Wat is de zin van het leven? Wie ben ik? Waarom is er zoveel onrecht op de wereld? Dergelijke en vergelijkbare fundamentele vragen komt iedereen waarschijnlijk wel tegen. Maar waar komen ze vandaan en hoe kunnen we ermee leven?
Leven met de vraag
Vaak zijn we geneigd zo snel mogelijk een antwoord te willen vinden op open vragen. De wereld en internet zijn vol antwoorden. Elk antwoord is gekleurd door een wereldbeeld, een ideologie of traditie waar het in past. En als het antwoord niet meer passend lijkt of versleten is, dan zoeken we gewoon een beter passend antwoord uit de schier eindeloze catalogus van verklaringen.
Maar ontgaat ons niet, door de voortdurende gerichtheid op het antwoord, de eigenlijke, levende kwaliteit van de vraag?
Een bewustzijn dat leeft met een vraag, is bezig met een heel andere activiteit dan een bewustzijn dat leeft met een antwoord. Antwoorden zijn voor ons vaak net zoveel waard als woorden of voorstellingen, want het menselijke bewustzijn leeft normaliter op dit niveau van woorden en voorstellingen. Maar is er in de mens ook een dimensie aanwezig die boven dit alles uitgaat, en die in direct contact kan treden met de waarheid van het ene leven? Ook dat is een fundamentele vraag.
Waar komen deze fundamentele vragen vandaan?
In ons dagelijkse leven zeggen we al gauw: ik heb een of andere vraag, of: dit is mijn vraag. Maar kunnen we dit werkelijk wel zo beweren? Is het zo dat men zichzelf bewust voorgenomen heeft een bepaalde vraag te stellen? Is het de eigen wil die de vragen heeft opgeroepen, of het eigen denken dat ze gepland heeft? Is de vraag dus werkelijk iets wat je je eigen vraag kunt noemen, of leeft de vraag alleen in jou?
Als het om fundamentele vragen gaat, komt men waarschijnlijk tot de conclusie geen concrete bedoeling te hebben gehad om een of andere vraag te stellen.
Heel neutraal zal men eenvoudigweg vaststellen: deze vraag komt spontaan op. We kunnen dus erkennen dat fundamentele vragen niet door de eigen wil tevoorschijn komen. Ze ontstaan veeleer uit de spontane aanraking van een levend niet-weten in de mens met dat wat is.
Fundamentele vragen dragen dus de kiem van het levende in zich. Ze zijn een natuurlijke uitdrukking van het ene leven. Je kunt ook zeggen: ze zijn een schepping van het leven. Bomen, de aarde, alle dieren, sterren, het totale in harmonie ronddraaiende universum is een scheppende uitdrukking van het ene leven; vragen zijn dat ook, alleen op een veel subtieler vlak. De schepping is niet afgesloten, zij duurt nog altijd. En zo ervaart de mens in zichzelf, als deelhebber aan dit scheppingsproces, op dezelfde manier scheppingsimpulsen; bijvoorbeeld door fundamentele vragen die in hem opkomen.
Het stellen van deze vragen aan alles, is uitdrukking van het leven, is in zichzelf deel van de ontvouwing van een heilige schepping. Maar meestal herkennen we de scheppende kwaliteit van de vragen niet, die als zaad in ons bewustzijn kiemen.
Iedere vraag draagt haar eigen antwoord in zich
In de wereld van woorden en voorstellingen moet deze zin uiterst dwaas klinken. Wij zijn gewend antwoorden op vragen van buitenaf te krijgen, van iemand die ons verklaringen levert; hetzij de leraren op school, de experts in het bedrijf of de priesters in de religieuze traditie. En ten aanzien van het uiterlijke weten heeft dat zeker zin. Maar in het innerlijke bereik leidt het ertoe dat zich in ons bewustzijn nooit de diepliggende kwaliteit begint te ontvouwen die uit zichzelf vraagt, herkent, ademt, leeft en tot bloei komt.
Wij zijn er vaak zo vertrouwd mee om antwoorden en woorden te consumeren, dat wij onbewust, diep in ons zelf, geloven dat we niet in staat zijn voor onszelf uit te vinden wat waar is – en zo blijven we bij antwoorden en voorstellingen.
Het leven vraagt naar zichzelf
Je zou kunnen zeggen dat bijvoorbeeld het zaad van een boom, de vraag naar wat een boom is, in zich draagt. Het zaad heeft ruimte, stilte, lucht, water en licht nodig om de boom tot aanzijn te brengen.
En toch is alles gegeven om deze scheppende impuls van de vraag naar de boom naar buiten te brengen. Zo is het ook met de mens. In iedere scheppende levensuitdrukking vraagt het leven in wezen naar zichzelf. Geen uitdrukking van het leven is daarbij gescheiden van een andere. En zo vraagt het leven ook door de mens naar zichzelf.
Wat is leven? Wat is waarheid? Deze vragen zijn in woorden gekleed. Ze hebben een vorm aangenomen. Maar daarachter staat een beweging van doorgronden. Uit deze diepere beweging, die één is met het ene leven, materialiseert zich over alle niveaus van ons zijn, tot in de eigenaardigheid van ons denken, een bepaalde vraag. De vraag op zich is dus oneindig veel meer dan die drie eenvoudige woorden: ‘Wat is leven?’ De woorden zijn de top van een ijsberg en daaronder werkt de machtige scheppende impuls van het leven. Zich van de vraag bewust te zijn, deze na te speuren, te ervaren, dit ‘wat is’ ruimte te geven, betekent dus de zuiver scheppende uitdrukking van het ene leven ruimte te geven.
Iedere vraag is als het openen van een deur
Het leven opent deze deur in de mens, raakt hem aan. En als deze deur niet door woorden, door ik-speculatie of snelle verklaringen gesloten wordt, dan verdiept zich deze speelse beweging van het ene leven in het bewustzijn vanzelf.
Het is het natuurlijke gevolg van de levende impuls van de vraag. Voor de vraag is geen inspanning nodig. Het ontvouwen van de vraag vereist dan net zomin enige inspanning. In het stille gewaarzijn van de vraag, in het leven met de vraag, in het luisteren naar de beweging van de vraag, begint dat wat heilig is zich in het bewustzijn van de mens uit te drukken.
En in het overdenken van deze dingen, in het beproeven, uitvinden, observeren, gebeurt het onmiddellijk. Daar is geen speciaal weten voor nodig, geen speculatie, geen voorstelling, geen methode.
Het betekent alleen, in het mens-zijn te staan. Vragen en doorgronden zijn deel van de diepste en natuurlijkste eigenschappen van het leven en dus van de mens zelf. En dit observeren en doorgronden vlamt als het bewustzijn leeft met het eenvoudige feit van het ‘ik weet niet’. Dat ‘ik weet niet’ is de rustende tak van waaruit heilige schepping haar vleugels uitspreidt – eeuwig nieuw.
In het ontvouwen van dit bewustzijn in de mens ligt zijn absolute mondigheid.
In zo’n bewustzijn komt de vraag boven en de vraag ontvouwt onmiddellijk, vanuit zijn verbondenheid met het licht, het water, de lucht, het leven, met alles, een beweging als antwoord. Maar dit antwoord ligt niet primair in woorden, voorstellingen of abstracte ideeën, maar in het directe en voortdurende ontvouwen in de mens. En dat is heilige schep[1]ping. Dit mens-zijn, dat begint in het eerste stille gewaar zijn van een vraag, is de essentie van vrijheid.
Vrijheid is als de geur van de bloem, die zich ontvouwt uit de mogelijkheid om op het ene leven te antwoorden. Als de snaren van een gitaar gestemd worden, dan is het antwoord van het resonantielichaam een soms schitterende klank.
Daartoe moet het klanklichaam volkomen neutraal zijn, volkomen ontvankelijk, niet verwachtend; evenwichtig vragend luisteren.
Wat betekent het in iemands dagelijks leven om zo volkomen ontvankelijk en waakzaam te zijn, dat wij aangeraakt kunnen worden voor de heilige harmonie die uitdrukking zoekt in al het leven? Als dat een levende vraag in u is, is er niets dat u zou kunnen verhinderen in liefhebbende opmerkzaamheid op te bloeien.