Terug naar deel 1
Schrijven is iets graveren in het geheugen van de eeuwigheid
We zijn altijd op zoek naar een betere, een volmaakte taal waarin alle kennis en alle taalvaardigheden tot hun recht komen en dat is nooit de taal die we zelf schrijven en spreken,
stelt Umberto Eco in zijn boek Europa en de volmaakte taal [1] en hij doelt op een voor alle wereldburgers verbindende, overkoepelende taal.
De klassieke rozenkruisers hebben aan het begin van de zeventiende eeuw als eersten gewezen op de noodzaak van zo’n nieuwe taal waarin ‘alle geleerden van Europa’ hun kennis konden uitdrukken en uitwisselen, om te komen tot een algehele wereldhervorming. Als men aan de oude taal zou vasthouden, zo redeneerden zij, dan bleef de Babylonische spraakverwarring voortbestaan, omdat iedere vorm van een bevrijdend pionierselan en idealisme geketend zouden blijven aan ‘het oude Latijn’. Kerk en godsdienst lagen en liggen immers zwaar verankerd in de macht van deze oude taal. Bovendien voelden deze rozenkruisers zich geroepen om onder inspiratie van de wereldziel de christenheid te onderrichten over wat de innerlijke geboorte van Christus werkelijk betekende. Onmogelijk om dat in het oude, afgetrapte Latijn te doen!
J. van Rijckenborgh geeft aan deze visie van de klassieke rozenkruisers een actuele betekenis:
De mysterieschool is in de openbaarheid getreden omdat zelfs de zoeker op het esoterische pad, zelfs de ernstigste strever, zich toch in meerdere of mindere mate blijft uitdrukken in het ‘oude Latijn’, zich blijft vastklemmen aan deze wereld met haar gesanctioneerde onwaarachtigheid. Daarom moet eerst een nieuwe taal der magie de hemelen scheuren. Daarom moet de wereld worden geschud tot op haar grondvesten. Omdat de liefdewet het eist, met haar ‘alles of niets’. Dan zal men de taal van Adam – de taal van de mensheidsgang – en Henoch – de taal op het pad van inwijding – beluisteren en verstaan, en dan zal de mysterieschool haar taak in volle omvang kunnen verrichten. [2]
De door Johann Valentin Andreae beïnvloede Tsjechische filosoof en visionair Jan Amos Comenius (1592-1670) heeft ook gepleit voor zo’n alles en iedereen omvattende taal. Hij zag in zijn panglossia [3], zoals hij die taal noemde, een poging om zijn alomvattende filosofie, de ‘pansofie’, eenduidig en toegankelijk te verwoorden. Tevens was het een middel om tot meer begrip onder de volkeren te komen, zodat er duurzame vrede zou komen. Immers, door de opkomst van zo veel talen, was er veel onnodig onbegrip ontstaan tussen de volkeren, constateerde Comenius.
Aan het eind van de negentiende eeuw ontwierp de Litouwse oogarts en filoloog Lejzer Zamenhof (1859-1917) het Esperanto (betekenis: ‘hoopvol’) als een kunstmatige, verbindende wereldtaal. Het Esperanto wilde de dominantie van de grote wereldtalen doorbreken en alle wereldburgers taalkundig gelijke kansen geven. Het bestaat nog wel maar is overvleugeld door het Engels. Volgens de statistieken zijn er in de wereld ongeveer twee miljoen Esperanto-sprekers. Bekende esperantisten waren de voormalige Nederlandse minister-president Drees en de Russische auteur en filosoof Tolstoj.
In tegenstelling tot Eco zoekt de auteur Gustav Meyrink (1868-1932) [4] het volmaakte taalgebruik juist wél bij de eigen taal en heeft hij nuchter gewezen op de magische tweevoudigheid van de belangrijkste taalvaardigheden:
SPREKEN
in geestelijke betekenis is zoveel als: scheppen;
Het is een magisch tevoorschijn roepen.
SCHRIJVEN
hier op aarde is het vergankelijke van een gedachte neerleggen;
schrijven in geestelijke zin is:
iets graveren in het geheugen van de eeuwigheid.
LEZEN
hier betekent: de zin van iets dat geschreven is tot zich nemen.
Lezen aan gene zijde is:
de grote onveranderlijke wetten erkennen en
ernaar handelen ter wille van de harmonie!
Luisteren ontbreekt in het rijtje en daarom gaan we daar wat uitvoeriger op in. De vaardigheid luisteren is in de loop der eeuwen verwaarloosd in de opvoedingstraditie. Dat is opmerkelijk, omdat luisteren en het gehoor elementair zijn bij de toepassing van een oerchristelijke geloofswaarheid:
Het geloof komt door het gehoor en het gehoor is uit God. [5]
Bovendien is er een wonderlijke, aloude Christuslegende, die we ook terugvinden bij de bogomielen en de katharen: Maria ontving Jezus door haar (rechter)oor. Waarom door het oor? Omdat het ons puurste, zuiverste zintuig is. Dit gegeven stelt ons voor de unieke functie van het gehoororgaan.
Het oor wordt ook wel het vrouwelijke, ontvangende deel van het hoofd genoemd. Oor en oer liggen dicht bij elkaar. Het gehoororgaan is ons oer-orgaan; het is het eerste zintuig dat in de foetus in werking treedt en als het stervensuur daar is, is het gehoor het laatste zintuig dat ons verlaat. Onze oren kunnen we nooit uitzetten. Met het oor nemen we klanken waar, nemen we etherstromen op die tot ons komen. Die worden vervolgens door het oor gerubriceerd om daarna voor de levenshuishouding te worden aangewend.
Het ware luisteren is een proces waarin we de ander worden en de ander een deel van ons zelf laten worden [6]. Het ‘ware luisteren’ gebeurt in zelfvergetelheid en zonder zelfexpressie. In een dialoog van gelijkwaardige partners, is degene die luistert in de positie van de nederig ontvangende. Terwijl het woord weerklinkt, leent de gesprekspartner het oor aan de ander. Voor dat korte moment geven we onze eigen identiteit even op, cijferen we ons zelf weg en maken we ruimte om te verstaan wat we werkelijk gehoord hebben.
Onze oren lijken gedegradeerd tot een hulporgaan. Miljoenen mensen laten dit nobele orgaan onbedoeld wegteren. Ze luisteren bijna nooit meer. De functie van de oren wordt in algemene zin alleen geactiveerd als de informatie die aangeboden wordt door de ogen inadequaat is. Als het medium de boodschap is – zoals McLuhan beweerde – dan is de boodschap van de radio steeds geweest: luister! Er is een hele generatie – die snel in aantal afneemt – die de wereld ontdekte door naar de radio te luisteren, die de sensatie heeft gekend uit een ver land te midden van veel ruis vreemde flarden van een buitenissige taal op te vangen. De opwinding die dat opriep, noemde de Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig ‘dronkenschap’. Uit dit stukje verleden kunnen we opmaken hoe onze gevoeligheid voor luisteren sindsdien achteruitgegaan is.
Verbazingwekkend is dat er bijna nooit op gewezen is dat een van de belangrijkste spirituele boeken, het Tibetaans Dodenboek [7], in de titel het woord horen bevat. Bardo Thoedol, dat betekent: bevrijding door horen in de ‘tussenliggende’ staat, de staat dus die onmiddellijk op de dood volgt. Bijna alle raadgevingen aan de doden in het boek beginnen met
Luister, gij van edele geboorte!
Volgens dit boek is luisteren dus een vermogen dat over de dood heen gaat. Voor een rozenkruiser is dit een bijkomende vorm van luisteren. Voor hem of haar geldt maar één ding:
Hoort wat de geest ons meldt uit het nieuwe levensveld.
De toegewijde luisteraar dient tegenover zijn gesprekspartner(s) altijd de aangehaalde woorden van Gustav Meyrink in gedachten te hebben:
Spreken is een magisch tevoorschijn roepen.
Of anders die van Lao Zi:
De wetende is karig met zijn woorden, de woordenrijke is onwetend.
Daarom raden J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri de luisterenden aan:
Hoed u voor de praatgragen, pas op voor de leuteraars en de kletskousen. (…) Hoed u voor de velen die u, dicht naderend, als over u heen hangend, u met hun uitademingslucht beroerend [sic!, dvn], hun woordenstroom over u uitgieten, u hun zorgen bekendmakend, hun gedachten ingietend, hun kritiek spuiend, u met hun astrale zijnstoestand infecterend. [8]
Kijk, kijk
Aan wie kijkt, en nog beter kijkt, en nog beter,
wie het allermeest kijkt,
aan degene die weet blijkt,
hoe blind wij zijn geweest,
hoe gewoon het had moeten wezen
om desnoods met tegenzin
dat woordeloze te lezen
tussen de regels in
Muurgedicht in Naarden van de Nederlandse dichter Leo Vroman (1915-2014)
(Wordt vervolgd in deel 3 en 4)
Bronnen:
[1] Umberto Eco, The Search for the Perfect Language (The Making of Europe), Wiley-Blackwell 1997
[2] J. van Rijckenborgh, De belijdenis der Rozenkruisers Broederschap, second revised edition, p. 40, Rozekruis Pers, Haarlem 1984
[3] Jan Amos Comenius, Via Lucis, Amsterdam 1992
[4] Gustav Meyrink, tekst- en beeldfragmenten (Gustav Meyrink, text and image fragments) composition Gerard Olsthoorn, Haarlem 2008
[5] Bijbel, Romeinen 10:17
[6] Over luisteren verschenen onlangs hoogst lezenswaardige boeken van de Nederlandse auteurs:
Victor Pierau, Leiderschap in Luisteren (Hilversum – Makkum 2019)
A.A. Tomatis, Het bewuste oor Luisteren als voorwaarde voor goede communicatie (Katwijk 2000)
[7] W.Y. Evans Wentz, The Tibetan Book of the Dead, Or the After-Death Experiences on the Bardo Plane, according to Lama Kazi Dawa-Samdup’s English Rendering, Oxford University Press, 2000
[8] J. van Rijckenborgh and Catharose de Petri, De Chinese Gnosis, p. 244, Rozekruis Pers, Haarlem 2002