zoveel dichterbij brengen door hun ervaring in de natuurlijke wereld te beschrijven. Wordsworth gebruikt behoedzaam het woord ‘iets’, een vage verwijzing voor een werkelijkheid die hij niet wil – niet kan – definiëren.
Ook voelde ik een zijn dat me verwart met het geluk van een verheven denken; ’t hoog besef van iets wat zich veel dieper heeft gemengd, en huist in ’t licht van de ondergaande zon, de ronde oceaan, de wind die trilt, de blauwe lucht en ‘t menselijk verstand; een roering en een geest, de polsslag van alles wat denken kan en wordt gedacht, golvend door alles heen.
Doen deze dichtregels, vraagt zij, niet meer denken aan rta, atman, brahman, qi en de tao dan aan de moderne westerse God? Als we ’t heilige opnieuw zien in de natuur en toelaten in ons leven, zou ze onze geest voeden en een vormende invloed kunnen worden om ‘de wereldcrisis te boven te komen’.
Ieder hoofdstuk sluit zij daarom af met ‘op de weg voorwaarts’ waarin zij aansluitende gedachten en raadgevingen geeft vanuit iedere spirituele stroming. Zo biedt elk hoofdstuk
een bouwsteen die ons helpen zal om in onszelf een nieuwe houding ten opzichte van de natuurlijke wereld te laten openbloeien of die te herontdekken en zo onze spirituele toewijding aan het milieu te verdiepen.
Het gaat erom, schrijft zij, die inzichten en gebruiken in ons leven te integreren, zodat zij ook in ons hart en onze geest een verandering teweegbrengen.
Hoe kunnen we dan meer concreet de visie van een heilige natuur terugkrijgen?
In de eerste plaats, denkt Armstrong, door onze perceptie van ‘God’ te veranderen. In plaats van ‘Hem’ te zien als beperkt tot de verre hemel, moeten we kijken naar de oude – en nog steeds wijdverbreide opvatting van het goddelijke als een onuitsprekelijke, maar dynamische innerlijke aanwezigheid die door alle dingen stroomt. Vervolgens te oefenen in wat de Chinezen ‘stil zitten’ noemen, en leren het gewone leven op te merken en ons bewust te worden van de manier waarop alles met alles samenhangt, hoe vogels en bladeren, wolken en wind in harmonie samengaan. Een mentaliteit te ontwikkelen die ‘gadeslaat en zo wordt onderricht’. Daarbij leren te zwijgen en daarin het grootse ervaren van een onzegbare aanwezigheid van ‘iets’. Compassie te ontwikkelen voor de ander en de aarde.
Omdat compassie ons bevrijdt uit de gevangenis van ons ego, kunnen we komen tot een ervaring van het anders-zijn – de heiligheid – van wat we God noemen.
Armstrong gaat in op wat de Grieken kenosis noemen, het ‘leegmaken’ van zichzelf; op de praktijk van anatta, ‘zelfloosheid’, die Boeddha voorstond; op de islam, dat ten diepste ‘overgave’ betekent, op ahisma, geweldloosheid, uit de Indiase tradities, dat elke vorm van schade toebrengen aan anderen of het zelf verbiedt. Zij haalt Job aan die zijn wanhoop te boven komt.
‘De mensen mogen dan denken dat ze het middelpunt van het universum zijn’, brengt God naar voren, ‘maar de dieren hebben veel nobeler waarden dan de mensen die hen exploiteren’.
God onthult Job een kosmische orde van duizelingwekkende schoonheid. Het dwingt Job de ontoereikendheid van zijn visie onder ogen te zien. Paulus houdt zijn bekeerlingen in Filippi de zelfverloochening voor. We moeten, concludeert Armstrong, een diepgaand partnerschap aangaan, een drie-eenheid van hemel, aarde en mensheid. Zo en zo alleen is het heilige, dat alles doorstroomt, waar alles mee doordrenkt is, terug te vinden.
Als we de milieucrisis een halt willen toeroepen, moeten we eerst, net als Coleridge, op zoek gaan naar een stille ontvankelijkheid voor de natuurlijke wereld door haar elke dag beetje bij beetje in ons leven binnen te brengen. (…)
Ondergedompeld in de natuur zul je zien en horen: de lieflijke vormen en klanken verstaanbaar in de eeuwige taal van je God, die al een eeuwigheid zichzelf uit in alles, en alle dingen in zichzelf.
Wat er in dit boek gebeurt, is ongelooflijk mooi. Armstrong, op zoek naar ’t heilige, diept de kern, de ziel van iedere geloof- en wijsheidstraditie op en laat daarmee, misschien ongemerkt, zien wat hen verbindt en waar het bij ‘religie’ om gaat, verbinding met dat wat groter is dan jezelf. Zij is godsdienstonderzoeker maar schroomt niet de poëtische taal van Wordsworth en Coleridge als een belangrijke leidraad door het boek te nemen. Zij kiest voor het aanspreken van het hart. Een prachtige keuze, immers in het midden van ons levensstelsel, in ons hart, woont verborgen nog ’t heilige. Daar wacht en klopt de innerlijke heilige natuur. Bijzonder, welke plaats zij toekent aan de Chinese religieuze traditie, het taoïsme, ook al heeft het geen eigen scheppingsverhaal zoals andere religies. Juist daarom en omdat het taoïsme uitgaat van ‘het ene’, de onverwoordbare en onkenbare bron van het zijn, staat het heel dicht bij de eenvoud van ’t heilige. Net als de dichters had Lao Zi een glimp opgevangen, schrijft Armstrong, van een dynamische kracht in het hart van het alledaagse bestaan. Zij richt zich voorbij de woorden, voorbij wat men meestal onder godsdienst verstaat, op het in stilte ervaarbare heilige. Maar meer doet zij. Wanneer zij schrijft dat
Hemel en aarde – de kosmos die onze materiële wereld omvat – en de tienduizend dingen,
fasen zijn in de evolutie van de Tao zelf, blikt zij in een groots en weids perspectief. De aarde staat niet op zichzelf, staat niet alleen. Zij neemt deel aan de ontwikkeling binnen de kosmos, aan de eeuwigheid, de ontwikkeling van Tao zelf. En alles in die ontwikkeling wacht op de aarde en al haar bewoners, totdat ook zij de heilige natuur in alles zullen herkennen en erkennen en hun plaatsen zullen innemen op de Heilige Aarde, die er al is. Op hetzelfde perspectief zoomt Armstrong in bij het gesprek tussen Job en God. Terwijl Job duisternis en dood ervaart en opgesloten zit in zijn menselijk egoïsme, toont God hem een kosmos en een natuur van een gigantische grootsheid, die bruist van energie, schoonheid en leven, en vraagt Job dan:
Waar was jij toen Ik de aarde grondvestte?
Job zwijgt, valt stil, hij ervaart een aanwezigheid die zijn begrip ver te boven gaat. ‘Waar was jij?’ Is dit niet een vraag die ons allen nog altijd raakt? Wat is jouw plaats in die grootsheid?
Ik kan me voorstellen dat iemand die het boek leest, denkt ‘zijn die kleine oefeningen die Armstrong voorstelt wel voldoende om de huidige klimaatcrisis te keren?’
Vele malen tijdens het lezen glipten vergelijkbare woorden van de wijsgeer Hermes Trismegistos mijn gedachten binnen, zoals
alles is vol ziel
en
de natuur is verankerd in God.
Ook Hermes ziet hoe het goddelijke zich uitdrukt in de natuur.
Zult ge nu zeggen: God is onzichtbaar? Wie openbaart zich meer dan God? Hij heeft immers alles geschapen opdat ge hem door alle schepselen heen zult kennen.
‘God kennen?’ Hier springt mijn hart van op, ik vraag mij af wat ‘God kennen’ inhoudt. Het sluit volgens mij aan op wat Armstrong schrijft maar waar ze niet dieper op in gaat:
In dit proces zullen we nieuwe gewoonten van geest en hart ontwikkelen.
Ja, het hart weet. In het hart spreekt gnosis, de wijsheid en de liefde van de ziel, van het middelpunt van de microkosmos, die ik bewoon. En ik ervaar, waar de ziel, mijn bezieling, zich bevrijdt van materieel denken, voelen en handelen, vernieuwt zij zich stap voor stap door andere gedachten, een nieuwe geest, die binnenvloeit.
Geest is alles omvattend, alles reddend, bevrijdend, genezend,
zegt Hermes. Hoe waar! Met deze geestelijke spirituele ontwikkeling zet ik mijn voet op de evolutieboog in de kosmos. En met Hermes spreek ik tot het heilige, het goddelijke:
Uw mens wil mét u heilig maken, waartoe gij hem alle macht gegeven hebt.
En met Lao Zi:
Ik wil naar uw grote wijze voorbeeld leven en mij ingeschakeld weten in het goddelijke scheppingsplan.
Dat is meer dan alleen de verzoening met de natuur. Het vrijgemaakte geestlicht straalt over het kleine wat ik doe. Dat licht tilt voor mijn bewustzijn de aarde en haar mensen op uit de verwarring en de duisternis van de tijd. Dít geneest!
Een rijk en boeiend boek met een inspirerende boodschap, gegrond in een brede kennis van religie. De ontdekking van ‘t heilige in de natuur leidt naar ’t ontsluiten van ‘t heilige diep in jezelf, naar een zinvolle spirituele weg. Het boek smaakt naar meer.
Er was een tijd toen weide, bos en beek, de aarde, en al wat ons verschijnt, getooid leek in hemels licht, de luister en de frisheid van een droom. Het is niet meer zoals het eertijds was; waarheen ik mij ook keer, des nachts of overdag, dat wat ik heb gezien, ik zie het thans niet meer.
William Wordsworth
O, het ene leven in ons en erbuiten, dat alle beweging treft en wordt tot haar ziel, een licht in klank, een klankkracht in licht, ritme in alle gedachten, vol vreugde overal.
Coleridge
Het is van essentieel belang dat de menselijke samenleving zich voegt naar het ritme van de natuur, die, in tegenstelling tot de menselijke wederwaardigheden, anderen niet schaadt.
Karen Armstrong
Over de auteur:
Karen Armstrong (1944, Wildmoor, Worcestershire) is een Brits auteur en een van de meest vooraanstaande en meest gelezen schrijvers op het gebied van godsdienst. Vooral onder religiewetenschappers en aanverwante studies is zij bekend, maar ook mensen met een interesse in religie en spiritualiteit lezen haar boeken. Haar werk is vertaald in veertig talen en omvat meerdere bestsellers. Zij heeft zich gespecialiseerd in christendom, jodendom en islam. Haar boeken worden gekenmerkt door een vrijzinnige kijk op het verschijnsel godsdienst.
Van 1962 tot 1969 was zij non in de Engelse orde ‘De gemeenschap van het Heilig Kind Jezus’. Al tijdens deze periode ging zij Engelse letterkunde studeren aan de universiteit van Oxford. Na het verlaten van het klooster rondde zij haar studie af. Sinds die tijd schrijft zij. In de inleiding van Een geschiedenis van God schrijft zij:
Religie was geen geesteshouding die manipulerende vorsten en priesters aan een van oorsprong seculiere menselijke natuur hebben geplakt, maar is de mens ingeschapen.
In 1999 verleende het Islamitisch Centrum van Zuid-Californië haar een eervolle onderscheiding voor haar werk. In 2008 ontving zij de Four Freedoms Award voor godsdienstvrijheid en in 2017 een eredoctoraat aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Zij schreef onder andere: Een geschiedenis van God, vierduizend jaar jodendom, christendom en islam (1995), Het evangelie van de vrouw (1997), De strijd om God (2000), Mythen, een geschiedenis (2005), Compassie (2017). Haar laatste boek is De heilige natuur (2022). In dit boek gaat zij in op hoe we de relatie met onze natuurlijke omgeving kunnen herstellen.