Schoonheid is voor mij iets dat uit het artistieke werk tevoorschijn komt als een werkzame kracht. Het is voor mij niet een begrip dat ik op bepaalde objecten of kunstvoorwerpen plak.
Ik zie het als een uitdrukkingsvorm van harmonie waarin tegengestelde krachten, die de neiging hebben elkaar op te heffen of elkaar vijandig gezind zijn, met elkaar samenwerken, samenspelen.
Isabel Lehnen (LOGON) interviewt de kunstenaar Alfred Bast (Abtsgmünd/Hohenstadt en Berlijn)
Deel 1
IL Beste Alfred Bast, ik wil je hartelijk danken voor jouw medewerking aan dit gesprek. We willen proberen om dichter bij het geheim van schoonheid te komen. Het thema schoonheid houdt de mensheid al van oudsher bezig. Tegenwoordig neemt het vreemde vormen aan. Ik denk daarbij aan de cosmetica-industrie, de schoonheidsklinieken, de obsessie met schoonheid op zich. Influencers verdienen via sociale media enorme sommen geld. Ook in de wereld van de moderne kunst zijn er verbazingwekkende ontwikkelingen. Een tijdje geleden las ik in de krant dat een kunstwerk dat slechts bestond uit een met plakband op de wand bevestigde banaan, voor 6,2 miljoen dollar verkocht werd. Je hebt ooit gezegd, dat je je al heel lang met het raadsel schoonheid bezighoudt. Wat is voor jou, als onafhankelijk kunstenaar schoonheid?
AB Schoonheid is voor mij iets dat uit het artistieke werk tevoorschijn komt als een werkzame kracht. Het is voor mij niet een begrip dat ik op bepaalde objecten of kunstvoorwerpen plak. Ik zie het als een uitdrukkingsvorm van harmonie waarin tegengestelde krachten, die de neiging hebben elkaar op te heffen of elkaar vijandig gezind zijn, met elkaar samenwerken, samenspelen. Schoonheid is voor mij een kracht die in staat is om de roep om bestaansrecht om te zetten in een symfonie. En dat is voor mij dan ook de kern van kunst.
Schoonheid in lelijkheid, schoonheid in gruwelijkheid
IL Je hebt het over tegengestelde krachten. Het lijkt er echter op dat – zeker sinds de twee wereldoorlogen – de weergave van schoonheid in de kunst taboe was. Er ontstond het gevoel, dat na zoveel verwoesting en geweld het niet meer mogelijk was om schoonheid weer te geven. Onlangs heb ik een fantastische tentoonstelling over surrealisme in München bezocht. Daar was veel monsterlijks te zien, groteske vormveranderingen, het uiteenvallen van vormen. Behoren het lelijke en het mooie misschien op een hoger niveau bij elkaar, net als licht en donker? Er is immers ook de uitspraak in de Daodejing: ‘Wanneer de mensen het mooie mooi gaan vinden, ontstaat het lelijke.’
AB Overal wordt het lelijke ook als schaduw, als kwaliteit van het schone beschouwd. Daar heb ik veel respect voor. Ik zou nog een ander onderscheid willen maken, namelijk dat tussen het mooie en het afschuwelijke. In de Duineser Elegien staat de prachtige uitspraak van Rilke: ‘Het mooie is niets anders dan het begin van het afschuwelijke dat we nog net kunnen verdragen, en we bewonderen het omdat het ons in alle rust weigert te vernietigen.’ De begrippen verschrikkelijk en lelijk lijken hier dicht bij elkaar te komen. Maar er bestaat toch een groot verschil tussen. ‘Elke engel is verschrikkelijk,’ vervolgt Rilke. Iedereen kan daar ‘ja’ op zeggen, omdat het een dimensie is die ons begrip te boven gaat. Dat dwingt ons tot overdrijving en daarin schuilt iets angstwekkends. Maar het afschrikwekkende is niet per se lelijk. Als je zou zeggen: ‘Elke engel is lelijk,’ zou meteen duidelijk zijn dat dat niet klopt. Het afschrikwekkende is ook het mooie, alleen in een dimensie die ons begrip te boven gaat. Schoonheid shockeert ons wanneer we haar kern benaderen. Ze is een grote kracht. En omdat dat zo is, wordt ze misbruikt, wordt ze betoverd, tot slaaf gemaakt voor lelijke doeleinden, ook voor leugenachtige, twijfelachtige bedoelingen. Dan wordt ze een masker, een mooi masker, een leugen.
En nu begint het probleem, ook in de moderne kunst: wanneer de waarheid inziet dat schoonheid een masker is dat zich met schijnheiligheid heeft opgemaakt, dan vernietigt zij dit masker en deze vernietiging als proces is lelijk. Daaronder verschijnt echter niet automatisch de waarheid. Alleen als er daaronder al iets nieuws is gerijpt, zoals bij een ei dat wordt gebroken, dan is dit moment van lelijkheid, van vernietiging, een positieve overgang. Dan komt er dus een nieuwe kwaliteit van schoonheid aan het licht, een nieuwe kracht van harmonie en heelheid. Het lelijke dient dan om onze waarneming verder te ontwikkelen en een nieuw niveau te bereiken. Het is dan als vernietigend element binnen de schoonheid een wezenlijk onderdeel.
In de beeldende kunst kennen we de prachtige zin van Paul Klee: ‘De kunst geeft niet het zichtbare weer, maar maakt zichtbaar.’ Klee zette zich met deze uitspraak af tegen een naturalistische dogmatiek, die iedere vorm van experiment tot een taboe maakt en buitensluit. Klee wilde een doorbraak tot iets nieuws teweegbrengen. In het nationaalsocialisme en communisme werd de natuur afgebeeld met een hartstochtelijke schoonheid, zodat ze bijna kitscherig werd. Door deze vervormingen werd na de Tweede Wereldoorlog de idee van schoonheid in twijfel getrokken en terecht afgebroken. Maar als er niets nieuws ontstaat, een nieuwe schoonheid, een nieuwe kracht, een nieuwe kwaliteit, dan missen mensen de voeding die schoonheid biedt, ook al is het een schokkende ontmoeting met iets groters, zoals een ontmoeting met een ‘engel.’
In de moderne kunst is het lelijke zelf een dogma geworden. Het achtervolgt het mooie alsof het een overtreding zou zijn. Elke poging van een kunstenaar om iets moois te creëren wordt verdacht van het niet waarnemen van de werkelijkheid, van het niet in staat zijn om het leven onder ogen te zien, van het dragen van een roze bril. De schoonheid wordt daardoor haar macht ontnomen. Maar dit lijkt echter alleen zo. In werkelijkheid verandert ze alleen maar van positie. Denk maar eens aan de mooie auto’s, de mooie woningen, de schoonheidscultus in de reclame. Provocerende kunstuitingen zijn vaak te zien in de meest elegante museumarchitectuur, met de mooiste esthetiek. Het contrast met het lelijke wordt hier bijzonder duidelijk.
Ik heb begrip voor deze nieuwe ontwikkeling, maar ze neigt ertoe zelf dogmatisch te worden en het principe om te draaien door te zeggen: het werkelijk mooie is lelijk.
Wanneer men bij voorbeeld schilderijen van Hieronymus Bosch (uit de 15e/16e eeuw) bekijkt, is het lelijke ongelofelijk mooi geschilderd, fantastisch weergegeven, en het heeft altijd een enorme aantrekkingskracht. In zijn drieluiken is de hel altijd veel aantrekkelijker dan de hemel, om de eenvoudige reden dat de hel veel dichter bij ons staat. De hemel is ver weg. Men stelt zich voor dat de hemel saai is. Dat is natuurlijk onzin, want hij zit juist vol dynamiek, maar dat is moeilijk weer te geven. Hier laat het mysterie van schoonheid ons onze grenzen zien.
Wat de natuur ons leert
IL Je hebt je als kunstenaar aanvankelijk met de wetmatige processen in de natuur beziggehouden. Je hebt eens gezegd: ‘Mijn leermeesters zijn het vergeet-me-nietje, de appelboom en de kweepeer.’ Daarbij heb je benadrukt dat de kweepeer door de natuurlijke verrottings- en ontbindingsprocessen ook zeer lelijke aspecten tevoorschijn kan brengen. Wat kan een bespiegelende beschouwing van de natuur ons leren?
AB Ik merk steeds weer dat de natuur niet dogmatisch is. Ze brengt prachtige bloemen voort, waarin ook altijd de tegenstellingen, de complementaire kleurenparen, aanwezig zijn. De natuur geeft schoonheid weer als een uiting van heelheid. De verschillende delen zijn zo geïntegreerd dat ze elkaar versterken. Dat creëert schoonheid. Dat is te zien bij een madeliefje en eigenlijk bij alle ‘onschuldige’ dingen in de natuur. Wij vinden ze ongevaarlijk omdat ze ons niet bang maken. Alles wat ons niet bang maakt, de bomen, de bloemen en de plantenwereld in het algemeen, behoort tot onze voedselbronnen. Zonder deze zouden we niet kunnen bestaan.
De natuur kent geen scheiding tussen goed en kwaad. Goed en kwaad zijn naar mijn mening uitvindingen van de mens. De natuur kent een wisselwerking tussen ja en nee als gelijkwaardige polaire krachten. En juist in de polariteit van tegenstellingen laat ze de eenheid van alles zien. Door bepaalde tegenstellingen als goed en kwaad te beschouwen, hebben we echter problemen gecreëerd die de natuur niet kent. Zo zie ik het tenminste.
De kweepeer is eerst een bloem, daarna vallen de bloemblaadjes af alsof ze waardeloos zijn, en dan ontstaat langzaam gedurende de zomer deze prachtige goudgele vorm. Deze vorm kun je zien als de ‘belichaamde zomer’, die als een zwaar geworden schoonheid naar de aarde hangt. In het voorjaar zijn de bloemen naar het licht gericht, in de herfst hangt de zware vrucht naar beneden, naar de aarde toe. Deze beweging van de hemel naar de aarde toe is als een gebaar al in bloem en vrucht besloten. Als de vrucht rijp is, valt ze van de boom. Weg is ze, geen drama, ze valt nooit uit het ‘zijn’, uit het bestaan. Dat moeten we ons goed realiseren. In de natuur verdwijnt niets uit het bestaan. Wij mensen willen altijd het kwaad uit het bestaan verwijderen en denken dat als het overwonnen is, alles weer prachtig en goed is. Maar dat is niet de taal van de natuur. Zij zegt ons: er is het zichtbare en er is het onzichtbare. Er is een energie die een wording en een vergaan inhoudt, een komen en een verdwijnen, zoals dat ook in ons leven natuurlijk en vanzelfsprekend is. De dood is ont-vorming, geen vernietiging. Hij is een onderdeel van het leven, waaruit weer nieuw leven en een nieuwe vorm ontstaat. De dood is geen vernietiging. Daarom zie ik, met alle respect voor de kunstgeschiedenis, de natuur als de meer universele leermeester waar ik me op richt, zoals kunstenaars dat trouwens altijd hebben gedaan.
IL Je hebt eerder de beroemde uitspraak van Paul Klee geciteerd: ‘de kunst geeft niet het zichtbare weer, maar maakt zichtbaar.’ Er zijn altijd al vooraanstaande kunstenaars geweest die van mening waren dat het de taak van de kunst is om het onzichtbare in de wereld te tonen, het zichtbaar te maken. Ik denk dan aan Caspar David Friedrich in de negentiende eeuw die eveneens zei dat men de natuur niet simpelweg als een imitatie zou moeten weergeven. Aan de andere kant denk ik aan het fotorealisme in de Amerikaanse kunst van de jaren zestig, waarbij je goed moet kijken om te zien dat het geen foto is, maar een geschilderd kunstwerk. Voor mij is kunst interessant wanneer ze door het zichtbare heen, door het bijna tastbare, verwijst naar een andere dimensie die achter het zichtbare werkt.
Het zichtbare en het onzichtbare
AB Ik snap wat je bedoelt. Wanneer men het verschil tussen het zichtbare en het onzichtbare als een tegenstelling ziet, is dat een geconstrueerde tegenstelling. In werkelijkheid bestaat zo’n tegenstelling niet. Ik wil het citaat van Paul Klee aanvullen met drie zinnen, niet als tegenspraak, maar als aanvulling. ‘Als je het onzichtbare wilt herkennen, moet je zo diep mogelijk in het zichtbare duiken.’ Dat is een zin uit de kabbala, de joodse mystiek. Het betekent dat het zichtbare zelf een mysterie is, een geheim. De dichter Novalis stelde: ‘Het zichtbare is het onzichtbare dat tot een mysterie is verheven.’ En Goethe stelde: ‘Zoek niets achter de verschijnselen; zij zijn zelf de boodschap.’ En dat is nou precies voor mij de grap. Als ik me beperk tot te zeggen: ‘Hier is het zichtbare’, dan bewijs ik alleen maar dat ik zelf te blind ben om het zichtbare te herkennen als uitdrukking van het onzichtbare. Ik zit dan gevangen in mijn gewoontepatroon. Het gras in de wei is voor mij gewoon gras dat gemaaid wordt. De paardenbloem is onkruid, voor mij is het geen wonder meer. Het zichtbare wordt voor mij alledaags. Door onze gewoontes zien we over het hoofd dat het zichtbare in de natuur, of het nu gras, paardenbloemen, eieren of iets anders is, een uitdrukking is van een goddelijke taal. In plaats daarvan voelen we ons aangetrokken tot vervormingen en denken we bijvoorbeeld dat surrealistische of abstracte beelden het onzichtbare beter weergeven.
Ik vind surrealistische schilderijen ook mooi. Misschien kunnen ze helpen, net als fotografie, om het zien van het zichtbare weer als een ontdekkingsproces in onszelf te activeren. Ik fotografeer ook graag. Maar dat is met de quick-klik-blik. Als ik schilder, wordt mijn kijken langzamer. De theoretische interpretatie verdwijnt. Het zichtbare wordt een raadselachtig wonder. Wat is een ei? Wat is een appel? Wie is de architect van een appel? Wie maakt zoiets? Het zijn toch dezelfde moleculen waaruit al het andere wat we zien ook is opgebouwd? Waarom zijn er verschillende vormen? De vorm is een groot raadsel, een groot geheim. Uit dezelfde basiselementen ontstaan heel verschillende vormen. Daarom is het zichtbare de uitdrukking van het goddelijke Ene, het goddelijke Onzichtbare in oneindige variaties.
Daarin ligt de wezenlijke kwaliteit van maya. Maya is niet de misleidster, die zegt: ‘Ik ben de illusie die jullie blik op God, die voor jullie in het onzichtbare is, vertroebelt.’ Nee, wij zijn zintuiglijke wezens en communiceren via de zintuigen en nemen via hen waar. Ze zijn uit dezelfde scheppingsbron ontstaan, net zoals al het overige. Daarom zijn onze zintuigen de brug waarover we het goddelijke mogen waarnemen, wanneer we er tenminste goed naar kijken en ons niet door onze denkbeelden en opvattingen laten verblinden. Het gaat er nu om het zichtbare zichtbaar te maken. Daarin zie ik ook mijn opdracht als kunstenaar. Het gaat erom de blindheid voor het wonder weg te nemen, de vertroebeling te verbreken en ons echt te verwonderen over wat er is, gratis en vrij en buiten. Overal kunnen we de schoonheid ervaren. Ze schenkt zich aan ons als voedsel. Waarom sluiten we ons af voor dit godsgeschenk? Het is een ongelooflijke ervaring waarvoor we ons kunnen openstellen. En dat gaat over de brug van het zichtbare. We mogen het zichtbare niet als het ware in een folie verpakken en zeggen: ‘Dat is maya, de werkelijke waarheid is verborgen in het onzichtbare.’ Nee, het is tot in het kleinste detail zichtbaar. Dat is het wonderbaarlijke ervan.
IL Maar het hangt van onze blik als beschouwer af of we het zien kunnen en hoe ver we het kunnen zien. Hoe kunnen we de waarneming voor het spirituele, werkzaam in de zichtbare dingen, opwekken en intensiveren? Jij hebt daar ervaring mee. Kun je ons advies geven?
AB Het is belangrijk, zoals ik al zei, de schijnbare tweevoudige scheiding tussen het zichtbare en het onzichtbare op te heffen. Het is immers geen scheiding, maar een overgang. Het spirituele dat we daarachter vermoeden, bevindt zich midden in de vorm die tegenover ons staat. Als ik zo dieper naar dat ‘daarin’ kijk, dan zie ik het spirituele. Of ziet het spirituele mij dan misschien veel eerder? Deelt de bouwmeester zich niet precies aan mij mee in het bouwwerk dat hij heeft gecreëerd? Door datgene wat ik in de natuur tegenkom echt te waarderen en te zien als een mysterie dat niet door mensen is gemaakt, maar grotere dimensies bevat en uitdrukt, ervaar ik het zichtbare als een uitingsvorm van het spirituele. Als je om advies vraagt, zou ik zeggen:
Het gaat erom het materiële te vergeestelijken en het spirituele te materialiseren. Beide (het zichtbare en het onzichtbare) horen bij elkaar. Ze vormen een polaire eenheid. Als we deze eenheid weer herkennen, dompelen we ons onder in het mysterie van schoonheid.
IL Beste Alfred Bast, heel hartelijk dank voor dit interview.
(In een tweede deel van het interview houdt Alfred Bast zich onder andere bezig met de vraag welke middelen de kunst ter beschikking staan om het spirituele te concretiseren. Ga naar Deel 2)

