De droom van Christiaan Rozenkruis [1] speelt zich af in een toren. Hij ziet zichzelf in zijn droom als actieve deelnemer aan een groep worstelende mensen op de bodem van de toren, gelijkvloers. Met grote inspanning van buitenaf wordt het deksel van de toren geschoven en worden een beperkt aantal ingezetenen opgetrokken en bevrijd. Om dan meteen zelf, daarboven, mee te werken in het toekomende bevrijdingswerk.
De grote arcana nummer XVI van de Tarot de Marseille heet la Maison Dieu, het Huis God. Niet het huis ván God, niet het godshuis. In de Engelse Tarot wordt dat The Tower, in het Nederlands De Toren. Er gaat wel wat verloren bij de vertaling. Die betekenisverschuiving reflecteert zich in de afbeeldingen. De afgebeelde Toren wordt vaak grondig vernield door een inslaande bliksem en je ziet de mannen vallen. De kaart maakt deel uit van het derde zevental in de serie van 22 grote arcana’s.
Van La Maison Dieu uit de Tarot de Marseille gaat duidelijk enkel het dak eraf. Een dak in de vorm van een kroon. Er is geen scène van vernieling. Het openen maakt hier twee bewegingen mogelijk: iets, een wolkachtige, kleurige bundel krijgt toegang tot de toren. We weten niet of die verzameling van krachten eerder ook de kroon heeft gelicht. Het Huis God spuwt daarop een regen van muntjes of snoepjes of manna uit in verschillende kleuren, voor eenieder die maar in de ruime omgeving komt, zonder onderscheid des persoons. Aan de voet van de toren buitelen twee mannen. Kunstenmakers die de aandacht trekken op het plein voor de kathedraal? Of zijn zij uit de toren gevallen? Eentje lijkt uit de poort te kruipen. In de aarde laten zij enkele gouden voetsporen na.
We kunnen de afbeelding analyseren. Psychologisch kun je de toren zien als een efficiënt omhulsel, een beschermende structuur, waarbinnen het bewustzijn op en neer kan bewegen en, na het openen van de toren, wijsheid of liefde of energie kan uitdelen.
Wat volgt is een meer intuïtieve overdenking van een mogelijke betekenis van de prent, een spel. Zij wil de lezer enkel uitnodigen zelf mee te denken. Ze begint bij verlangen.
XVI De Toren
Een behoefte, een gemis, mijn verlangen.
Een onvervulde behoefte kan een tekort doen ontstaan.
Een tekort belemmert het verlangen.
De behoefte zal betrekkelijk blijken
in het licht van het bewustzijn dat het verlangen kent.
Het bewustzijn dat zich herinnert,
dat zich de broeder herinnert, die in het land van het licht gebleven is.
Het verlangen en de wil om dat land van verwondering te zoeken
om de verloren broeder daar opnieuw te ontmoeten.
Een broeder is een andere zoon van de vader.
Misschien, maar ik ben er bijna zeker van.
Misschien, zal mijn broeder uit het land van het licht komen
om me te vinden en me te helpen
in deze realiteit van het duister.
In ieder geval, het is niet aan mij
om het dak van de toren van mijn wezen te openen
en de valse kroon van mijn ik van mijn hoofd te slaan.
Dat alles is het werk van de adem van God.
Ik kan alleen het verlangen leven,
het verlangen dat slechts een weerspiegeling is van mijn ziel,
en bereid zijn tot deconstructie
en het vallen van de deelpersoonlijkheden die, zoals ik,
hun leven op de begane grond hebben te leven.
Alleen de open toren, gevuld met de adem van God,
zal het vermogen kracht en licht te spreiden
voor allen die het verlangen kennen.
Als de tijd daar is,
zal hij die is de toren verlaten,
om zijn verloren broeder weer te vinden.
Zijn broer,
zijn engel,
hij die is.
Gouden voetsporen in de aarde.
[1] J. van Rijckenborgh, De alchemische bruiloft van Christiaan Rozenkruis, Rozekruis Pers, Haarlem 1988