Is er ooit een tijd geweest waarin zo vele meningen, overtuigingen en uiteenlopende ideeën te beluisteren waren? We spreken elkaar aan op handelen uit eigenbelang of alleen nationaal belang. We wisselen inzichten uit, met betrekking tot opwarming en uitputting van de aarde, maar overeenstemming bereiken we niet. Verwijten klinken, standpunten worden ingenomen, tegenover elkaar. In woord en daad wordt de strijd met elkaar aangegaan. De ander veroordelen en afwijzen, zelfs doden lijkt nodig. Zijn we op het dieptepunt van de involutie aangekomen, de buitenste duisternis, het punt waar we elkaar niet meer weten te vinden?
Het is bekend dat ‘leven’ ontstaat en in ontwikkeling voortgaat dankzij de werking van twee tegenovergestelde krachten, van twee polen. Niet voor niets zegt Hermes Trismegistos in het Corpus Hermeticum:
Alles komt uit tegenstelling tot aanzijn.
Op geen andere wijze is dat mogelijk. [1]
Het is een fundamentele wet van deze natuur. Maar wat is er aan de hand, in de huidige tijd? Is er in ons en in ons samenleven, niet iets wat we vergeten zijn? Iets waar het nou net om gaat? Ligt de essentie van de twee niet in het midden?
Hoe oud de Griekse mythen ook zijn, zij verhalen van levenssituaties waarin wij ons nog steeds bevinden. In 21 lessen voor de 21e eeuw schrijft Yval Noah Harari [2] onder andere over twee grote tegenover elkaar staande problemen die onze tijd kenmerken. Hij zegt dat de mensheid door de globalisering eigenlijk één grote beschaving vormt en dat problemen als kernoorlogen, milieurampen en technologische ontwrichting mondiaal opgelost zouden kunnen worden, maar dat aan de andere kant nationalisme en religie nog steeds onze menselijke beschaving in verschillende, vaak vijandige kampen verdelen. Deze botsing tussen mondiale problemen en regionale en nationale identiteiten vergelijkt hij met dat we vast zitten tussen twee monsters ‘Scylla en Charybdis’. Mythen hebben de eigenschap mee te ontwikkelen in de tijd. De waarden die zij bevatten, zijn tijdloos.
In deze verhalen staat de zee, de god Poseidon, symbool voor de levenszee. De helden moeten trachten de levenszee te bevaren. Vele gevaren, hoogten en diepten hebben zij te overwinnen. Zo woont bij een nauwe zeestraat aan de ene kant Scylla, het zeemonster met zes paar ogen die kijken waar ze kunnen toeslaan, de klauwen klaar om te grijpen. Aan de andere kant Charybdis, die het zoute water in één teug naar binnen slurpt. De held Odysseus met zijn vrienden op weg terug naar Ithaka, hun thuisland, overweegt wat het beste midden is tussen deze twee kwaden. Wat dichter langs Scylla varen en zes mannen verliezen, is beter dan geheel en al, met man en schip opgeslurpt worden door Charybdis.
Op het schilderij van Joop Mijsbergen [3]
zien we het kleine gele scheepje van Odysseus dat koers zoekt tussen de twee grote monsters. Odysseus gaat het gevecht niet aan met een van beide, hij richt de blik op het midden, zo weet hij erdoorheen te komen.
In de mythe over het terugwinnen van het gulden vlies, moet de held Jason met zijn vrienden op het schip de Argo het gevaar van ‘de Symplegaden’ overwinnen. Twee tegenover elkaar liggende rotsen in zee, die naar elkaar toe kunnen bewegen en alles wat daartussen komt, vermorzelen. Als zij, op afstand nog, de smalle zeestraat en de twee steile kliffen massief en onbeweeglijk voor zich zien opdoemen, lijkt het onvoorstelbaar dat deze gevaarten ook maar een centimeter van hun plaats kunnen komen. Jason laat een duif los. Zal zij op tijd tussen de twee botsende rotsen kunnen vliegen? De duif, symbool van de ziel, redt het. Jason weet dat als de Argonauten één van ziel zijn, zij het zullen redden. En zie nu hoe Mijsbergen de Argonauten schildert [4]. Alle roeispanen in één richting, allen gericht op de zon, het geestveld achter de ‘symplegaden’.
In één vaart en één richting en in volkomen coördinatie van alle daartoe aanwezige mogelijkheden, lukt het hun aan te komen op het mysterie-eiland Kolchis. Het eiland van de Zon waar de goudglanzende vacht, het ‘Gouden Bruiloftskleed’, de mantel der liefde, op hen te wachten ligt.
Bij de nauwe zeestraat kunnen we denken aan het smalle pad dat uit de bewogenheden van de tijd leidt. Uit de felle discussies van voor en tegen, van links en rechts staande rotsen.
Ver uit elkaar liggende, aan zichzelf vasthoudende tegenstellingen en meningen die overtuigd zijn van het eigen gelijk, willen alles wat in het midden neergelegd wordt, verslinden en vermorzelen. Het midden is het oorspronkelijk licht waaruit alles is voortgekomen. Zij kennen de eigen oorsprong niet meer. Een oude wijsheid zegt:
Toen de grote tiran en alle zeven tirannen vruchteloos het licht begonnen te strijden, wisten zij niet tegen wie zij streden want zij kenden het licht niet. En toen zij vochten, verspilden zij hun krachten tegen elkander! [5]
Zij denken tegen elkaar te strijden maar strijden eigenlijk tegen het licht.
En hoe misleidend kunnen woorden zijn. Het gezegde
de waarheid ligt in het midden
wordt vaak opgepakt als
doe maar een beetje van dit en een beetje van dat,
lever maar een deel van je identiteit in. Soms is dat nodig. Maar het werkelijke midden is dus geen slap aftreksel van het een of het ander. Het midden is het veld van de ziel, het lichtveld van de oorspronkelijke geest van boven, waar stilte en luisteren naar de ziel en de geest juist een kwaliteit is. Nog altijd zweeft de geest over de wateren van de levenszee om waar mogelijk in te dalen in menselijke zielen. Het midden is het kruispunt tussen boven en beneden, tussen hemel en aarde waar het vonkt en bruist van activiteit, van zuivere energie, van wijsheid en liefde, inzicht en begrip. Het midden blijkt een hooggelegen plaats te zijn, een te beklimmen berg, die reikt tot in het licht. Waar de meerwaarde ervaren wordt van samenhang en samensmelting van tegendelen.
Waar is de mens, waar de mensen die in dit midden durven staan?
Is wat wij gewoonlijk egoïsme noemen, of dogmatisch of polariserend gedrag, niet het gevolg van een standpuntinname die getuigt van onwetendheid betreffende de waarheid van het midden? Gaat de liefde van mensen eigenlijk niet ten diepste alleen uit naar het goede, liefde, veiligheid en vrede en naar niets anders? Noemen wij ‘kwaad’ wat we niet kennen, of de verandering van dingen die ons vertrouwd zijn? Zijn wij als eindige wezens, niet altijd geneigd onze aandacht te beperken tot onze onmiddellijke omgeving en waar ons hart naar uitgaat? Een ander mens, een kind, een partij, een natie, een of andere gemeenschap, dat kan om het even wat zijn, maar wil dat zeggen dat wij egoïsten zijn? Met het woord ‘egoïsme’ is het niet klaar. De oorzaak ligt dieper. Is het niet veel meer de onwetendheid aangaande de waarheid van het midden die samenwerking tegenhoudt, de dualiteit versterkt en de strijd verhevigt? Is het niet de vergissing van het standpunt dat wij innemen van waaruit wij de dingen zien, die zo vaak zorgt voor rampzalige gevolgen? Die maakt dat we in een geteisterde wereld leven?
Waar is de mens, waar de mensen die door het midden durven gaan?
Als in een storm alle vrienden van Odysseus overboord slaan en verdrinken en het schip stukgeslagen wordt door de golven, bindt Odysseus mast en kiel aan elkaar. Hij verbindt dat wat beneden is aan wat boven is en omklemt het midden waar zij elkaar kruisen. Hij overwint het geweld van de levenszee. Wanneer hij thuiskomt in zijn geliefde land van vrede, Ithaka, en zich verenigt met Penelope, zijn ziel, vertrekt hij na één nacht alweer. Hij neemt zijn mooiste roeiriem, waarin alle ervaringen van de levenszee gegrift staan en plant deze ver landinwaarts, als teken voor de mensheid:
Hoe woest en wild de levenszee ook, zij is te bevaren!
Zodra een mens, ‘mast en kiel samenbindt’, beneden met boven verbindt, vormt zich in hem een middelpunt. Daarom wordt ook wel gezegd ‘de mens is het middelpunt van de aarde’. Niet dat wij zo belangrijk zijn, maar het middelpunt is alleen door mensen met bewustzijn van boven te vormen.
In dat middelpunt leeft de kernkracht van de levende geest, waarmee wij mensen overal, zelfs tot in de diepste diepten, harmonie, rust en vrede kunnen brengen. Alle strijd, alle vijandschap die voortvloeit uit de tweelingkrachten van de natuur stroomt in de kracht en het licht van het midden weg. Het wordt in de mysteriën het huwelijk der tegendelen genoemd. Zij worden door de ziel van het midden evenwichtig gedragen.
Zij vinden hun oplossing in het gaan van de kruisgang.
Mens naast mens, hart naast hart, ziel naast ziel, kleur naast kleur, samen bouwen zij. Het rood van de één naast het blauw van de ander, ja samen vormen zij de regenboog van de belofte. Deze wordt beantwoord door de instraling van het ene licht van boven.
Want, zegt Hermes:
de liefde en de versmelting van de tegenstellingen en van de ongelijkheden zijn tot licht geworden, uitstralend door de openbarende kracht van God, de Schepper van al het Goede. [6]
Bronnen:
[1] Rijckenborgh, J. van, De Egyptische Oergnosis, deel 3, Het twaalfde boek – De sleutel van Hermes Trismegistos, vers 31, Rozekruis Pers, Haarlem 2013
[2] Harari, Yval Noah, 21 lessen voor de 21e eeuw pg. 175, Thomas Rap, Amsterdam 2018
[3] Mijsbergen, Joop en Hettema-Pieterse, Ankie, Zien wat blijft, Mythen in werk en woord, Rozekruis Pers, Haarlem 2020
[4] Ibid blz. 19
[5] Rijckenborgh, J. van, De gnostieke mysteriën van de Pistis Sophia, Tekst van Boek 1 van de Pistis Sophia, 15 De omkering, Rozekruis Pers, Haarlem 2006
Berg, J. van den, Het Evangelie van de Pistis Sophia, Hfst.15 De omkering, Rozekruis Pers, Haarlem 2020
[6] Rijckenborgh, J. van, De Egyptische Oergnosis, deel 1, Het tweede boek: Pymander tot Hermes, vers 30, Rozekruis Pers, Haarlem 2004