De Keltische mysteriën

De Druïden verkondigden met hun spirituele leer onder andere de onsterfelijkheid van de ziel en de zielsverhuizing en men geloofde stellig in een andere wereld met beloningen en straffen.

De Keltische mysteriën

De spirituele ontwikkeling van de Keltische volksziel – Deel 6

(Naar deel 5)

In de Keltische mysteriën leerde men over de reïncarnatie en zij wees op een voortdurende wisseling van zijnstoestanden waarin de dood als een midden fase werd gezien van een zeer lang leven. Daarom stond de leer van Pythagoras bij de druïden in een hoog aanzien die ervan uit ging dat de menselijke ziel onsterfelijk was en dat deze na verloop van tijd weer in een ander lichaam incarneerde.

In de loop van vele  incarnaties doet de mens nieuwe ervaringen op en ondergaat hij talrijke beproevingen die hem sterker kunnen maken om uiteindelijk zijn doel, de Ware Mens, te worden.

Taliesin, een dichter uit Brittanië (534-599 na Chr.), die ingewijd werd door de mysteriën van Ceridwen, schreef eens:

Vele vormen doorliep ik,

voor ik mijn ware gestalte verkreeg.

De Keltische druïden  waren dus voor de religiositeit en de sociale orde maatgevend.

Volgens Rudolf Steiner moeten wij de wortels van de mysteriewijsheid van  de druïden  in de omgeving van de Zwarte Zee zoeken. Deze geestelijke wijsheid is uiteindelijk van het Oosten naar het Westen getrokken. Wat had deze wijsheid in zich besloten liggen, zou men kunnen vragen.

Het was een onbewuste herinnering, een onbewust naklinken van alles wat de aarde gezamenlijk met de zon en de maan had toen deze nog met elkaar verbonden waren.

Daarom was de inwijding van de druïden in werkelijkheid een zonne-inwijding en verbonden met de maanwijsheid.

De druïdencultuur besloeg gedurende 3 tot 3 12 duizend jaar een groot deel van Noord- en Midden-Europa, toen er van schrift nog geen sprake was. (Het precieze tijdstip van het ontstaan van het Keltische volk is voor geleerden tot op heden ten dage nog een groot raadsel en de wetenschappers zijn het vaak niet met elkaar eens.)

Daarna kwam de  Odin-cultuur die het runen schrift bracht. Men zou kunnen zeggen dat deze Odin-cultuur de allereerste intellectuele inslag  bracht; bij de zon en de maan die men toen al vereerde, was er nu de planeet mercurius aan toegevoegd. De zonne-inwijding heeft echter bij de Kelten nog vele honderden jaren doorgewerkt.

We zien deze inwijding terug in het verhaal van koning Arthur en zijn Tafelronde.

Het slot van koning Arthur lag oorspronkelijk in Tintagel aan de kust van Cornwall.

Arthur was als de zon in het midden van zijn twaalftallige schare van ridders. Van hieruit ontwikkelde zich de civilisatie van Europa. Koning Arthur en zijn twaalf ridders namen de zonnekrachten in zich op en brachten de sporen verder Europa binnen. De ridders vochten daar tegen de machten van de daar heersende demonische  draken krachten die toen nog aanwezig waren onder de toenmalige bevolking van Europa. Zo beschaafden zij de mensen en brachten hun cultuur bij.

Vandaar dat deze ridderschare vergeleken wordt met de strijder tegen de draak: Michaël en daarom ook wel de Michaëlsschare wordt genoemd.

Deze Tafelronde heeft tot in de tijd van koningin Elizabeth bestaan en is om politieke redenen ontbonden. Het Arthurslot Tintagel verviel tegelijkertijd, rond 1580.

De strijdbare Kelten waren bij de ontmoeting van het christendom zeer te spreken over de aartsengel Michaël; dit blijkt uit de vele hymnen. Taalkundig vormen deze een zeker hoogtepunt van de integratie van christelijke inhouden in het Keltisch woordgebruik. Hier volgt een voorbeeld:

O Michaël, strijder,

gij koning der engelen,

bescherm uw volk

met de kracht van uw zwaard,

bescherm uw volk

met de kracht van uw zwaard.

 

Breid uw vleugels uit

over zee en over land.

Oost en west-

bescherm ons tegen de vijand

oost en west-

bescherm ons tegen de vijand.

 

Verlicht ons met uw hemelse macht.

Wees met ons op uw pelgrimstocht

en in verwarring van de strijd.

Wees met ons op onze pelgrimstocht

en in verwarring van de strijd….

In de voor christelijke tijd waren er voorts twee hoofd godheden: Hu de vader en zonnegod en Ceridwen, de moeder en maangodin. Deze worden wel vergeleken met de Egyptische Osiris en Isis.

De druïden hadden een bovenzinnelijk waarnemingsvermogen dat met de gave van profetie verbonden was. Deze profetie werd vaak ingeleid met de woorden:

Ik zie met mijn geestelijk oog.

Hun magische eigenschappen waren ook beroemd en gevreesd en in het bijzonder bij oorlogen. De druïden konden de natuur zo beïnvloeden dat zij rampzalige gevolgen kon hebben. Het is bekend dat in een bepaalde strijd een druïde  tegen een heuvel blies en dat zijn adem een ware storm ontketende en bovendien de heuvel uit het zicht verdween door een dikke nevel. De tegenstanders van de Kelten verloren de moed en staakten de strijd.

Door de kracht van hun spreuken en bezweringen konden zij niet alleen de natuur beïnvloeden, maar brachten ook zegeningen én leed onder de bevolking. Zij waren als priesters midden in het leven geplaatst en gaven ronduit hun mening over bepaalde aangelegenheden die de mens bezighield. Zo konden zij  hun strijders aanmoedigen dapper te zijn wanneer er gevochten moest worden, maar ook kritiek  en hoon leveren op mensen die laf waren.

Dat de druïden ook bekend waren met de astronomie kunnen we aflezen aan hun bouwwijze. Geen steen werd bij een tempelbouw zomaar op de andere gelegd. Alles werd volgens precieze  astronomische maten gebouwd.

De tempels werden vaak op verhogingen in een eikenbos opgetrokken en deze waren of kruisvormig, omdat het kruis het symbool was van de wedergeboorte of  rond, want dat stond symbool voor het wereld al. Of zij waren vleugelvormig om de goddelijke geest aan te geven of slangvormig, omdat de slang symbool was voor de godheid Hu, de druïdische Osiris.

De allerheiligste tempel was een cromlech of een dolmen die als plaats van inwijding of wedergeboorte gebruikt werd en deze bestond uit drie opstaande stenen met daar over heen een platte steen dat als ‘dak’ diende, zodat er een kleine cel ontstond. Hierin nam de druïde plaats om bepaalde zaken te onderzoeken.

 

(Wordt vervolgd in deel 7)

Bronnen:

[1] Rudolf SteinerDie Tempellegende und die goldene Legende [De tempellegende en de gouden legende], GA 93 (1904), (English: rsarchive.org)

[2] Eleanor C. Merry, The Flaming Door – The Mission of the Celtic Folk-Soul [De vlammende deur – de missie van de Keltische volksziel], Knowledge Books, East Grinstead 1936

[3] Jakob Streit, Sonne und Kreuz [Zon en kruis], Freies Geistesleben, Stuttgart 1977

Deel dit artikel

Mis het niet

Wilt u updates ontvangen over onze nieuwste artikelen, die maximaal een keer per maand worden verzonden? Meld u aan voor onze nieuwsbrief!

Onze laatste artikelen

Artikel informatie

Datum: oktober 11, 2021
Auteur: Benita Kleiberg (Netherlands)
Foto: K. Mitch Hodge on Unsplash CCO

Featured image: