Het verschil tussen beide werken is echter dat we bij Dante een statisch uitgebalanceerd bouwwerk leren kennen, terwijl wij in het Parzival-verhaal figuren en gebeurtenissen waarnemen die in een dynamische ontplooiing staan.
Inleiding
Het Parzival-verhaal kunnen wij zien als een van de grootste culturele en geestelijke schatten van die tijd. Wolfram schildert in machtige beelden de lotgevallen van het personage Parzival. Enerzijds worden wij op boeiende wijze geconfronteerd met een leven dat zich afspeelt in een ver verleden, anderzijds wordt ons een wereld gespiegeld, waarin wij onszelf kunnen herkennen.
Het verhaal van de Graal beschrijft niet zomaar een avontuur, maar verbeeldt met grote zeggingskracht een geestelijke realiteit, een wereld in wording waar de hedendaagse mens ook een rol in te vervullen heeft. Men zou kunnen stellen dat het verhaal van de graal zich nog steeds voortzet en dat het het einde nog niet bereikt heeft. Het graalverhaal heeft kiemkracht: er groeit en bloeit steeds iets nieuws op omdat het de taak van de mens is, daar zelf aan te werken.
Zoals bij Parzival zijn ook in onze tijd velen op zoek naar het ware levensdoel. Alle zoekers die dit doel voor ogen hebben, zijn daarom per definitie ‘graalzoekers’. Ook in onze tijd wordt de graalzoeker echter, evenals Parzival, op een dwaalspoor geplaatst, dat in de meeste gevallen naar de tegenwerkende kracht van de antigraal leidt. De werkingen van de tegenkrachten van de graal worden bijzonder uitgelicht in het verhaal van Von Eschenbach. Hierin kunnen we lezen dat de grote opponent van Parzival de duistere magiër Klingsor is. Over deze figuur later meer.
Parzival voelt in zijn wezen een niet te stuiten drang om dwars door de wereld van duisternis naar waarheid en Licht te zoeken en hij stopt niet met zoeken totdat hij zijn doel, zijn lotsbestemming gevonden heeft. Hij kan zijn queeste niet opgeven, omdat hij dan tegen zijn eigen wezen, dat hem voortdrijft, in zou handelen. De weg naar de graal, naar bevrijding uit de duisternis, ligt voor iedereen open; het enige wat men hoeft te doen is deze weg daadwerkelijk te gaan. Wanneer we het Parzival-verhaal op deze wijze tot ons nemen, kunnen we spreken over een inwijdingsweg die voor ons geplaatst wordt, een inwijdingsweg, niet gebonden aan tijd of plaats en met een zeggingskracht die door de eeuwen heen dezelfde was, is en zal zijn.
Exacte fantasie
Toen Chrétien, of Chrestien de Troyes, , omstreeks 1180 zijn verhaal Perceval ou le Conte du Graal de wereld in zond, viel dit in vruchtbare aarde want na zijn verhaal verschijnen er binnen een bepaalde periode diverse graalvertellingen. Dit is op zich een opvallend gegeven.
Alle auteurs die iets aan de graalvertelling hebben bijgedragen zijn exponenten van wat men onder ‘exacte fantasie’ zou kunnen verstaan. De term ‘exacte fantasie’ is van Goethe afkomstig. Het begrip verbeeldt de fantasie die een grote mate waarheid bevat. Het staat in verband met ‘vrij geestesleven’. De geest die in de mens door kan werken, is een hoedanigheid die niet uit hemzelf komt, maar die opgevangen wordt vanuit de kosmos. De mens is slechts in staat zich open te stellen voor deze inspiratiebron.
De levende geest is alomtegenwoordig. Wanneer er nu in een bepaalde tijd meerdere personen zich openstellen voor die levende geest, kan het voorkomen dat zij tegelijkertijd uitdrukking geven aan één en hetzelfde idee. De vertolkers van de graal waren dus absoluut geen slaafse navolgers van elkaar, maar voegden hun eigen ziele-ervaringen aan de bestaande vertellingen toe. Zij voelden zich ridders van het woord en in steeds nieuwe variaties smeedden zij een bouwwerk dat de overwinning van de geest op aarde laat zien.
Deze auteurs stonden open voor de geestelijke krachten in de atmosfeer en bouwden voort op het zaad dat door De Troyes gepland was en dat gedurende enkele eeuwen vrucht zou gaan dragen.
In 1190 verschijnt het verhaal van Robert de Boron over de graalschaal. Dit beschrijft hoe Jozef van Arimethea in de schaal, die Christus gebruikte bij het Avondmaal, het bloed opvangt van de gekruisigde.
Een ander werk komt uit in 1270. Het is Jüngeren Titurel, van Albrecht von Scharfenberg. Hierin wordt verteld over de bouw van de graalburcht en hij geeft hierbij indrukwekkende beelden van materialen die voor de totstandkoming gebruikt zijn.
De bekendste graalvertelling is van Wolfram von Eschenbach, die in de dertiende eeuw het werk wat Chrétien was begonnen, voltooide. Chrétien moest rekening houden met de inquisitie, vandaar dat zijn vertelling soms een roomse inslag heeft. Hij schildert bijna droomachtige beelden, die Wolfram meer uitdiept. Bij Von Eschenbach zijn de personages meer van vlees en bloed, aangezien zijn beleving van de Christus anders was: hij voelde hem als het ware in vlees en gebeente.
Een stroom van bezielende krachten trok gedurende enkele eeuwen door Europa en voerde de middeleeuwse mens tot indrukwekkende prestaties, die echter ook een tegenwerkende impuls teweeg brachten. Bedoeld wordt hier de ongeremde hartstocht die tot de kruistochten leidde en het fanatisme dat de ontstane gnostieke bewegingen met wortel en tak wilde uitroeien. Na verloop van tijd trad er dus ook in de graalvertellingen een verval op onder invloed van de veranderde zielegesteldheid van de mens. De beelden werden onzuiver en uiteindelijk verdwijnen gedurende lange tijd de verhalen over de graal.
Nomen omen est
Parzival – zijn naam betekent zoiets als ‘doordring de diepte van het dal’ – is het centrale personage. Hij kent zijn eigen naam niet, want zijn moeder noemde hem altijd ’goede zoon’. Dat Parzival zijn eigen naam niet kent, geeft al aan dat hij van zijn eigen bestemming geen weet had. Hij is de zoon van de weduwe Herzoloyde. Zij heeft haar man, die ridder was, verloren en wil nu dat haar eigen zoon niet in aanraking komt met het ridderschap.
‘Zoon van een weduwe’ heeft een occulte betekenis. Moeder aarde, de Terra Pestifera, had de oorspronkelijke vadernatuur verlaten en de geestelijk leiders die met het lot van de mensheid begaan zijn en hen leiden, noemen zich dan Zonen der Weduwe, zoals bijvoorbeeld de wereldleraar Mani.
Opbouw van het graalverhaal
De graalvertelling van Wolfram is strak opgebouwd in zestien delen en geeft in prachtige beelden de gehele lotsbestemming van Parzival én van de mens weer. Het getal 16 is niet een willekeurig getal. Volgens Rudolf Steiner houdt het getal 16 verband met de 16 verschillende zielegesteldheden die in relatie staan met het keelchakra. Acht van deze zielegesteldheden heeft de mens zonder eigen verdienste in een ver verleden gevormd, toen zijn bewustzijn nog dof was. De laatste acht dient de mens op eigen kracht te ontwikkelen. Vandaar dat Boeddha sprak over het achtvoudige pad om bepaalde kwaliteiten in de ziel te verwerven.
De drie fasen
Voorts kent het verhaal drie fasen van ontwikkeling: Dofheid van de ziel, Twijfel en de Saelde of de Gelukzaligheid. Parzival is geen kartonnen held, maar een mens van vlees en bloed die evenals wij, ook vele fouten maakt. Als eerste bestormt hij onbewust en onbesuisd het leven als een ‘Rode Ridder’ nog geheel reagerend vanuit zijn bloedwezen. Hierbij laadt hij steeds schuld op zich. Dan wordt hij gepijnigd door een grote innerlijke twijfel aan zichzelf en God. Om vervolgens, na de twijfel, zijn uiteindelijke bestemming te bereiken als ‘Witte Graalridder’.
Parzival leeft samen met zijn moeder in eenzaamheid diep in een bos en weet niets van de wereld om hem heen. Hij gaat gekleed in narrenkledij, dus niet in de rokken van de gewone natuur en dat geeft al aan dat hij een bijzondere bestemming heeft: hij is immers geroepen om het pad van de ziel te gaan. Op een goede dag ontmoet hij in het bos ridders van koning Arthur en Parzival is diep onder de indruk. Ook hij wil nu ridder worden en spoedt zich naar zijn moeder en vraagt om een paard. Hij neemt afscheid van haar, niet wetende dat zij na zijn vertrek sterft van verdriet. Hiermede laadt hij een eerste schuld op zich.
Parzival komt aan bij het hof van koning Arthur. Hij verslaat in een onbesuisde aanval de Rode Ridder Ither en trekt diens harnas aan, waarbij de aanwezige ridders stom van verbazing zijn. Al de avonturen die hij nu gaat beleven, verbeelden het uiterlijke ridderschap, maar hij wordt door Sigune, zijn innerlijke roepstem of geweten, op zijn lotsbestemming gezet. Zij herkent hem als zijnde haar neef, en geeft hem zijn eigen naam: Parzival.
Inmiddels heeft hij zijn vrouw gevonden: Condwiramur en die naam betekent: conduit à l’amour. Zij is degene die hem de weg naar de Liefde wijst, zij verbeeldt de godsvonk in zijn hart, die nog latent is. Kort na hun huwelijk vraagt Parzival haar of hij zijn moeder mag bezoeken. Op weg naar zijn moeder (die overleden is) vindt hij de graalburcht.
Parzival zal de graalburcht tweemaal bezoeken. De eerste keer is hij echter nog niet waardig en neemt hij onbewust deel aan de graalmaaltijd. Men verwacht van hem dat hij de zieke koning Anfortas geneest, maar daarin slaagt hij natuurlijk niet.
Het is u wellicht bekend dat de oude persoonlijkheidsmens tot een bepaald hoog doel geroepen is, alhoewel ons hele leven er geheel op gericht is, dat doel te vergeten! Wij worden immers ook iedere dag uitgenodigd een zogenaamde graalmaaltijd te gebruiken, dat wil zeggen: we worden dagelijks, in onze slaap, geconfronteerd met krachten die, omdat we ons dat niet bewust zijn, onverwerkt ons stelsel weer verlaten.
Om net als Parzival deel te kunnen nemen aan de graalmaaltijd, dienen we ons ten eerste grondig voor te bereiden; dit willen zeggen: we dienen ons hart te reinigen en ons gehele stelsel te openen voor de krachten die vanuit de andere natuur tot ons komen. Deze toestand is een ontwikkeling. Een proces dat stap voor stap genomen dient te worden en dat is alleen mogelijk op basis van een diep verlangen! Het is het verlangen daadwerkelijk weer heel te worden, genezen te willen worden. We moeten als het ware zelf, in ons eigen stelsel, de graal oprichten. Als we ons aan de gestelde voorwaarden kunnen houden, zijn we in staat de krachten die ons dan via de Christus worden aangereikt te verdragen en te gebruiken.
Deze procesgang wordt tot in de kleinste details en op humoristische wijze weergegeven in het Parzival-verhaal.
Zo ontmoet Parzival nadat hij in de graalburcht is geweest, voor de tweede maal Sigune. Als zij hoort dat Parzival koning Anfortas niet heeft kunnen genezen, is zij boos en scheldt hem met niet mis te verstane woorden uit. Wanneer hij aankomt in het slot van koning Arthur doet de lelijke Cundrie er nog een schepje bovenop. Zij is de personificatie van zijn eigen astralis die nog niet gereinigd is en vandaar dat Cundrie een ruig gelaat heeft, oren als een beer en nagels als van leeuwenklauwen!
Hij wordt, evenals zijn aanwezige neef Gawan, met een hagel van verdriet overstelpt.
Met hangende pootjes verlaten beide ridders het gezelschap van koning Arthur en Parzival belandt nu in de tweede fase: de Twijfel.
Parzival en Gawan besluiten ieder een eigen weg te gaan en de eerste verdwijnt nu tijdelijk van het toneel. We volgen dan de avonturen van zijn neef Gawan die een speciale rol in het leven van Parzival heeft.
Gawan
Zijn neef Gawan is de wegbereider en heeft de functie om al de fouten die Parzival maakt, met de mantel der liefde te bedekken. Vandaar dat Gawan de personificatie is van de hartwerkzaamheid, zoals Parzival de personificatie van de hoofdwerkzaamheid is.
We horen nu even niets meer van Parzival die verstrikt ligt in zijn denken. Wolfram laat hiermede zien dat de weg die Parzival bewandelt, als representant van het denken, een doodlopend pad is. Op het pad van bevrijding dienen hoofd en hart samen te werken!
Gawan heeft allerlei spannende avontuurtjes met schone jonkvrouwen; een prachtige vondst van Wolfam om de hartwerkzaamheid te verbeelden!
Gawan komt ook aan in het toverslot van de duistere magiër Klingsor waarbij hij vele kwellingen moet doorstaan. Wanneer hij echter met succes de beproevingen te boven komt, wordt hij heer en meester over het slot en heeft hij de magiër overwonnen die dan verdwijnt. Gawan bevrijdt met deze indrukwekkende daad de door Klingsor gevangen gehouden jonkvrouwen en een vrolijke avond ontstaat.
Trevizent
Parzival, gekweld door verdriet en schaamte, zwerft nog steeds rond in de bossen en zonder dat te beseffen dwaalt hij in de buurt van Mont Savat waar de graalburcht gelegen is. Hier heeft hij een heftig gevecht met een graalridder die het gebied tegen vreemde indringers bewaakt. Uiteindelijk valt het paard van Parzival dood in een diep ravijn, de graalridder verdwijnt en laat zijn paard achter dat Parzival dan overneemt. Dit is een belangrijke gebeurtenis: Wolfram toont hier dat de oude bezieling waar hij op vertrouwde, zijn eigen paard, er niet meer is en dat er een nieuwe weg ingeslagen dient te worden. Er is zich een nieuw soort bewustzijn aan het ontwikkelen.
Parzival laat zich leiden door het graalpaard en op die wijze vindt hij de heremiet Trevizent. Deze heremiet is voor Parzival een belangrijk personage. Hier vindt Parzival een luisterend oor en nadat hij zijn eigen situatie heeft verteld, wordt hij getroost en gesterkt door de kluizenaar en hervindt hij zijn geloof. Hier verneemt Parzival dat Trevizent de broer van de zieke koning Anfortas is en dat er gewacht wordt op een ridder die hem zou kunnen genezen. Parzival ontdekt dan dat hij die ridder moet zijn geweest en schaamt zich diep over zijn falen. Trevizent troost hem en zegt dat hij vol vertrouwen in God en zijn lot moet zijn.
De ontmoeting met de heremiet geeft het verhaal een totaal andere wending en Parzival gaat weer vol goede hoop op zoek naar de graalburcht.
Hoofd, hart en bekken
Wie het zielepad onderneemt, dient rekening te houden met het feit dat er een eenheid tussen hoofd, hart en bekken moet komen.
De mens heeft drie bewustzijnsstadia: er is sprake van een hersenbewustzijn en een hartbewustzijn, vandaar dat we de mens kunnen verdelen in denktypes en gevoelstypes, maar het werkelijke motief tot handeling komt voort uit het bekken waar het onderbewustzijn huist. Hierin liggen alle ervaringen, hoedanigheden en talenten uit vorige incarnaties opgeslagen. Het is de samengebundelde kracht van het karma en van het zelfbehoud. Dit alles vormt dus het bekkenbewustzijn wat sturend en dwingend genoemd kan worden.
Eenheid hoofd en hart
Wanneer op een dag de representanten van hoofd en hart Parzival en Gawan dus, elkaar ontmoeten ontstaat er een heftig gevecht, want Parzival herkent zijn neef niet. Hij schrikt wanneer hij er achter komt dat hij met zijn eigen familie gestreden heeft en biedt zich als zijn dienaar aan. Het intellect wil zich dus ondergeschikt maken aan het hart en dan vertelt Gawan hem dat Parzival zich zelf heeft overwonnen.
Dit is een belangrijk gegeven, want nu is er een versmelting tussen hoofd en hart bewerkstelligd. De eerste stap op het zielepad is met deze daad werkelijkheid geworden.
Dat is echter nog niet voldoende, want het bekkenbewustzijn is nog niet overwonnen. Om dit te weeg te brengen, volgt er een confrontatie tussen Parzival en zijn halfbroer Feirefis.
Feirefis
Wanneer men rekening houdt met het feit dat alle personen die Parzival ontmoet, aspecten van zijn eigen persoonlijkheid zijn, wordt het hele graalverhaal een stuk duidelijker.
De vader van Parzival had bij een andere vrouw een kind verwekt, maar deze was onbekend bij Parzival.
Als Parzival zijn halfbroer Feirefis ontmoet, is hij diep onder de indruk van diens verschijning.
Feirefis, als representant van het bekkenbewustzijn, is een machtig persoon, want hij wordt overstraald door de rijkdom van zijn verleden. Hij is immers de personificatie van alle vorige incarnaties. Een zeer heftige strijd op leven en dood barst er los. Tenslotte slaat Parzival zijn zwaard, waarmee hij de ridder Ither had gedood, op het hoofd van Feirefis kapot en is hij weerloos. Een cruciaal moment!
Tegen het onbewuste kan niemand vechten en er moet nu van buiten af hulp komen.
Dat zwaard was het symbool van de oude wil dat nu gebroken is.
Dan doet Parzival het enige wat hij kan doen op dat moment: hij richt zich op zijn hart atoom, zijn vrouw Condwiramur, of met andere woorden: hij laat het Licht van de Christus in zijn wezen binnenstromen dat alle tegenwerkingen doet wijken!
Parzival kon niets anders doen; er was iets in hem geknakt en omdat er geen ledige ruimte is, wordt er plaats gemaakt voor iets nieuws. Het Christuslicht biedt hem uitredding, want zonder hulp kan men het onderbewustzijn niet overwinnen.
Voor Feirefis is er geen eer meer te behalen: hij vecht niet tegen ongewapende lieden.
Ze gaan zitten, openen een gesprek en komen er achter dat zij halfbroers zijn. Een heel belangrijk moment, want Parzival heeft nu een eenheid bereikt tussen hoofd, hart en bekken, tussen denken, voelen en willen! Hij heeft zichzelf overwonnen en moet nu snel naar de graalburcht alwaar hij koning Anfortas zou kunnen genezen.
Onderweg komen zij Cundrie tegen die er nu uit ziet als een charmante dame. Dit loopt in de pas met de gereinigde astralis van Parzival waarvan Cundrie de personificatie is. Tevens ontmoet Parzival op zijn weg naar de burcht zijn vrouw Condwiramur met haar twee kinderen. Het hele gezelschap begeeft zich op pad naar de graalburcht.
Anfortas
Koning Anfortas had in het verleden het pad van ‘Amor’ gevolgd en dat was volgens zijn broer Trevizent niet de juiste methode om een waardige graal koningin te vinden.
Hij moest hier een hoge prijs voor betalen en liep een wond op aan zijn geslachtdelen die niet kon genezen tot dat er een ridder zou komen die hem hiervan zou kunnen cureren.
Wanneer Parzival in de graalburcht is, spreekt hij tot Anfortas: ‘Heer, wat deert u?’
Terstond krijgt de koning een gezonde kleur op zijn gezicht en is genezen.
Dit vraagt natuurlijk om een uitleg.
Parzival heeft zichzelf overwonnen en heeft nu een volmaakt keelchakra. Hij is in staat de gave van het magische Woord te hanteren, geïnspireerd door de kracht van de Graal, de Heilige Geest. De woorden van Parzival zijn geen gebaren meer van de keelkop, maar zijn geladen met de scheppingskracht die uit Christus is en genezend voor de mensheid kan zijn. Dan kan het woord werkelijk ‘levend’ worden. Op deze wijze kan Parzival, als representant van de nieuw geworden mens, de koning uit zijn lijden verlossen.
Met de vereniging van zijn halfbroer Feirefis heeft Parzival een eenheid bereikt tussen denken, voelen en willen en is hij meester van de steen geworden die met zijn handelen in dienst staat van de Gnosis.
De duistere magier Klingsor
Vanuit de graalburcht op de Mont Salvat stroomden machtige geestelijke krachten de wereld in. Haar tegenwerkende impuls vinden we in het slot van de tovenaar Klingsor, de Heer van het rijk Schastel Marveil. Dus ook de werkingen van de tegenkrachten van de graal worden bijzonder duidelijk gemaakt in het graalverhaal van Von Eschenbach. De magiër Klingsor is hier de grote opponent van Parzival.
Alles wat Wolfram over het grillige rijk van Schastel Marveil schrijft, staat in direct verband met het luciferische karakter van het boze.
Het personage van Klingsor berust op een historisch figuur: Steiner verbindt hem met de hertog van Capua, ook een tovenaar en in de buurt wonend van de vulkaan de Vesuvius.
Von Eschenbach vertelt ons dat Klingsor zich verbond met koningin Iblis toen hij op Sicilië aankwam. Wanneer haar echtgenoot achter hun verhouding komt, moet Klingsor de ontmanning ondergaan.
Iblis staat in de mythologie van de Islam gelijk aan de gestalte van Lucifer en zij brengt als luciferisch wezen Klingsor bepaald geen heil!
Klingsor probeert in eerste instantie een graalridder te worden, maar de oude koning Titurel zag dat zijn hart zwart was en weigert hem aan te stellen. Klingsor was hierover zo verbolgen dat hij dan woedend de volgende woorden zegt:
‘Als ik de graal niet kan dienen, dan zal de graal míj moeten dienen!’.
Hij ontwikkelt zich dan als boze tovenaar, neemt 400 jonkvrouwen en 4 koninginnen gevangen die de ridders tegen moeten houden die op zoek zijn naar de graalburcht.
De graalburcht is moeilijk, ja zeer moeilijk te vinden, maar het toverslot van Klingsor, de anti-graalburcht is boven op een berg gebouwd en de negatieve stralingen die hier vanuit gaan zijn in de directe omgeving te voelen.
Klingsor houdt iedereen in zijn ban en de mensen in zijn omgeving zijn gedwongen zijn bevelen op te volgen. Bij hem is alles omgedraaid: de ander is er om hem te dienen en daarbij wordt zijn eigen astralis geactiveerd.
Klingsor had in zijn toverslot een magisch toestel: een zuil waar men de wereld tot op zes mijlen ver kon zien. In tegenstelling tot de graaltempel waarin je met jezelf wordt geconfronteerd, zien we het andere uiterste in het toverslot van Klingsor: hier word je voortdurend aan de uiterlijke wereld om je heen blootgesteld. Met andere woorden: men komt van alles over de ander te weten, maar vergeet zich zelf onder de loep te nemen.
Is deze wonderlijke zuil ook in onze kamers niet aanwezig? U ziet dat de duistere magie nog steeds werkzaam is en Von Eschenbach was op dit punt zeker een visionair te noemen!
De macht van het kwaad
Sicilië, het eiland waar Klingsor zijn slot bezat, had bepaalde eigenschappen waarop de magiër zijn duistere krachten kon activeren.
De geschiedenis van zijn kasteel, Calta Bellotta of Kalot Embolot gaat terug naar een tijd ver voor Christus. De bouwer was Daidalus uit Athene, die een geniaal beeldhouwer en architect was. Als eerste is zijn noodlot verbonden met dat van Calta Bellotta, daar hij zijn zoon Icarus verloor, die te hoog vloog met zijn door Daidalus gemaakte vleugels en neerstortte in zee.
Vanaf de 7de eeuw werd Sicilië belaagd door de Arabieren vanuit Karouan en een groep magiërs van de Aissaou sekte nam zijn intrek in het slot van Calta Bellotta.
Deze Aissaou sekte beoefende nog tot voor de 2de wereldoorlog occulte praktijken met gruwelijke martelingen en bewustzijnsoefeningen.
Vanuit dit slot verbreidde zij hun verderfelijke Iblis cultuur die tegen de graal gericht was. De verbinding van Klingsor met de wezenheid van de Iblis cultuur behoort tot de aller schadelijkste van de gehele aarde ontwikkeling, Zij bracht een disharmonie te weeg die heden ten dag nog occult waar te nemen is op Sicilië en die haar schaduw werking heeft op de moderne maatschappij.
Bodemgesteldheid
De bodemgesteldheid is van grote invloed op de mens en het is niet toevallig dat de anti-graalburcht zich op Sicilië kon vestigen. Hier bevindt zich de grootste actieve vulkaan van Europa: de Etna. De vulkanische gesteldheid van de bodem staat in directe relatie met de morele hoedanigheid van de mens. De aarde is immers een levend organisme dat kan reageren op de psychische aandoeningen van haar bewoners. De aarde heeft 9 lagen of strata die elk hun eigen kenmerken vertonen. Men weet in deze tijd alles over de kosmos, maar over de aarde zijn maar slechts enkele kilometers bekend. Dit loopt parallel met de mens: hij weet veel over de ander, maar heeft weinig of geen zelfkennis!
De taak van de mens op aarde is van uiterst belang: hij staat immers centraal tussen de negenvoudige engelenhiërarchie en de negenvoudige aardstrata beneden hem. Hoge machten werken vanuit de kosmos op de aarde terwijl polaire krachten vanuit de aarde naar boven werken. Bij de afkoeling van de aarde vluchtten deze krachten naar het binnenste van de aarde en toen de aarde zich verhardde werden deze krachten als het ware gevangen gehouden.
Vanuit de 6de aardlaag, de vuuraarde, lopen een aantal schachten naar verschillende plaatsen op de aarde die de vulkaankraters vormen. Het 7de aardstratum geeft een getrouwe weergave van wat zich op de aarde afspeelt op moreel gebied. Bij een toename van immoraliteit worden krachten in deze laag ontbonden en wordt de vuuraarde in beweging gezet met als gevolg een vulkaanuitbarsting.
De 8ste laag wordt de versplinteraar genoemd: alle levende organismen worden hier na de dood oneindig veel vermenigvuldigd. Deze laag is tevens de zetel van de disharmonie en immoraliteit. Weet een zwart magiër dit gebied te bereiken dan wordt zijn boosheid oneindig maal vergroot.
Het niet verbazingwekkend dat Sicilië bij uitstek geschikt is voor de werkzaamheid van negatieve krachten vanwege haar vulkanisme en haar vroegere geschiedenis die verband houdt met zwart magische praktijken.
Bovendien is het ook niet verwonderlijk dat hier een anti maatschappelijke of anti christelijke beweging als de maffia kon ontstaan.
De tegenwerkende krachten van de graal kunnen niet zelf iets scheppen: zij imiteren slechts waarbij alles omgedraaid wordt.
De ridders die de graal wilden naderen, dienden het verheven doel van de Liefde te verwerkelijken. Om de Liefde te kunnen naderen, moesten zij zich oefenen in de 7 ridderdeugden 4 lagere en 3 hogere zielegesteldheden te weten: maat, moed, wijsheid en gerechtigheid als de vier lagere en geloof, hoop en liefde als de 3 hogere.
Wel, we zien in onze wereld dat deze zielgesteldheden vaak dagelijks omgedraaid worden: immers de waarheid is leugen geworden en de leugen waarheid!
Doch de ridders uit de Parzival hielden zich niet bezig met het lagere; zij bevrijdden het schone in zich zelf, in de verhalen een mooie jonkvrouw, en verjaagden hiermede hun eigen demonen.
Het is wellicht duidelijk geworden dat de hedendaagse mens een grote verantwoordelijkheid heeft ten opzichte van wat er met de wereld gebeurt. Hij dient te beslissen of hij de graal of de anti-graal wil dienen.
Christus sprak al: ’Wie niet voor mij is, is tegen mij.’ Dit betekent dat wie niet bewust de Graal dient, zich, en dit vaak onbewust, verbindt met de anti-graal en dus gebonden is aan de duistere krachten van Klingsor!!
Beter is het om in de voetsporen van Parzival te treden. Hij heeft zijn angsten en waanbeelden achter zich gelaten en zijn queeste tot een goed einde gebracht. Aan zijn kruisgang is een einde gekomen om op te gaan in het centrum van het Niets, waar het Goddelijk Al besloten ligt. De Rode ridder van het strijdende zwaard heeft plaats gemaakt voor de Witte graalridder die het zwaard van het Woord doeltreffend kan hanteren.
De graalweg van Parzival wordt tot slot geïllustreerd met een gedicht van Mani, eveneens een zoon van een weduwe:
Neemt op uw kruis
Schudt de wereld van u af.
Maak u los van de banden des bloeds.
Onderwerpt de oude mens.
Vervult de heilige weg.
Geeft ruimte aan de duif met de witte vleugelen.
Zet geen slang naast haar.
Verheugt u, mijn geliefden.
Bronnen:
Wolfram von Eschenbac, Parzival, Christofoor, Uitgeverij, 2010
Jan van Rijckenborgh, De Komende Nieuwe mens, Rozekruis Pers, Haarlem 1999
Benita Kleiberg, Het Gaalmysterie van Parzival, Rozekruis Pers, Haarlem 2022
Max Heindel, Wereldbeschouwing der Rozenkruizers, Rozekruis Pers, Haarlem 2000
Mani, Mani’s Lichtschat, Rozekruis Pers, Haarlem 2017