We zijn in de Marienkapelle van de Duitse stad Würzburg. In het noordelijke portaal gaat onze aandacht uit naar een tympaan waarop “De Verkondiging aan Maria” staat afgebeeld – ook wel de Annunciatie genoemd. Op een raadselachtige, reliëfachtige voorstelling zien we een slang die van de mond van de in de hemel tronende God de Vader naar het oor van Maria gaat. Op de slang, die aan het oor van de moeder Gods de gestalte van een duif aanneemt, glijdt het naakte, met een kruis gesierde Christuskind naar zijn moeders oor toe. Dat oor is omgeven door een duif.
Foto: Tillman 2007 CC BY-SA 4.0
Het werk dateert uit de periode vlak voor 1400. De ongebruikelijke verbinding tussen de mond van God en het oor van Maria is geen uitvinding van de anonieme, laatmiddeleeuwse beeldhouwer. Integendeel, hij heeft in beeld gebracht wat in de vierde, vijfde eeuw vaste geloofsovertuiging was: de ontvangenis van de zoon Gods vond plaats door het oor van Maria waardoor haar maagdelijkheid intact bleef. Het is een heel andere invulling van het kerstgebeuren dan het traditionele verhaal dat nu in vrijwel de hele wereld in zwang is. De geboorte door het oor van Maria lijkt echter finaal weggevaagd uit het collectieve geheugen. Het is bijna in geen enkele bron meer terug te vinden. Op maar enkele plaatsen in Europa, zoals in Amiens en in Neder-Oostenrijk, vinden we er nog gehavende voorbeelden van.
Dit is des te opmerkelijker als we bedenken dat de christelijke feestdag van de Annunciatie – 25 maart, dat is negen maanden voor Kerstmis – een belangrijke is en symbool staat voor de overgang van het oude naar het nieuwe testament. De annunciatie viel zelfs eeuwenlang samen met het Florentijns nieuwjaar. De invoering van de gregoriaanse kalender maakte daaraan een eind. Tot op de dag van vandaag is het feest van de “Verkondiging aan Maria” in Florence nog steeds aanleiding voor een alternatieve, traditierijke “nieuwjaarsviering”, op 25 maart dus. De geboorte door het oor (lat. concepcio per aurem) was ook gemeengoed onder kunstenaars. Vroeg- Byzantijnse afbeeldingen getuigen daarvan evenals een groep Italiaanse schilderijen uit de dertiende eeuw alsook de indrukwekkende wandschilderingen in de kapel van de Egyptische necropolis van El – Bagawat (4e en 5e eeuw).
Onze belangstelling voor het onderwerp neemt alleen maar toe als we ontdekken dat de geboorte door het oor geen christelijk monopolie is maar universele trekken vertoont. In de oosterse legende van de Mongoolse heiland Chigemouni bij voorbeeld vernemen we dat hij de beeldschone Mahana, de meest volmaakte jonkvrouw op aarde, tot de zijne verkoos en haar bezwangerde door tijdens haar slaap in haar rechter oor te dringen. En Gustav Jung stelt in een van zijn werken dat de Mongoolse Buddha uit het oor van zijn moeder werd geboren.
Deze ogenschijnlijk merkwaardige, vergeten voorstelling van de ontvangenis van de geest, die in het Nederlands ook wel Maria Boodschap wordt genoemd, vraagt om nadere opheldering. We hebben hier onbetwist te maken met een symbolische uitdrukking van een verborgen waarheid en zeker niet met de letterlijke beschrijving van een feitelijk gebeuren.
Waarom weten we zo weinig van de geboorte door het oor en waarom is het verschijnsel vrijwel onzichtbaar in onze historische spirituele traditie? Waarom heeft de geboorte juist door het oor plaats?
Het antwoord op de eerste vraag zal niet verrassen. In de vijftiende eeuw werd de afbeelding door de heersende kerk veroordeeld omdat zij strijdig was met het dogma dat het woord Gods vlees geworden was uit het lichaam van een maagd. Men vreesde dat de geboorte door het oor de aandacht zou vestigen leer van de grootste gnosticus
Jezus beheerste zich onder alle omstandigheden. Jezus verwerkelijkte zijn goddelijkheid, hij at en dronk op een bepaalde wijze zonder de spijs en drank weer af te scheiden. Zo groot was bij hem de kracht van de zelfbeheersing dat er geen spijsvertering in hem plaats vond. Want hij kende het verderf niet.
Volgens Valentinus is Jezus slechts met een schijnlichaam op aarde geweest. Die onder de vroege gnostici breed aangehangen opvatting wordt ook wel docetisme genoemd [gr. dokein=schijn].
Een God barende
Maria was voor Valentinus niet werkelijk moeder, maar alleen middel en doorvoerkanaal. De bogomielen en katharen zagen dat eeuwen later precies zo. Een bogomiel heeft geen moeder Gods nodig, hij of zij is zelf een theotokos, een God barende, terwijl hij / zij het Woord van God verkondigt. Bij bogomielen en katharen was de concepcio per aurem een belangrijk aspect van hun wereldbeeld omdat ze alles verwierpen dat “uit de lust des vlezes” voortkwam.
Hier raken we een kernpunt.
De veroordeling van de geboorte door het oor maakt schrijnend duidelijk hoe ernstig “het westelijke en het oostelijke christendom zijn gelovigen heeft misleid” om Christus krampachtig als mens weer te geven, hem te beperken tot de mens die Jezus – mogelijkerwijs – eens was. “Christus is geen mens, is geen geschrift, maar een verfijnde, subtiele essentie die zich spreidt in het menselijke wezen en die voor de planeet het licht der wereld is.”
Het gehoor als oer-orgaan
Conceptie door het oor van Maria staat model voor een diep spirituele christelijke waarheid: “Het geloof komt door het gehoor”, aldus Paulus. Maria is dikwijls afgebeeld als niet kijkend naar de engel maar alleen zijn stem horend. In geloof een woord van God horend, gelooft ze.
Het oor wordt ook wel het vrouwelijk deel van het hoofd genoemd. Het gehoor heeft een bewustheid die een maximum aan aandacht biedt bij een minimum aan vooropgezette bedoeling. Het oor zelf kan niets bereiken, niets vervaardigen, het kan geen kwaad doen, het oor kiest uit het gebodene. Als iets de horende niet aanstaat kan men zich afwenden. Oor en oer zijn begrippen die dicht bij elkaar liggen. Het gehoororgaan is ons oer-orgaan; het is het eerste zintuig dat in de foetus in werking treedt en als het stervensuur daar is, is het gehoor het laatste zintuig dat ons verlaat. De Franse luistertherapeut annex keel- neus- en oorarts, Alfred Tomatis
Luisteren treedt dus al vroeg op tijdens de zwangerschap. De foetus hoort de stem van de moeder, er groeit vertrouwen dat wezens-een is met haar, vèr voordat er denken is. Dat vertrouwen dat wezens-een is, dat is de liefde.
Dan al wordt de mogelijkheid gecreëerd om later innerlijk te leren luisteren naar de “stem van de stilte” of naar “wat de geest ons verkondigt uit het nieuwe levensveld”. Daarvoor zijn geen raadselachtige afbeeldingen nodig.
Hoe kunnen we het innerlijke horen en zien ontwikkelen? Wat is de levenshouding van een mens die hiernaar streeft?
Tat stelt deze vraag aan Hermes: Wat voor een mens is dat, Vader?
Dat is een mens die weinig spreekt en aan weinig het oor leent. Want wie zijn tijd besteedt aan het houden en aanhoren van disputen vecht tegen schaduwen. Immers God, de Vader, het Goede, laat zich noch uitspreken, noch door het (gewone) gehoor vernemen.
Echter, ons innerlijk oor kunnen we pas ontwikkelen als we ook het uiterlijk horen in sociale zin vervolmaken. Horen is een unieke manier van waarneming, we “zagen” dit al eerder. Geluiden kunnen niet veranderd worden of weggeduwd. We kunnen onze ogen sluiten, onze neuzen dichtknijpen, ons terugtrekken van aanraking en weigeren te proeven. Maar onze oren kunnen we niet sluiten. Als “het oog is de lamp voor de voet” die zijn licht werpt op de voorwerpen die het ziet, is het oor als een vlies dat “betrommeld” wordt en als een schelp waarin de deining van de oceaan weerklinkt. Door geluid ervaren we afstand als nabijheid en de ander als nabij.
Luisteren is een proces waarin we de ander worden en de ander een deel van ons laten worden. Het ware luisteren zoekt zelfvergetenheid, geen zelfexpressie. In een dialoog van gelijkwaardige partners, is degene die luistert in de positie van de nederig ontvangende. Terwijl het woord weerklinkt, “hoort” het oor aan de ander, leent men het oor aan de ander. Voor dat korte moment geven we onze eigen identiteit op, waarna we terugkeren tot onszelf en aanvaarden dan wel verwerpen wat gezegd is.
Maar in dat vluchtige moment van zelfvervaging wordt er iets nieuws geboren!