Terug naar deel 2
Wat niet in woorden kan worden uitgedrukt, dat is God!
‘Woorden schieten tekort,’ hoe vaak zeggen we het niet als we door emoties overweldigd worden? Woorden schieten ook te kort als we innerlijk ervaren dat het opgeven van onze eigenzoekelijkheid ten gunste van liefdevol altruïsme balsem voor onze diepste wezenskern is en dat die kern gevoed wordt vanuit een totaal nieuw en onbekend levensveld. Dan verandert alles. Dan doorschouwen we het Bijbelverhaal van de toren van Babel als een allegorie over de mens die het zicht op de ware bron van het leven verliest en daardoor in grote verwarring raakt. Dan blijft er van de drie harten van Quintus Ennius nog maar één hart over. Een hart waarin de ‘kennisse des harten’, de gnosis, de woordenloze leid-stér is geworden op ons levenspad. Lao Zi bevestigt hier onze taalonmacht:
Kon Tao uitgezegd worden, dan zou het de eeuwige Tao niet zijn.
Kon de naam genoemd worden, dan zou het de eeuwige naam niet zijn.
Lao Zi gebruikt niet meer woorden en laat Tao zo een mysterie zijn. Hij laat ons alleen in onze woordenloosheid. Het geven van een naam aan Tao vindt hij onbegonnen en incorrect werk, want dan wordt Tao ingedeeld bij de dingen van deze wereld en daar hoort het niet, hoewel het daar wel zijn werking heeft. Tao is een oneigenlijke naam derhalve, een naam als een noodoplossing.
Hermes is in een gesprek met Tat even duidelijk (lees: mysterieus) als Lao Zi. Hermes:
Het is moeilijk zich een voorstelling van God te maken, maar ook al is daartoe iemand in staat, dan kan hij hem toch niet omschrijven. Want het is voor het lichamelijke onmogelijk het onlichamelijke aan te duiden, het onvolmaakte is niet in staat het volmaakte te begrijpen en het is moeilijk voor het kortstondige met het eeuwige samen te gaan. (…) Maar wat onlichamelijk is, onzichtbaar en zonder vorm en niet uit materie samengesteld, dat kan niet door onze zintuigen worden opgemerkt.
Hermes’ leerling Tat antwoordt daarop als volgt:
Ik begrijp het Vader, ik begrijp het:
wat niet in woorden kan worden uitgedrukt, dat is God!. [1]
Beter kan de ontoereikendheid van taal niet worden gedemonstreerd! Hier naderen we in woordenloosheid het onzegbare.
God spreekt voorbij de woorden,
zeiden de oude mystici al.
Met het Johannesevangelie in de hand komen we misschien nog wat dichterbij:
In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.[2]
En even verder:
En dat Woord werd vlees:[3]
dat wil zeggen de goddelijke oerkracht, de logos, Gods verstand, daalde door de zeven sferen af naar de aarde en heeft daar de vorm aangenomen van de materie en van de mens.
Simone Weil (1909-1943), de Franse mystica en filosofe [4], verwoordt dit heel sprekend:
De wereld is Gods taal aan ons. Het universum is God die spreekt. Het Woord.
En zij vervolgt:
Hij drinkt een glas water. Het water is het ‘ik bemin je’ van God. Hij blijft twee dagen in de woestijn zonder iets te drinken te vinden. Zijn droge keel is het ‘ik bemin je’ van God. God is als een vrouw die onbetamelijk aan haar geliefde vastkleeft en hem urenlang, zonder ophouden zacht in het oor fluistert: ‘Ik bemin je – ik bemin je – ik bemin je – ik bemin je…’ Wie net begint deze taal te leren, gelooft dat slechts enkele van die woorden ‘ik bemin je’ betekenen.
Wie de macht van deze taal onderkent, weet dat er maar één betekenis is:
God is Liefde!
Wordt vervolgd in deel 4
Bronnen:
[1] Hermetische Geschriften (eds. R van den Broek and G. Quispel) (Amsterdam 2016) uit Stobaeus I, pagina 293
[2] Bijbel, Johannes 1:1
[3] Bijbel, Johannes 1:14
[4] Lieven De Maeyer, Simone Weil, Leven op de rand van de Wereld, Carmelitana, Gent 2019