Over sterven aan de rand van de tijd, wat is dit nu voor een titel? Nou, eigenlijk heel gewoon, want zo is het precies: sterven gebeurt inderdaad aan de rand van de tijd. Bij het stervensproces breekt er iets in in het verloop van de tijd zoals we die tot nu toe kenden; het is een ander vlak van zijn en worden. En het is iets onbekends. Dat veroorzaakt bij de mens wel de meeste angst, dat er iets is wat hij niet kent en ook niet kan controleren.
Weerstand bieden heeft geen zin: het eindigt ermee dat we opgeven, móeten opgeven. Maar we kunnen ons ook óvergeven aan het stervensproces, en daar is vertrouwen voor nodig. Dit lijkt een paradox, maar toch ligt hier de sleutel. Want we ervaren al tijdens ons leven telkens weer dat iets tot een eind komt, levensomstandigheden, relaties…
Dan laten we los – vrijwillig of gedwongen – en het leven gaat verder. Misschien geeft het in het begin nog een vreemd gevoel maar: we leven verder.
Dat geldt voor het uiterlijke evenzo als voor ons innerlijk. We vernieuwen onszelf, laten oude denk- en gedragspatronen los, laten overleefde emotionele patronen achter ons. Zij sterven – maar wij leven verder. En terwijl we leren dat we door stervensprocessen kunnen groeien, groeit ook ons vertrouwen in het leven – want het leert ons hoe te sterven.
O Heer, geef ieder zijn eigen dood.
Het sterven dat voortkomt uit het leven
waarin hij liefde kende, zin en nood.
Want wij zijn slechts de schaal en het blad.
De grote dood, die ieder in zich heeft,
dat is de vrucht waar alles om draait.
O Herr, gib jedem seinen eignen Tod.
Das Sterben, das aus jenem Leben geht,
darin er Liebe hatte, Sinn und Not.
Denn wir sind nur die Schale und das Blatt.
Der grosse Tod, den jeder in sich hat,
das ist die Frucht, um die sich alles dreht.
Rainer Maria Rilke
Krishnamurti zegt in Vrijheid van het bekende [1]:
De dood is altijd een van de problemen, misschien het grootste probleem in het menselijke leven geweest,
en hij vervolgt:
Niet de liefde, niet de angst, niet relaties maar deze vraag, dit geheim, dit gevoel van tot een einde gaan, maakt de mens sinds oeroude tijden onrustig.
Sterven is iets in de toekomst, iets waar we bang voor zijn, wat we niet willen.
En toch is het er altijd. Hetzij door een ongeluk, door ziekte of hoge ouderdom – het is er altijd. Of we jong zijn of oud, gebrekkig of vol levensvreugde, het is er altijd.
De meesten van ons zijn bang voor het sterven, want we weten niet wat het betekent te leven. We begrijpen niet wat het betekent om te leven en daarom weten we niet wat het is om te sterven.
Zolang we angst hebben voor het leven, zullen we angst hebben voor de dood.
Een mens die geen angst heeft voor het leven, heeft geen angst voor de absolute onzekerheid, want in zijn innerlijk, in zijn ziel, begrijpt hij dat er geen zekerheid bestaat. En als er geen zekerheid bestaat, dan bestaat er alleen maar een onophoudelijke beweging, en dan zijn leven en dood hetzelfde.
Om uit te vinden wat er gebeurt als je sterft, moet je sterven. Dat is serieus bedoeld. Je moet sterven – niet fysiek, maar psychisch, innerlijk: sterven ten opzichte van de dingen die je bent gaan liefhebben en de dingen die je verbitterd hebben. Als je sterft ten opzichte van een genoegen, klein of heel groot, op een heel natuurlijke manier, zonder enige dwang of strijd, dan zul je weten wat het betekent te sterven. Sterven betekent dat ons verstand volkomen vrij is van zichzelf, vrij van alle dagelijkse verlangens, genoegens en angsten. De dood is een vernieuwing, een plotselinge verandering waardoor het denken werkelijk niet meer functioneert, want het denken behoort tot het oude. De dood betekent dat er iets volkomen nieuws verschijnt. De dood betekent vrijheid van dat wat we kennen – en pas dan zul je leven.
(Wordt vervolgd in deel 2)
Bronnen:
[1] J. Krishnamurti, Vrijheid van het bekende, Milinda Uitgevers, 1981