Voorwoord
Als een die zich gedurende tientallen jaren heeft ondergedompeld in de leringen van een spiritueel, gnostiek pad, werd ik getroffen door de natuurlijke wijze waarop Chagalls werk de deur opende naar esoterische interpretatie
Hoewel hij een chassidische achtergrond had en ik een gnostiek-christelijke, creëerde de gedeelde, mystieke taal van het symbool, van licht, van verbanning en terugkeer een brug, een wederzijdse ruimte van begrip, dwars door tradities heen. In die ruimte is deze bezinning geboren.
Het is een beschouwing over de kracht van kunst om lijden vast te houden en het te overstijgen. ‘Witte Kruisiging’ verwijst niet naar wanhoop, maar naar transformatie, op de drempel tussen het zichtbare en het onzichtbare. Deze overdenkingen nodigen de lezer uit om voorbij historische gebeurtenissen nog eens te kijken – en naar binnen te kijken – naar de metafysische dimensie van pijn, uithoudingsvermogen en goddelijke herinnering.
Het is ook een oproep om kunst niet slechts als een uitdrukking van iets te zien, maar meer als een openbaring. Een schilderij zoals dit heeft een potentieel dat veel verder gaat dan esthetische contemplatie. Het functioneert als een icoon, een spiritueel instrument dat de vibraties van een universele boodschap in zich draagt: het lijden kan geheiligd worden en de duisternis kan licht in zich dragen. De kijker wordt aangemoedigd om zo’n werk zowel met de ogen als met de ziel te benaderen, een manier van kijken, afgestemd op de stille betekenisvolle melodie die net onder de oppervlakte ligt.
‘Witte Kruisiging’: een mystieke visie in historische tijd
De spirituele kracht van ‘Witte Kruisiging’ ligt in zijn stilheid, en de weigering om een gemakkelijke oplossing te bieden. In deze terughoudendheid ligt zijn radicaliteit. Terwijl anderen kunst misschien gebruiken om te protesteren, roept Chagall een diepere transformatie op, die door het lijden heen ontstaat en het uiteindelijk overstijgt.
Marc Chagalls ‘Witte Kruisiging’ werd in 1938 geschilderd, een tijd van intense politieke en spirituele onrust. In dat jaar vond de zogeheten Kristallnacht plaats in Duitsland, een huiveringwekkende prelude naar de Holocaust. In dit klimaat van vervolging en vernietiging, antwoordde Chagall niet met propaganda, maar met een visie die de geschiedenis verankerde binnen een spiritueel kader.
De gekruisigde figuur is onmiskenbaar Joods – gewikkeld in een tallit, gekenmerkt door de tekenen van zijn volk. Rondom hem branden de symbolen van het Joodse leven: synagogen, gebedsrollen, huizen. De mensen vluchten in doodsangst. Vanaf het kruis straalt echter het licht. Niet het licht van overwinning, maar van getuigenis en volharding.
Hoewel geworteld in de geschiedenis, reikt de schildering daar bovenuit. Het is zowel een aanklacht als een inwijding. Chagall geeft ons geen antwoorden – hij biedt ons stilte en symbolen aan. De figuur op het kruis is sereen en lichtend. Zijn lijden is innerlijk en geheiligd. De omringende chaos wordt tot een visueel schrift – een mystiek alfabet van opstanding en rouw.
Deze visie transformeert het historische moment in een spiritueel landschap. Het trauma van verbanning, het verbranden van de tempels, de vlucht van families – dit zijn niet alleen letterlijke tragedies maar ook symbolen van het verlangen en de desoriëntatie van de ziel.
Het geniale van Chagall ligt in het vertalen van een absolute, concrete lijdensweg in metafysische taal. Op deze wijze functioneert ‘Witte Kruisiging’ als een modern psalter: het klaagt, het herinnert en het hoopt.
White Crucifixion door Marc Chagall, Art Institute, Chicago
Het schilderij nodigt de kijker uit om in een meditatieve staat in te gaan in de stilheid en de intensiteit. Het schreeuwt niet. Het onthult. Het beschuldigt niet. Het weerspiegelt. Dit soort stilheid is een taal – de taal van de ziel. De gekruisigde figuur, stralend te midden van vernietiging, toont ons een zeer diepe paradox: hoe meer innerlijk het lijden, hoe uitgebreider de verlichting.
De innerlijke betekenis van het symbool en het licht
Wanneer we ons bezinnen op een dergelijk werk, kunnen we niet anders dan ons meegetrokken te voelen in de stromingen van een spirituele traditie, pulserend onder de oppervlakte. Zoals de oude mystici spraken over een sluier tussen het aardse en het goddelijke, zo schildert Chagall die sluier, en scheurt die open. Zijn symbolen verwijzen niet slechts naar betekenis; ze trillen van aanwezigheid. Elke penseelstreek draagt de herinnering aan ballingschap in zich en het verlangen naar terugkeer. Het roept een waarheid op die door alle tijden heen resoneert: dat de zichtbare wereld slechts een gewaad is dat over onzichtbare werkelijkheden is geweven.
In de oude gnostieke kosmologie daalt de Logos neer in de stof om de godsvonken, verstrooid over de hele wereld, te wekken. Deze neerdaling is geen straf maar een doel – een goddelijke interventie geboren uit mededogen. In ‘Witte Kruisiging’ verschijnt de gekruisigde figuur als deze afgezant: lichtgevend, niet ondanks het lijden, maar juist dankzij het lijden. De straling die hem omgeeft is geen versiering; het is de essentie. Hij belichaamt het mysterie, bekend zowel bij de mystici als bij de zoeker – dat het Licht wordt geboren in het diepste diep.
In de kabbalistische traditie begint Tikkun Olam – het herstel van de wereld – van binnen. Het goddelijke licht, verstrooid over de hele schepping, wordt weer bijeengebracht door middel van bewustzijn, nederigheid en liefde. De lichtende figuur van Chagall suggereert dat dit licht niet ver van ons is, maar aanwezig te midden van pijn. Het is niet slechts een symbolisch licht, maar een roep om mee te doen, om ons eigen innerlijk licht te wekken, in het aangezicht van de buitenste duisternis.
Het concept van Shekinah – de inwonende, vrouwelijke goddelijke aanwezigheid – doordrenkt het schilderij. Zij is voelbaar in de rouwende man met de Thora, de vluchtende figuren en de brandende synagoge. De Shekinah is in ballingschap met haar volk, maar zij heeft hen niet verlaten. Zij wacht in de as, gesluierd in rouw. Haar aanwezigheid, hoewel verborgen, is voedend. In het joodse mysticisme weerspiegelt haar verbanning hoe de ziel verbannen is van het goddelijke, en hoe haar redding onafscheidelijk verbonden is met de onze.
Voor degenen die doordrenkt zijn van het gnostieke gedachtegoed is deze gekruisigde figuur een echo van de Logos – het goddelijke Woord dat in de materie is gevallen om de vonken naar huis te roepen. Het is het oeratoom, het zaad van goddelijkheid dat in elke ziel begraven ligt. Het schilderij roept ons niet op om aan het lijden te ontsnappen, maar om het te transformeren. Door deze transmutatie wordt de ziel niet verbroken maar verfijnd en wordt zij transparant voor een hoger licht.
Elk onderdeel is doelbewust gekozen. De synagoge wordt niet gewoon vernield – zij wordt gereinigd. De gebedsrollen zijn niet alleen heilige teksten – ze zijn vlammen van het geheugen. De vluchtende figuren zijn niet enkel slachtoffers, maar reizigers die de vonk voorwaarts dragen. En in deze beweging gaat de reis van de ziel voort.
Symbolen zijn in Chagalls werk geen ornamenten, geen versieringen. Het zijn deuren. In dit schilderij leidt iedere deur naar het eeuwige. Wat willekeurig lijkt, wordt geordend. Wat hopeloos lijkt, wordt van binnenuit verlicht. Het hele doek wordt een kosmisch commentaar dat in stilte verwoordt wat woorden niet kunnen uitdrukken.
Een kaart voor de innerlijke reis
De reis van de ziel door smart, vuur en transformatie is in mystieke tradities niet onbekend. In het symbool van de ‘Witte Kruisiging’ kunnen wij een soort heilige cartografie ontdekken, die aanvangt met een historische tragedie maar verwijst naar innerlijke wedergeboorte. Het doek geeft aan dat het pad door de duisternis niet loopt via ontwijken maar via transmutatie. Zijn geometrie is niet alleen artistiek, zij is ook inwijdend.
De compositie van Chagall is aan de oppervlakte weliswaar chaotisch, maar geordend qua betekenis. Het is alsof hij een geheiligd manuscript heeft geschilderd. Het kruis, het vuur, het wenen, het licht – alle elementen vormen een spirituele geometrie. Elk beeld werkt als een symbool en nodigt de beschouwende kijker uit om hiermee op één lijn te komen.
Zwevende figuren bovenin het schilderij, misschien zielen of engelen, suggereren een opstijgen. Dit is geen vlucht uit de wereld maar een terugkeer naar de essentie. De gekruisigde figuur is de as. Het stille punt in de wervelende storm. Hij verzet zich niet, hij straalt.
Dit werk is een oproep tot degenen die zich een banneling voelen – banneling van geloof, van oorsprong en bedoeling. Het spreekt in de gedeelde taal van het lijden en van het licht. De gnosticus kent deze reis. De kabbalist ook. De zoeker ervaart het als een herinnering van iets dat lang werd vergeten en dringend noodzakelijk is.
Naar dit schilderij kijken, betekent naar binnen getrokken worden. Om tegenover de geschiedenis te staan als een getuige en als deelnemer aan de menselijke zoektocht naar betekenis, hoop en vernieuwing. Zelfs bij ineenstorting blijft er iets over. En vanuit dat iets begint de reis. Zo wordt het schilderij een poort naar de eeuwige stad die we in ons hart meedragen.
De reis waartoe het uitnodigt gaat niet om dogma’s of ideologie maar om waarheid, die ervaren kan worden. De kijker wordt de ingewijde. Het schilderij wordt de drempel. Elk pad van spiritueel ontwaken begint met zulk een moment – een ogenblik van stilheid, voor het mysterie, een moment van herkenning voor het eeuwige.
Een schilderij dat ook naar jou kijkt
‘Witte Kruisiging’ werkelijk zien, is erdoor gezien te worden. Het is niet passief. Het eist geen interpretatie, maar nodigt uit tot aanwezigheid. Het wacht op iemand die voorbij het afgrijzen de heiligheid kan zien, voorbij de verbanning de essentie. Het nodigt de kijker uit tot geheiligde stilheid. Het schilderij wordt tot een spiegel. Wat we zien, hangt af van wat we brengen. Het biedt vriendschap aan de ziel die zoekt. Het geeft waardigheid aan pijn en vorm aan het vormeloze verlangen dat drijft naar innerlijk leven.
Het is geen illustratie van een dogma, maar een icoon van transformatie. Het is kunst, niet als een vlucht, maar als een heiligdom. En in dit heiligdom kan de zachte stem van het goddelijke weer gehoord worden. De stilheid wordt geheiligd. De stilte wordt tot lof. Hier wordt kunst een gebed.
Naschrift
In bezinning op ‘Witte Kruisiging’ keer ik nog eens terug naar die stille figuur. Hij schreeuwt het niet uit. Hij beschuldigt niet. Hij houdt vol, verlicht en nodigt uit. Zijn witte licht is het licht van de ziel, geduldig brandende in de ruïnes van de wereld.
Op het pad dat ik bewandel, is de kruisiging het teken van de innerlijke drempel – waar het lagere zelf terugtreedt en het eeuwige zelf geboren wordt. In het schilderij van Chagall wordt dit niet met triomf maar met tederheid weergegeven. Zijn visie herinnert ons eraan dat ware inwijding stil en innerlijk is, en badend in genade.
Het schilderij wordt tot een spiegel voor de zoeker, waarvan de betekenis echter niet vast ligt. Het wacht erop om telkens opnieuw ontdekt te worden in het licht van de ervaringen van iedere kijker. Het opent zich naar binnen toe, als een boekrol, waarbij elke keer dat je kijkt meer onthuld wordt. Het is een levend boek van de ziel.
Wat aanvangt in smart kan eindigen in een lied. Het kruis wordt tot een brug. De verbanning tot een terugkeer. De stilte in het hart van het schilderij is geen afwezigheid – het is aanwezigheid, wachtend op de ontmoeting. In deze aanwezigheid klinkt een echo van het Eeuwige Woord, dat ons voorbij de schijn naar de essentie roept .
Ik laat deze overpeinzingen achter in dankbaarheid, voor het schilderij, voor het pad en voor de mogelijkheid dat we een beetje dichter bij het licht komen dat via kunst tot ons komt. Moge elke lezer er schoonheid in vinden en een vonk van herinnering – een fluistering van het goddelijke dat ons naar huis roept.
Geraadpleegde literatuur
Chagall, M,. My Life (E. Abbott, Trans.). Peter Owen Publishers 1965
De Petri, C., Het levende woord, Rozenkruis pers
Scholem, G,. Major trends in Jewish Mysticism. Schocken Books 1995
Idel, M., Kabbalah: New perspectives. Yale University Press 1988
Kandinsky, W., Concerning the spiritual in art. Dover Publications 1977
Levi, E. (vert.) The Nuctemeron of Apollonius of Tyana. Kessinger Publishing 1992
Tuchman, M., Chagall: A retrospective. Harry N. Abrams 1985
Rijckenborgh, J. van, De Egyptische oergnosis, Rozenkruis pers
Rijckenborgh, J. van, & De Petri, C., De gnostieke mysteriën van de Pistis Sophia, Rozenkruis pers