Ik zit op een bankje, tegen de zijkant van een heuvel, ik kijk uit over een uitgestrekt meer.
Ik kijk alleen maar hoe het zonlicht schittert op het water, zachtjes bewogen door een briesje, afgewisseld met een glad, rustig oppervlak, zonder beweging, als de bries wegvalt.
Plotseling heb ik de indruk dat er een oogst binnengebracht wordt. Alsof een onzichtbare kracht een heleboel lichtschitteringetjes in beweging zet, die samen van de ene kant naar de andere kant van het meer drijven.
Alsof je kijkt naar een ongeziene goddelijke kracht die lichtvonken opent in de harten van ontelbare mensen, die ze allemaal verder brengen.
En als ze allemaal voorbijgegleden zijn, op weg naar hun gemeenschappelijk doel, is alles weer rustig en glad.
Ik wachtte en wachtte op een herhaling, op een nieuwe manifestatie van die sprankelende lichtjes – maar tevergeefs.
De tijd en de omstandigheden waren duidelijk niet meer goed.
Misschien gebeurt het ook zo bij God.
Alleen wanneer de tijd en omstandigheden daartoe geschikt zijn, wanneer de harten echt open zijn, kan een nieuwe oogst worden verzameld.
Voor de rest gaat het leven gewoon door.